4
Vluchten kon niet meer.
Jelle had alle gevoel voor oriëntatie verloren. Hij zag geen hand meer voor ogen. Zijn rationele kant zei hem dat het vuur in het rotsachtige terrein niet genoeg brandstof zou vinden, maar zijn verstand weigerde dat te geloven. Hij zou hier en nu de vuurdood sterven. Er was geen zuurstof meer in de lucht. Hij dreigde te stikken. Toen hij de giftige rook inademde, begon hij zo hartverscheurend te hoesten dat het leek of hij bezig was zijn longen naar buiten te spuwen. Hoog boven hem hoorde hij de kreten van Laura, die steeds ijler werden en van steeds verder weg leken te komen.
Een eeuwigheid later liet Renos haar los.
‘Het is voorbij.’
Ze zakte machteloos door haar knieën.
Naast haar mompelde de gids een gebed in het Grieks. Ze sloeg de ogen op.
Het hele landschap voor haar was in korte tijd veranderd in een rokende woestenij. De pijnbomen op de top van de berg waren verzengd tot zwartgeblakerde stammen, die nog nasmeulden in de wind. De wilde gewassen op de hellingen waren verschroeid tot walmende resten en van de verspreid staande kurkeiken stonden alleen nog de verkoolde skeletten overeind. Uit de geul waar Marc in was terechtgekomen steeg op sommige plekken nog wat rook op.
‘Kom. Misschien…’
Ze ontwaakte uit haar verdoving. Zonder erbij na te denken begon ze in volle vaart de helling af te dalen. Al bij de eerste stap gleden de stenen weg onder haar voeten en ze schoof op haar rug omlaag in een waterval van gesteente. Ze kwam met een klap tot stilstand tegen het rotsblok waar Jelle dekking achter had gezocht, en bleef aangeslagen liggen. Renos, die minder risico bij de afdaling had genomen, verscheen naast haar en hielp haar overeind.
Jelle lag gekromd als een foetus, de armen beschermend over zijn hoofd geslagen. Ze knielde naast hem neer. De rug van zijn handen was rood en lichtjes gezwollen van de hitte.
‘Jelle?’
Voorzichtig trok ze zijn armen weg van zijn gezicht, dat besmeurd was met vuil en verdroogde spuug. Hij lag roerloos, zonder te ademen. Ze trok haar T-shirt uit en veegde daarmee zijn gezicht schoon. Zijn oogleden trilden. Ze tilde zijn hoofd op en hij sloeg de ogen op.
Ze hijgde van opluchting.
‘Jezus, Jelle. Ik dacht dat je er geweest was.’
Hij glimlachte wat beverig. ‘Ik ook.’
Uit de diepte van de kloof klonk de boze stem van Marc.
‘Willen jullie verdomme ophouden met flikflooien en me hieruit helpen?’