36
Rape drug!
Verkrachtingsdrug!
G-spot of GHB, gammahydroxyboterzuur, was in eerste instantie een narcosemiddel dat in ziekenhuizen werd toegediend aan mensen die een operatie moesten ondergaan, maar het werd nooit op grote schaal gebruikt vanwege de bijwerkingen en het werd al snel vervangen door andere toepassingen. Later gingen louche individuen het gebruiken in het uitgaansleven als een verkrachtingsdrug door het ongemerkt in de cola van een meisje te gieten. Door de verdovende werking op het centrale zenuwstelsel werd het meisje een willoze prooi, die zich na het ontwaken ook vaak niet goed kon herinneren wat er was gebeurd. Het middel werd een tijdlang openlijk verkocht in smart- en in seksshops, maar verdween naar het illegale circuit toen de verkoop bij wet werd verboden. Het ging de verkrachter daarbij niet zozeer om de seks, als wel om de kick iemand die tegenspartelt en tegelijk weerloos is, zijn wil op te leggen.
Jelle huiverde, en dat was niet alleen omdat zijn kleren doorweekt waren. Hij kon zich Bert Leysens met zijn lobbesachtig gezicht en zijn vaderlijke glimlach niet voorstellen als een verkrachter. Bert was een filantroop, een barmhartige Samaritaan die alles veil had voor mensen in nood. Hij was zijn steun en zijn toeverlaat. Bert zou hem nooit stiekem…
‘Hou je nu maar niet van den domme.’
Hij had de drug zelf aan zijn drankje toegevoegd. Micky had het hem zien doen. Was dat mogelijk? Het moest wel, want GHB smaakt zout, je zou het onmiddellijk proeven, zelfs na tien biertjes. Misschien had hij er ook wat van in Berts drankje gegoten.
Nee. Uitgesloten.
Na Matt had hij geen drugs meer aangeraakt. Geen cocaïne, geen speed, geen lsd, geen paddenstoelen. Laat staan GHB, de gevaarlijkste van alle partydrugs. Hij zou niet weten waar hij het vandaan had moeten halen.
Maar kon hij Micky wel geloven? Misschien had die hun een illegaal gestookte drank geschonken. Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand daar dodelijk ziek van werd. Misschien was er van verkrachtingsdrug helemaal geen sprake.
De taxichauffeur gooide zijn stuur om voor een auto die de voorrangsregels negeerde. Door het plotse manoeuvre viel Jelle opzij tegen het portier aan. Een pijnscheut schoot door zijn schouder en bracht hem tot bezinning.
De pijn die hij bij het wakker worden had gevoeld, was geen verbeelding geweest. Hij herkende hem als een oude vijand.
‘Je was al aan het flikflooien met Bert vanaf het moment dat je een voet in huis zette.’
Als dat waar was, had hij het zelf uitgelokt. Waarom zou hij dat gedaan hebben? Om de seks? No way. In feite was hij aseksueel. De enige keer dat hij er zelf van genoten had, was met Laura en dat was een eenzijdige ervaring geweest, anders had ze hem achteraf niet laten vallen als een baksteen.
Waarom dan?
Omdat hij zich bij Bert warm en beschut voelde? Om zijn consigliere te mogen zijn?
Hij pijnigde zijn hersenen.
Het voorstel om er eentje te gaan pakken was wel van Bert gekomen, dat wist hij nog. ‘Ik weet de juiste plek’, had hij gezegd.
Die juiste plek was een homoclub geweest.
Was Bert ook ‘zo’? Moest hij, zoals veel homo's, zijn seksuele geaardheid verborgen houden omdat het zijn imago als voorzitter van de koepelorganisaties voor humanitaire hulp zou kunnen schaden? Jelle herinnerde zich de vertrouwelijke manier waarop Bert hem al bij hun eerste ontmoeting had aangeraakt. ‘Twee weken kan ik bij jou blijven’, had hij in de vipbar van het Seoul National University Hospital gezegd. ‘Tijd genoeg om elkaar wat intiemer te leren kennen.’
Jelle kromp in elkaar.
Als hij het niet zelf had uitgelokt, dan had hij zich er ook niet tegen verzet. Zoals hij dat ook niet gedaan had met Matt en met de bewaarder in De Hutten.
Hij was een meeloper, een slappeling, iemand met twee gezichten. Een intrigant die zijn fatsoen te grabbel gooide om een hogere sport op de maatschappelijke ladder te bereiken, en hij maakte zichzelf wijs dat hij een bonafide strijder voor gerechtigheid was, iemand die in de knoop lag met zichzelf en met zijn seksuele identiteit.
De taxibestuurder maakte een eind aan zijn zelfbeklag.
‘Gland Hyatt Hotel’, zei hij. ‘Thilty dollar, please.’
In de lobby onder een boeddhistisch schilderij dat The Door to the Thousand Years voorstelde, werd hem de pas afgesneden door Ho, de luitenant van Seung van de gerechtelijke politie. Ho werd geflankeerd door twee streng kijkende politiemannen van de Seoul Metropolitan Police Agency in het zwarte uniform van de Special Forces. Met gestrekte arm hield hij een penning met een gouden barnstar voor zich uit alsof hij een rituele bezweringsformule tegen hem uitsprak.
‘You mistel, come along. Now!’
Jelle bleef geschrokken staan. ‘Wat zeg je? Meekomen? Waarom?’
‘Chief-Inspectol Seung say so. Now! Hully, hully.’
‘Waarom “hurry, hurry”? Wat is er zo dringend?’
Ho zwaaide geagiteerd met zijn penning. ‘Ip not hully you handcup.’
Jelle deinsde achteruit. Voordat hij wist wat er gebeurde, hadden de twee politiemannen hem ingesloten en bij de polsen gegrepen. Hij gooide het over een andere boeg. ‘Sorry, meneer Ho’, verontschuldigde hij zich. ‘Ik ga zo met u mee. Maar mag ik eerst even naar mijn kamer? Alstublieft? Om mijn medicijn te nemen.’ Hij trok een gekweld gezicht. ‘Sick. Medicine. You understand?’
Luitenant Ho trok van achterdocht zijn oogjes in nog smallere streepjes dan ze al waren. ‘Medicine? Okay. You go. One minute. You back.’ Hij ratelde een paar bevelen in het Koreaans.
De politiemannen lieten Jelle los. Hij bedankte nederig en begaf zich met zijn handen tegen zijn maag gedrukt naar de lift. Ho en zijn acolieten volgden hem op de voet, maar ze bleven staan toen een wat ouder echtpaar met hem mee in de lift stapte.
‘One minute! You back!’ dreigde Ho.
Jelle drukte op de knop voor de twaalfde verdieping. De deuren schoven dicht. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. Wat wilden ze van hem? Opnieuw verhoren? Zijn pijp was leeg. Verhalen over pijnlijke ondervragingstechnieken in Korea spookten door zijn hoofd. Hij zou het niet overleven. Niet vandaag. Eerst moest zijn gekwelde lichaam tot rust komen.
De lift hield halt op de achtste verdieping. Het echtpaar stapte uit en ging rechtsaf. Jelle volgde en koos voor de andere kant. Lange gang. Rood tapijt met bloemmotieven. Amerikaans en lelijk. Hoek om. Weer een lange gang met aan het eind een lift en een trappenlokaal. Hij koos voor de lift. Het was een grote cabine, die langzaam naar beneden schommelde. Hij zou in een ander deel van het gebouw terechtkomen, bij een andere uitgang. Dat was zo in grote hotels. Hij zou een kamer nemen in een klein hotelletje om op krachten te komen. Morgen zou hij zich dan bij Seung aanbieden, als het enigszins mogelijk was vergezeld door meester Ming Mall, van Kido, Kodo & Mall.
De deur van de lift schoof open. De grootste van de twee politiemannen stond hem op te wachten. Hij grijnsde. Jelle probeerde langs hem heen te glippen. De Koreaan pakte hem in het voorbijgaan bij de linkerpols en gebruikmakend van Jelles voorwaartse beweging draaide hij diens linkerarm op de rug en omhoog. De pijn dwong Jelle zijn romp voorover te buigen. Klik. Een metalen klem sloot zich om zijn pols. Hij stribbelde tegen toen ook zijn rechterarm naar achteren werd getrokken, wat hem alleen maar een harde klap in de nek opleverde.
Even later werd hij voor het oog van tientallen verontruste gasten en hotelpersoneel geboeid door de lobby naar buiten gevoerd.
Bij het binnenkomen hadden ze hem de handboeien afgenomen. Hij zat al twee uur op een harde houten bank in een fel verlichte gang onder een bordje ‘Verboden te roken’ en op de muur voor hem wanted-posters met daarop de boeventronies van voortvluchtige gangsters en hun persoonsbeschrijvingen in een voor hem onleesbare tekst. Er liepen voortdurend mannen door de gang met een dossier in de hand; af en toe was dat een vrouw. Soms bleven ze even staan om een paar woorden met elkaar te wisselen, de jongere mensen altijd duidelijk met respect tegenover hun oudere collega's, een Koreaanse traditie. Maar jong of oud, iedereen negeerde hem. Een keer had hij geprobeerd de aandacht te trekken door op te staan en iemand aan te spreken, en toen was hij met een paar boze woorden naar zijn zitbank teruggefloten. Hij sloot zijn ogen en probeerde aan iets aangenaams te denken. Laura bijvoorbeeld. De laatste uren had hij meer aan haar gedacht dan in de voorbije maanden.
Een ruw bevel in het Koreaans wekte hem uit zijn sluimer. Geflankeerd door twee agenten in burger werd hij met een lift naar een sober ingericht kantoor op de achtste verdieping gebracht. Achter een groot metalen bureau dat was beladen met uitpuilende dossiers en een asbak vol met peuken, zat hoofdinspecteur Seung, nog steeds in grijs pak met daaronder het donkere T-shirt. Hij stond op en kwam met uitgestoken hand van achter zijn bureau vandaan. ‘Mister Lievens. Bedankt dat u wilde komen.’ Off the record bleek hij perfect Engels te kennen.
Jelle schudde werktuiglijk de uitgestoken hand. ‘Allesbehalve vrijwillig, hoofdinspecteur. Ik werd met de boeien om naar binnen gebracht.’
‘Een vergissing. Mijn assistent moest u alleen maar vragen even bij me langs te komen. Gaat u alstublieft zitten.’ Hij gebaarde naar een bezoekersstoel.
Jelle ging zitten.
Seung gromde een paar woorden tegen de twee agenten die Jelle hadden meegenomen. Ze lieten hen alleen.
Seung keek Jelle taxerend aan. ‘Ik vraag me af wat jij allemaal te verbergen hebt.’
‘Helemaal niets’, protesteerde Jelle.
‘Waarom sloeg je dan op de vlucht?’
Hij had daar geen antwoord op. ‘Ik… Ik weet niet waarom… Misschien omdat ik te moe was om met ze mee te gaan.’
‘Dat je afgepeigerd was, kan ik me indenken. Op homofuiven gaat het er meestal wild aan toe.’
‘Ik ben geen…’ Jelle onderbrak zichzelf. Het had geen zin. ‘Wat wilt u van me?’ vroeg hij. ‘Ben ik gearresteerd?’
Seung pakte een sigaret uit een pakje dat hij tussen de dossiers vandaan haalde en stak die aan met een wegwerpaansteker. Hij blies een rookwolk naar het plafond en gooide de aansteker op zijn bureau. ‘Albert is blijkbaar een man met hoge relaties. Sinds je voor hem aan het goede doel werkt, wringt het advocatenkantoor Kido, Kodo & Mall zich in allerlei bochten om je in een fraai daglicht te plaatsen. En alsof dat nog niet genoeg is, kreeg vanmorgen mijn superieur een telefoontje van de Belgische ambassadeur met verzoek je onverwijld je paspoort terug te geven. Merkwaardig hoe homo's altijd aan één lijn trekken.’
‘Nog merkwaardiger dat u uw onderzoek naar de aanslag laat beïnvloeden door heersende vooroordelen tegen homoseksualiteit.’
Vijftien seconden stilte.
De hoofdinspecteur drukte zijn sigaret uit. Hij sloeg een van de dossiers open en pakte er een bruine dienstenvelop uit, die hij voor Jelle neerlegde. ‘Je paspoort en je retourbiljet. Doe me een lol en maak dat je wegkomt.’ Hij drukte op een rode belknop.
Jelle hoorde achter zijn rug de deur opengaan. Hij pakte de envelop op. ‘Bedankt.’
‘Je kunt gaan.’
Hij stond op en draaide zich om op zijn hielen.
‘Lievens!’
Hij keek om. ‘Wat?’
Hoofdinspecteur Seung wees naar een laptop en een aktetas op een bijzettafel. ‘Die waren van Marc Laarmans. Neem ze gerust mee. Als de politiek zich bemoeit met mijn strijd tegen georganiseerde misdaad, dan kan evengoed mijn departement zich de kosten besparen om wat daarin te lezen valt te laten vertalen.’