3
Ook Laura was vanaf het eerste moment op Jelle gesteld geweest. Ze kon daar geen verklaring aan geven. Uiterlijk was hij een man zoals er dertien zijn in een dozijn, dit in tegenstelling tot Marc, die met zijn lange gestalte en zijn lekkere kontje al menige vrouw heimelijke ideeën in het hoofd had doen halen. Het was boeiend om te zien hoe deze twee mannen, die op sommige punten zo verschillend waren, zo goed met elkaar overweg konden. Marc doortastend en verzekerd van zichzelf, Jelle meegaand en onzeker, en daardoor min of meer geneigd alles eerst te checken en te dubbelchecken. Hij was niet voor niets accountant. Dat hij heimelijk een oogje op haar had, was voor haar zo klaar als een klontje en dat was, gezien wat ze over hem wist, mooi meegenomen. Ze herinnerde zich hoe hij die eerste avond in het guesthouse van Makarios zijn ogen opensperde toen ze na gedoucht te hebben aan tafel kwam zitten. Toegegeven, ze had extra aandacht besteed aan haar toilet en had speciaal de bloes aangetrokken die ze een jaar eerder in de koopjesperiode had gekocht bij Natan in de Schuttershofstraat. Een sexy bloes in een lichtblauwe tint die goed combineerde met haar gebruinde huid. Haar insinuatie dat je geen adonis hoefde te zijn om over minnaarscapaciteiten te beschikken, hadden hem de ogen doen neerslaan. Was het plaatsvervangende schaamte geweest of had hij niet eens begrepen dat de opmerking meer aan Marc dan aan hem gericht was?
Vanaf het eerste steile stuk op hun tocht over het Troödosplateau was het haar duidelijk geworden dat Jelle geen getrainde loper meer was. Daarom ging ze telkens als hij het bij een beklimming wat moeilijk kreeg, als gangmaker voor hem uit lopen zonder daarbij het tempo te forceren. Ze voelde dan hoe hij zijn blik fixeerde op haar dijen en haar kuiten, en dat charmeerde haar. Als ze dan een blik over haar schouder wierp, zag ze hoe hij zijn buik introk en zijn schouders naar achteren gooide.
Mannen!
Ze was op het gebied van seks geen heilig boontje, maar ook geen double-timer. Haar relatie met Marc liep op zijn eind, en ze had zeker nog geen behoefte aan een andere man. Ze had een afspraak met Marc wat Jelle betrof, en die zou ze nakomen. Maar dat verklaarde niet waarom ze het leuk vond Jelle aan te raken en in verwarring te brengen. Behaagzucht? Of alleen maar om Marc wat te jennen? Met Marc was dat onbegonnen werk. Hij zou er niet van wakker hebben gelegen als ze vannacht in het guesthouse in Droushia, waar ze met hun drieën op kampbedden op dezelfde kamer hadden geslapen, bij Jelle in bed zou zijn gekropen. Was dat de reden waarom ze voordat ze in slaap viel had liggen luisteren naar het gekraak van Jelles bed en zich had afgevraagd hoe het met hem zou zijn?
Bij het ontbijt bestudeerde ze met Jelle de route naar het Bad van Aphrodite op de kaart. Met een lachje vroeg ze. ‘Wat denk je? Zullen we er straks samen een duik in nemen?’
‘Met plezier.’
‘Je weet toch wat de gevolgen zullen zijn?’
‘Dat we ons daarna zo fris als een hoentje voelen?’
‘Volgens de legende zou je na een onderdompeling in het Bad van Aphrodite voor eeuwig verliefd zijn op elkaar en voor altijd jong en potent blijven.’
Marc kwam net binnen en hoorde het laatste deel van de zin. ‘Schrijf mij maar op’, grinnikte hij. ‘Ik doe mee.’
‘Bij jou helpt dat niet meer’, schampte Laura. ‘Daarvoor is het te laat.’
Marc slikte de insinuatie zonder een spier te vertrekken. Jelle keek lichtjes verlegen de andere kant op.
Bij het begin van de afdaling had Laura door dat Jelle vandaag niet in zijn dagje was. Het zweet liep hem in beekjes over zijn gezicht, hij morrelde voortdurend met de riemen van zijn bepakking en hij was al een paar keer uitgegleden op de steilere delen van het pad. Toen ze zag dat hij achterbleef om de veters van zijn loopschoenen vast te maken, maande ze de anderen aan het tempo te matigen.
‘Waarom?’ spotte Marc. ‘Bang dat je geliefde het Bad van Aphrodite niet haalt?’
‘Hij heeft misschien meer in zijn mars dan je denkt.’
‘Als accountant twijfel ik daar niet aan. In bed met vrouwen zal hij zich nog moeten bewijzen.’
‘Veel slechter dan jij kan hij het niet maken.’
‘Als hij zo onbeholpen neukt als hij bergen beklimt…’
‘Marc, Laura. Kijk. Daarbeneden. Vier herten.’
Ze vergaten hun geredetwist toen de moeflons hen op zo korte afstand voorbijrenden. Nog geheel onder de indruk van hun wilde pracht vervolgden ze hun weg. Laura deelde niet de bezorgdheid van de gids toen Jelle hun aandacht vestigde op de rookpluim achter de bergtop. Toen ze door Renos gemaand werd door te lopen, keerden haar gedachten als vanzelf terug naar Jelle. Ze wist van zichzelf dat ze vaak iemand aanraakte als ze iets duidelijk wilde maken. Dat had ze ook bij Jelle gedaan. Misschien een keer meer dan nodig was om haar doel te bereiken. Ze legde dan een hand op zijn arm of zoals gisterenavond liet ze hem van iets proeven wat ze zelf lekker vond. Ze deed het niet om hem te versieren, het was gewoon een vriendelijk gebaar. En dat het effect op hem had, was meegenomen. Maar ze was wel door Marc op haar tenen getrapt met zijn sneer over de onbeholpenheid van Jelle en het was haar ook niet ontgaan dat Marc zelf min of meer in zijn wiek was geschoten. Waardoor? Was hij jaloers omdat ze Jelle meer aandacht gaf dan strikt nodig was? Niets daarvan. Het waren de normale verschijnselen als een relatie ten einde liep. Ze herinnerde zich het liedje van Charles Aznavour, dat haar moeder vroeger zong. ‘Il faut savoir quitter la table, lorsque l'amour est desservis.’
Ze was zo ver weg met haar gedachten dat ze, de hele tijd stevig doorstappend, niet eens had gemerkt dat Jelle weer achterbleef.
‘Renos! Marc! Laura! Kijk omhoog! Het hele bos brand!’
De waarschuwingskreet van Jelle bracht haar terug tot de realiteit. De schrik sloeg haar om het hart toen ze zag wat er aan de hand was. Eerst verzette ze zich nog toen de gids haar rugzak van haar schouders trok, en wilde ze wachten tot Jelle zich bij hen had gevoegd. De uitslaande vlammen waren echter zo angstwekkend dat ze alle verzet opgaf en met Marc op haar hielen achter de gids aan door de strook met het struikgewas slalomde. Zonder vaart te minderen wipte ze over de kloof en stoof als een berggeit tegen de kale helling op naar de spelonk onder de overhangende rots.
Toen ze boven was, draaide ze zich om.
Jelle had nu ook de kloof bereikt.
Op de verkeerde plaats. De gids joeg hem naar rechts, waar de geul smaller werd. Daar gekomen aarzelde hij om te springen. Achter hem vrat een breed front van vlammen zich als een onverzadigbaar beest door de strook struikgewas. Ze wipte op en neer van angst.
‘Springen, Jelle! Niet twijfelen!’
Jelle sprong.
Hij landde op de rand van de kloof, slaagde er niet in overeind te blijven, en schoof klauwend naar houvast de diepte in. Op de een of andere manier vond hij ergens steun en kon voorkomen dat hij helemaal in de diepte verdween. Zijn hoofd kwam nog net boven de rand van de kloof uit.
‘Marc,’ schreeuwde hij, ‘help me, ik kom er niet uit!’
Onversaagd liet Marc zich van de helling glijden. Laura wilde hem volgen, maar de gids pakte haar bij de pols.
‘Hier blijven. Te gevaarlijk.’
Ze staarde als versteend naar de scène onder haar. Voortgezogen door de wind raasden de vlammen door het struikgewas. De haren rezen haar te berge toen ze de aarde onder de voeten van de twee mannen zag inkalven en Marc in de kloof zag storten. Ze probeerde zich los te wringen, maar de gids verstevigde zijn greep. Ze sloeg naar hem met een gebalde linkervuist.
‘Laat me los, godverdomme. Ze hebben hulp nodig.’
Renos incasseerde de slag als een oude bokser. ‘Te laat, Laura.’
Ze keek omlaag. De vlammenzee had de kloof bereikt. Kleine plukken verdroogd gras aan deze kant van de geul vatten eveneens vuur. Laura gaf een verschrikkelijke schreeuw. Jelle en Marc waren daarbeneden aan het doodgaan. Ze probeerde zich opnieuw los te rukken. Renos sloeg zijn armen om haar middel en hield haar in een ijzeren greep. Ze schopte naar zijn schenen en bonkte met haar vuisten op zijn rug, maar hij gaf geen krimp. Ze vervloekte hem en ze schreeuwde en ze bleef schreeuwen toen onder hen nu ook de schaarse struiken op het laatste kale stuk in brand schoten en een verstikkende donkere rookwolk tegen de helling omhoog rolde en zowel de kloof als het rotsblok waar Jelle dekking achter had gezocht, aan het oog onttrok.