28
Na een gezamelijk ontbijt verlieten ze de volgende ochtend om acht uur het hotel. Seoel beschikt over een uitmuntend metronetwerk, maar op de spitsuren zitten de reizigers daar opeengeperst als haringen in een ton. Omdat het werk hen ongetwijfeld nog naar andere steden dan Seoel zou brengen, hadden ze via het Business Centre van het hotel een Hyundai Veracruz SUV gehuurd. Bodenkamp had al eerder in Seoel rondgereden en stelde zich beschikbaar als chauffeur. Hij kende een sluiproute en bracht hen in minder dan drie kwartier naar LHK, de Koreaanse vestiging van Lernout & Hauspie, gevestigd in het midden van de Yongsan Electronics Market.
Hoewel Jelle wist wat hij kon verwachten, kwam hij toch nog onder de indruk. De Yongsan Electronics Market was een gespecialiseerd handelsgebied met meer dan zesduizend winkels of groothandels voor elektronische goederen en honderden exclusieve agentschappen of eigen vestigingen van bekende merken, zowel Koreaanse als buitenlandse. Het aangrenzende winkelgebied Najin Market was de grootste markt van Azië voor koopjes en voor de opruiming van elektronische goederen tegen fabrieksprijzen. LHK had zijn kantoren op de hoogste verdieping van een gebouw van zes verdiepingen, waarin nog een zestal andere softwareontwikkelaars onderdak hadden gevonden.
Toen de deuren van de lift opengleden, stond Seo Ju Chuk hen op te wachten. De directeur van LHK was een jaar of zestig, was kort en gedrongen, en er groeide meer haar uit zijn neus en oren dan op zijn hoofd. Om de een of andere reden had Jelle een veel jongere man verwacht. Chuk heette hen met een buiging welkom en nodigde hen uit hem te volgen. Ze kregen een rondgang door de kantoren en werden voorgesteld aan Chuks belangrijkste medewerkers, niet toevallig allemaal mannen. Al in het hotel was het Jelle opgevallen dat in het openbare leven vrouwen hier beleefd, maar afstandelijk werden behandeld. De rondgang eindigde aan de conferentietafel in het kantoor van Chuk, vanwaar ze uitzicht hadden over de belangrijkste winkelstraat van Yongsan Electronics Market. Een jonge vrouw met lange wimpers in een rond opgebleekt gezicht serveerde met een buiging thee in kleurig porselein. Kruidenthee.
Jelle sloeg zijn aantekenboek open. ‘Zo, meneer Chuk, excuseer, meneer Seo.’ Hij glimlachte verontschuldigend. ‘Soms vergeet ik dat in Korea de eerste naam altijd de familienaam is.’
Chuk glimlachte beleefd. ‘No ploblem, mister Lievens. Als u dat wenst, mag u ook Lee Chuk of gewoonweg Chuk zeggen.’
Jelle knikte. ‘Bedankt. “Meneer Chuk” dan maar. U weet waarvoor we hier zijn?’
Chuk schraapte zijn keel. ‘Niet echt.’
‘Heeft meneer Dullaert u dan niet ingelicht waarvoor we kwamen?’
‘Dat wel. Maar ik begrijp het niet. Onze rekeningen worden geverifieerd door plaatselijke accountants van KPMG. Hebben jullie daar dan geen vertrouwen in?’
‘Het probleem zit 'm niet in het werk van onze Koreaanse collega's, meneer Chuk. Wel in de verdachtmakingen van een Amerikaanse journalist in de Wall Street Journal over gesjoemel met de omzetcijfers van de LDC's in Korea. Hebt u ooit contact met hem gehad? Zijn naam is Herb Greenberg.’
Chuk knikte. ‘Greenberg? Inderdaad. Een lastig heerschap. Al sinds maanden overspoelt hij ons via de telefoon en met e-mails met vragen over onze omzet en verkooptechnieken.’
‘Wat hebt u daarop geantwoord?’
‘Niets. We hebben hem telkens doorverwezen naar meneer Dullaert.’
‘Is er iets mis met de omzet? Aanvechtbare verkooptechnieken? Gefingeerde klanten? Frauduleuze facturen? Zwarthandel? Iets anders wat het daglicht niet mag zien?’
Chuk keek verongelijkt. ‘Niets. Eerlijk waar. We zijn zuiver op de graat.’
‘Waarom zou hij Korea in een vals daglicht stellen en niet – om maar iets te zeggen – L&H Zweden? Die hebben toch ook goed geboerd?’
‘Niet zoals wij. We hebben keihard gewerkt. Meneer Bodenkamp kan dat bevestigen. Dankzij hem was de stijging van onze omzet fenomenaal. Nietwaar, meneer Bodenkamp?’
Bodenkamp haalde de schouders op. ‘We hebben een goed product.’
‘Niemand die daaraan twijfelt’, zei Jelle. ‘De kwestie is wel dat in het fijnste laken soms het meeste bedrog is.’
Chuk nam zijn theekopje en bracht het naar zijn mond. Zijn hand beefde, en dat had niets te maken met zijn leeftijd.
‘Weet u wat’, zei Jelle, ‘we zullen ervan uitgaan dat de jaarrekening van LHK in overeenstemming is met de gevoerde boekhouding en met bijbehorende overtuigingsstukken, zoals dat door mijn gewaardeerde Koreaanse collega's werd geattesteerd. Die boekhouding laten we voor wat het is. Wat we wel doen, is de geschriften verifiëren van de LDC's in Seoel en zo nodig in de rest van Azië. Terwijl jij een lijst opstelt met namen en adressen, bedragen die geïnvesteerd werden en namen van hun bankiers, kunnen Marc en ik een bezoekje brengen aan je grootste klant. Ik dacht dat dat Jung Jin Cho van Night Storm Media is. Klopt dat?’
Het toch al niet te blozende gezicht van Chuk werd nog bleker.
Bodenkamp fronste het voorhoofd, maar zei niets.
Marc had de hele tijd geen woord gesproken.
Omdat Jung Jin Cho in het buitenland verkeerde, hadden ze het bezoek aan Night Storm Media noodgedwongen uitgesteld tot zijn terugkeer. Ze hadden de taken onder elkaar verdeeld. Jelle nam de financiële documenten en immateriële zaken voor zijn rekening. Marc hield zich bezig met de menselijke betrekkingen en materiële zaken. Drie dagen later hadden Jelle en Marc al een drietal belangrijke LDC's doorgelicht en – hoewel ze ternauwernood wisten waar ze naar op zoek waren – hadden ze niets gevonden wat indruiste tegen lokale en internationale voorschriften of reglementen, of wat hen wijzer maakte.
Het bedrijf dat ze de vierde dag onder de loep namen, heette Seoul Digital City. De onderneming werd geleid door twee broers van midden veertig die elkaar perfect aanvulden, zowel uiterlijk als zakelijk. De jongste van de twee leidde een internationale winkelketen van computers, rand- en audioapparatuur, de oudste stond aan het hoofd van de afdeling Software Development en had meer dan vierhonderd technici in dienst die package software ontwikkelden op bestelling. Vorig jaar had zijn afdeling voor meer dan 360 miljoen dollar uitgevoerd naar Aziatische en Stille Zuid zeelanden. Hij had van L&H voor 20 miljoen het gebruiksrecht gekocht van de spraak- en vertaaltechnologie in het Bahasa Indonesia en verdiende nu een veelvoud aan de uitwerking van praktische toepassingen. Het was een eerbiedwaardig en rendabel bedrijf dat over voldoende kapitaal beschikte en nauwelijks een beroep deed op geld van de bank.
Om drie uur stond Jelle op het punt het voor gezien te houden toen zijn mobiel ging.
‘Ik ben Kim Sang Joo’, zei een onbekende stem in Koreaans getint Engels. ‘Ik heb de informatie waar u naar op zoek bent. Kunnen we elkaar ontmoeten? Confidentieel?’
‘Wanneer?’
‘Vanmiddag. Om vier uur. Kan dat?’
‘Waar?’
‘The Old Tea Shop. Een theehuis aan de Jongam-Dong. Neem een zwarte taxi.’
‘Hoe herken ik je?’
‘Ik kom wel naar u toe. Zorg vooral dat u niet wordt gevolgd.’ De lijn ging dood.
Jelle ging op zoek naar Marc, die zijn deel van het werk al achter de rug had en zich ergens buiten het bedrijf bevond. Hem opbellen lukte niet en dus besloot hij het er alleen op te wagen.
De Old Tea Shop was een lage, naar wierook geurende zolderetage boven een galerij volgestouwd met Koreaanse kunst en antiek. Daartussen aardewerken vaten als tafels, bedekt met een glasplaat en daaronder een paar koikarpers of een miniatuurzentuin. Kleine zangvogels vlogen vrij rond. Iemand tikte Jelle op de schouder. Hij volgde een wat oudere Koreaan met een breed gezicht en hoog voorhoofd naar een eilandje dat werd gevormd door rekken met collecties jade voorwerpen, en dat was afgeschermd van de overige bezoekers. Ze namen plaats op kleine krukjes bij een van de vaten.
‘Bedankt dat u wilde komen’, zei de Koreaan.
Jelle knikte beleefd. ‘Een bezoek aan dit theehuis is op zich de verplaatsing waard.’
‘Dat is het zeker.’
Uit het halfduister verscheen een dienster, die thee met kleine versnaperingen serveerde. Hij wachtte tot ze zich had verwijderd.
‘Ik ben Kim Sang Joo’, fluisterde hij. ‘Tot zes maanden geleden werkte ik als programmeur voor Software Development in hun kantoor van Incheon. Toen liet ik me ompraten door mister Seo Ju Chuk van LHK en zijn Duitse partner om een LDC op te richten voor de ontwikkeling van een vertaalrobot voor het Newari, de taal van Nepal. Via de LDC betaalde ik aan Lernout & Hauspie 2 miljoen dollar voor het gebruiksrecht van hun technologie en voor technische bijstand, maar die werden nooit geleverd. Zoals ik zijn er in Zuid-Korea alleen misschien wel honderd gevallen. In de rest van Azië een veelvoud ervan. Mijn broer Kim Jang Soo zat in hetzelfde schuitje. Hij…’
Jelle viel hem in de rede. ‘Waar haalde je zoveel geld vandaan?’ vroeg hij. ‘2 miljoen is geen peulenschil.’
‘Van de bank. De Seoul Bank. Ze leenden me het geld tegen veertien procent rente. Ook aan de anderen. Maar omdat L&H de technologie niet leverde, konden we ook geen vertaalrobot ontwikkelen en hadden we geen ontvangsten om de lening af te betalen. Nu staan we allemaal aan de rand van het bankroet.’
Jelle keek ongelovig. ‘Banken geven geen leningen van die omvang zonder zich in te dekken. Iemand moet zich borg hebben gesteld? Wie?’
‘Lernout & Hauspie zelf. De Duitser heeft alles voor ons geregeld. We hoefden alleen te tekenen.’
De geldcarrousel! Dit was waar Jaspers op was gestuit en het had hem het leven gekost. Jelle onderdrukte een gevoel van triomf.
‘Geld lenen op basis van fictieve omzet. Dat is zwendel. Dat weet je toch?’
‘Hoe kon ik weten dat ze niet zouden leveren? Het leek toen een unieke kans.’
‘Je weet zeker dat je van die 2 miljoen niets in eigen zak hebt gestoken?’
De Koreaan slikte. Zijn adamsappel bewoog op en neer. ‘Niets. Nou ja, de Duitser gaf me 15.000 dollar om de oprichtingskosten van de LDC te betalen. Het was amper voldoende.’
Jelle had met hem te doen. Bodenkamp en Chuk hadden Kim en de anderen gebruikt als stromannen om de Seoul Bank voor miljoenen op te lichten. Ze hadden zich erin laten luizen en zouden nu het gelag moeten betalen.
‘Waarom ben je niet meteen naar de rechter gestapt? Misschien had je de geldstroom kunnen tegenhouden.’
Kim kreeg een gekwelde uitdrukking in zijn gezicht. ‘Mijn broer heeft het geprobeerd. Niet door justitie in te lichten, maar mister Jaspers.’
‘Wie? Louis Jaspers? De accountant van KPMG? Is hij hier geweest? In Seoel?’
‘Ja. Mijn broer heeft met hem gepraat. Je hebt gezien wat ze hem hebben aangedaan.’
‘Hoezo? Wat…’ Jelles nekharen gingen overeind staan. ‘Het krantenknipsel? Dat was je broer?’
Kim sloeg zijn ogen neer en knikte.
Jelle was sprakeloos van ontzetting. Hij nipte aan zijn thee. Het was ginsengthee, maar zelfs als het kattenpis was geweest, zou hij het verschil niet hebben geproefd.
‘Ze hebben de Yapok aan het werk gezet. Iedereen die zijn mond opendoet, ondergaat hetzelfde lot.’
Jelle luisterde naar de muziek op de achtergrond, Koreaanse klassieke muziek, extreem traag, passend bij de omstandigheden.
‘Er is iets wat ik niet begrijp’, zei hij nadenkend. ‘Als L&H alleen gebakken lucht leverde, dan kunnen jullie geen van allen de lening aan de Seoul Bank terugbetalen. Zelfs de bank zal dan in de problemen komen. Het lijkt wel of iemand het erop aanlegt dat jullie met zijn allen voor de bijl gaan.’
Jelle zag de Koreaan naar adem happen. Hij had zich voor het hoofd kunnen slaan. ‘Sorry, meneer Kim. Dat was stom van mij.’
‘Geeft niet’, mompelde de ander. ‘Er is geen ontkomen meer aan.’
‘Bedoel je dat…?’
Hij knikte somber. ‘Ik ben ten dode opgeschreven.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik zijn broer ben. Voor de Yapok is dat reden genoeg. Nog een geluk dat we geen van beiden vrouw en kinderen hebben.’
Jelle kon zijn oren niet geloven. Tot nu toe had hij Zuid-Korea ervaren als een traditioneel ingestelde samenleving, met een vriendelijke en gastvrije bevolking.
‘Kan de maffia hier zomaar ongestraft zijn gang gaan? Dit land beschikt toch over een goedgeorganiseerd leger en politiemacht. Kun je geen politiebescherming vragen?’
Kim schudde het hoofd. ‘Ze zetten zich alleen in voor vreemdelingen. Vanwege het imago tegenover het buitenland. Trouwens, als de Yapok het eenmaal op je gemunt heeft…’ Zijn stem stierf weg.
Jelle pakte zijn theekopje op maar zette het weer neer zonder te drinken. ‘Neem me niet kwalijk, meneer Kim, maar er is toch nog iets wat ik niet begrijp.’
‘Zeg maar.’
‘Wat verwacht u van mij? Dat ik in mijn eentje de maffia te lijf ga? Ik ben geen James Bond. Ik ben maar een doodgewone accountant.’
‘Dat weet ik.’
‘Nou dan? Wat hoop je via mij te bereiken?’
Kim Sang Joo keek op. Zijn ogen glansden vochtig.
‘Gerechtigheid’, zei hij.
Marc keek Jelle spottend aan. ‘Gerechtigheid? Gelooft hij in sprookjes?’
‘Nee. In de wedergeboorte. Die kan hij gunstig beïnvloeden door nog voor zijn dood iets van zijn fouten goed te maken.’
‘Iets zoals Chuk en Bodenkamp mee naar de galg slepen?’
‘Of de man achter de schermen. Is dat niet waar we zelf ook naar op zoek zijn?’
‘Denk je dat hij bereid is mee te werken aan een confrontatie?’
‘Absoluut. Hij is zelfs bereid een paar andere LDC'ers die er ook in getuind zijn op te laten draven.’
Marc knikte nadenkend. ‘Oké. Dan werk ik wel een plan uit. Eén vraag nog. Hoe wist die bekeerde zondaar van onze komst af? Bij mijn weten hebben we dat niet van de daken geschreeuwd.’
‘Vermoedelijk van Herb Greenberg’, zei Jelle. ‘Je weet wel, de onderzoeksjournalist van de Wall Street Journal. De man heeft zowat iedereen opgebeld met wie L&H zaken doet. Soms vraag ik mij af waarom hij zich zoveel inspanningen getroost.’
‘Omdat hij niet alleen voor de krant werkt’, zei Marc. ‘Ik heb je al eerder gezegd dat hier oorlogsspelletjes worden gespeeld.’