23
In Londen had een dichte mist het vliegverkeer in de war gestuurd. Daarna was Marc nog bij de cryptoanaliste langsgereden om naar de USB-stick te informeren. Dat en het opengebroken wegdek van de Van Eycklei zorgde ervoor dat iedereen al aan het aperitief zat toen hij eindelijk de Tavernierkaai bereikte. Het restaurant bleek gesloten voor het gewone publiek. Hij legitimeerde zich bij de veiligheidsagenten die de toegang tot de Bassin controleerden, en betrad het gebouw.
De genodigden stonden in kleine groepjes te praten onder de grote antieke spoorwegklok in het midden van het restaurant. Hij herkende bijna iedereen. Sommigen kende hij persoonlijk of had hij al eerder ontmoet, zoals Bert Leysens, die een groepje vormde met Jo Lernout, Pol Hauspie en Nico Dullaert. Anderen herkende hij van de foto's in hun dossier: de vier bankiers die in de raad van bestuur van L&H zetelden, onder wie Peter Mommens, de CEO van Artesia, en Stephan Bodenkamp, de accountmanager voor Azië. Tussen hen torende de langlijvige Robert Veltmeijer, een stinkend rijke Nederlander die veel geld in L&H had gestopt. Verder nog een viertal mannen met een Levantijns uiterlijk, en twee Saudi's in witte thobe en op traditionele sandalen die hij niet kende, maar die ongetwijfeld belangrijke investeerders waren of op het punt stonden het te worden.
Jelle stond wat afgezonderd met zijn rug naar een van de grote boogramen, met achter hem de weerkaatsing van het zonlicht op het water van het Bonapartedok. Hij draaide met zijn ogen als een poppetje in een marionettentheater om Marc duidelijk te maken dat hij hem wilde spreken.
Maar Dullaert gaf hen geen gelegenheid tot voorafgaand overleg. Hij zag Marc en stevende op hem af. ‘Je bent laat. We gaan zo beginnen.’ Hij troonde hem mee en stelde hem voor aan de Saudi's en de Levantijnen als externe bedrijfsconsultant van L&H op het gebied van geïntegreerde oplossingen, en voordat een van hen de kans kreeg te vragen wat dat inhield, dreef Dullaert iedereen bijeen, verder de trap op naar het conferentiezaaltje op de verdieping, als een herdershond zijn schapen.
In het midden van het zaaltje stond een U-vormige conferentietafel met aan de open zijde een klein spreekgestoelte en een scherm voor diapresentaties. Het etentje was bedoeld als een lopend buffet, zonder kelners. Op een lange tafel onder de panoramische ramen stonden tientallen schotels met heerlijke gerechten, hoofdzakelijk halal, vanwege de aanwezige moslims. De meeste aanwezigen beperkten zich tot het nuttigen van een paar hapjes, waarna ze met een drankje in de hand hun zitplaats, aangeduid met een in sierletters geschreven kaartje, aan de conferentietafel opzochten. Bij het kaartje lag voor elk van hen een luxueus ingebonden informatiebrochure van L & H met op de kaft het bekende rood-blauwe logo. Marc zag dat Jelle twee stoelen links van hem zat tussen Dullaert en Peter Mommens. Aan een afzonderlijk tafeltje zat juffrouw Shizuka, de Aziatische secretaresse van Dullaert, met voor zich een laptop.
Dullaert stond al bij het spreekgestoelte en verzocht om aandacht.
‘Welkom. Om te beginnen dit: het gebouw waarin we ons bevinden, is eigendom van een van onze investeerders en is elektronisch beveiligd tegen afluisterpraktijken. Jullie kunnen dus volkomen vrijuit van gedachten wisselen. Zelfs Echelon krijgt hier geen poot aan de grond. Ook hebben we gekozen voor een walking dinner om te voorkomen dat er kelners tussen ons lopen die de luistervink spelen.’
Hij keek bestraffend naar een van de Saudi's, die gedempt zat te praten met zijn buurman, en wachtte tot deze zweeg.
‘Ik herinner jullie eraan dat in het belang van ons allemaal alles wat hier vandaag besproken wordt strikt onder ons blijft. Ik verleen nu het woord aan Jo Lernout.’
Hij trok zich terug om plaats te maken voor de charismatische medeoprichter van L&H, nog onlangs verkozen tot manager van het jaar, samen met diens vriend Pol.
Jo stapte op het podium. Mooi in het pak, bijpassende das, weelderige artistieke haardos en een vertrouwenwekkende gezonde blos op het gelaat. ‘Dit lopend buffet doet me denken aan de dag dat Pol en ik met Microsofttopman Bill Gates naar hotel Méridien in hartje Brussel trokken. Hij was zojuist partner in ons bedrijf geworden en dat wilden we vieren met een exquise maaltijd overgoten met de duurste wijn van de kaart. Maar de rijkste ondernemer ter wereld had zijn eigen opvattingen over wat een feestmaal moet zijn. Hij bestelde voor zichzelf een hamburger, die hij uit de hand naar binnen schrokte, met daarbij een coke, die hij rechtstreeks uit het flesje slurpte.’
Er werd onderdrukt gelachen. De toon was gezet: ‘wij’ en Bill Gates. Marc keek naar de gezichten. Jelle was de enige die ernstig bleef. Hij bestudeerde de nagels van zijn rechterhand en dacht vermoedelijk alleen maar aan het weggegooide geld.
‘Vandaag hebben we de laatste hand gelegd aan de overname van Dictaphone. De accountant heeft het vereiste businessplan goedgekeurd en de financiering is rond. De banken onderstrepen daarmee nogmaals hun volle vertrouwen in onze politiek van groei door overnames. Ook de beurs reageerde enthousiast. Ons aandeel piekte weer tot ruim 72 dollar en dat zal de meesten onder ons geen windeieren hebben gelegd. Ik kan nu al aankondigen dat door deze overname de omzet het eerstvolgend kwartaal met 57 procent zal stijgen en…’
Marc hield vanuit de hoek van zijn oog de reacties van Jelle in de gaten. Toen Jo verklaarde dat de accountant het businessplan had goedgekeurd, had hij hem zien opveren, want hij noch Packerman had zijn handtekening gezet. Jelle maakte een gefluisterde opmerking tegen Dullaert, maar die veegde zijn bezwaar weg met een gebaar van zijn hand. De volgende tien minuten zat Jelle met een verongelijkte uitdrukking op zijn gezicht naar het verdere betoog van Jo te luisteren.
‘…Wie durft nu nog te stellen dat de toekomst van sprekende en spraakherkennende computers een zeepbeleconomie is? Naast ons epicentrum in Ieper hebben we kantoren in meer dan veertig landen in Europa, Azië, Noorden Zuid-Amerika. We stellen meer dan 4500 taal- en technologiedeskundigen te werk en nemen dertig procent van de wereldmarkt voor onze rekening. Die dertig procent zal voor het eind van dit kwartaal vijftig procent zijn. Hoe we dat voor elkaar gekregen hebben, verneemt u van mijn vriend Pol.’
Jo stapte van het podium. Het zaaltje gonsde van hooggespannen verwachtingen.
Voordat Pol Hauspie het podium kon betreden, verhief de Nederlandse Veltmeijer zijn stem. ‘Wat mot het met de negatieve geruchten die in Amerika over L&H de ronde doen?’
Zowel Jo als Pol negeerde de vraag, maar Dullaert schoof zijn stoel achteruit en stond op. ‘Welke geruchten?’ vroeg hij minzaam.
‘Over ondoorzichtig management en over de integriteit van de accountants die de boekhouding van L&H verifiëren.’
Dullaert glimlachte meewarig. ‘Dat er in Amerika geruchten worden verspreid over ondoorzichtig management, verbaast me niet in het minst. Onze belangrijkste concurrenten zijn Amerikanen, en die dragen ons geen goed hart toe. Ze hebben zelfs Echelon ingeschakeld om ons onze bedrijfsgeheimen te ontfutselen. Dat is hun niet gelukt en daarom proberen ze het nu met lastercampagnes, in de hoop de koers van onze aandelen te kelderen en onze investeerders af te schrikken. Ook dat zal hun lelijk tegenvallen. Wat de integriteit van onze accountants betreft kan ik kort zijn: de audit van ons bedrijf gebeurt door KPMG. Dat is een multinationaal accountantskantoor met een uitstekende reputatie. Alleen in België telt het bedrijf bijna duizend medewerkers. Toen onlangs een van hun partners om woon-werkverkeerstechnische redenen overstapte naar Sail Trust, de stichting die de Flanders Language Valley uitbouwde, werd dat door de Wall Street Journal aangegrepen om het woord “belangenconflict” over de daken te schreeuwen. Te belachelijk voor woorden. Meer hoeft er niet over gezegd te worden.’
De Nederlander liet zich niet zo makkelijk afschepen. ‘De Wall Street Journal zette ook vraagtekens bij de Koreaanse successen van L&H. Volgens een tipgever in Seoel zouden de Koreaanse bedrijven voor minder omzet zorgen dan L&H beweert.’
‘“Met te zeggen wat men heeft gehoord, plant de leugen zich voort.” Maar goed. We nemen de handschoen op, meneer Veltmeijer.’ Hij legde een zegenende hand op Jelles schouder. ‘Mag ik u voorstellen? Jelle Lievens. Forensisch accountant. Een economisch rechercheur, als je wilt. Hij garandeert ons de correcte toepassing van wetten en reglementen, en verifieert businessplannen bij overnames.’
Marc zag Jelle naar adem happen.
‘Morgen reist meneer Lievens naar Seoel om gegevens te verzamelen over de vijandige machten die achter deze lastercampagne schuilgaan. Met de bewijzen in handen kunnen we van de Wall Street Journal eisen dat ze een rectificatie publiceren. Maar genoeg daarover. Wat Pol Hauspie te vertellen heeft, is duizend keer interessanter.’ Hij ging weer zitten.
Pol Hauspie stond al op het podium. Hij droeg een haast identieke kleding als Jo, alleen de kleur van zijn das verschilde. ‘Zeg dat wel’, beaamde hij. Hij wachtte tot hij de volle aandacht kreeg. ‘Niet alleen interessanter. Maar vooral goed nieuws.’
Op het scherm achter hem verscheen een groot landschapskantoor met ramen die uitzicht boden over de Charles River in Boston. Aan het plafond hingen papieren draken met daarop in vurige tongen de strijdkreet ‘Kill the dragon!’
‘Vermoord de draak’, herhaalde Hauspie met enig gevoel voor dramatiek. ‘De strijdkreet van ons kantoor bij Boston. Het is geen verwijzing naar de bekende fabel, maar naar de grootste softwarefabrikant in Amerika: Dragon Systems in Newton, Massachussetts. Hun omzet is fenomenaal. Circa 48 procent van de software op de Amerikaanse markt gaat door hun handen. Ze beschikken over 35 patenten en tellen 170 specialisten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling onder hun personeelsleden. Om het met hun eigen naam te zeggen: “Een draak van een concurrent”.’
Hauspie pauzeerde om het effect te verhogen.
‘Eten of gegeten worden!’ Hauspie wachtte, liet de spanning oplopen. ‘Het zat eraan te komen dat Dragon Systems zou proberen ons op te slokken. We hebben daar niet op gewacht. Het leek ons beter als eerste toe te slaan. We hebben het onmogelijke waar gemaakt. Na afloop van deze bijeenkomst en de ondertekening van het protocol van deze vergadering is Dragon Systems een dochtermaatschappij van het West-Vlaamse Lernout & Hauspie.’
De mededeling sloeg de aanwezige investeerders met stomheid. ‘Onmogelijk’, fluisterden ze onder elkaar.
‘De koopprijs bedraagt circa 600 miljoen dollar’, voegde Hauspie eraan toe alsof het de aanschaf van een nieuwe set golfclubs betrof.
Veltmeijer zoog tussen de tanden. ‘Dat krijgen we nooit gefinancierd’, zei hij met een zijdelingse blik naar de bankiers.
‘We betalen de aankoopprijs met een nieuwe uitgifte van eigen aandelen’, verklaarde Hauspie. ‘Zes miljoen aandelen à 100 dollar.’
‘Zoveel aandelen aan die prijs krijg je nooit op zo korte termijn geplaatst zonder brokken te maken.’
‘Integendeel. Ze zijn al geplaatst. Een van onze belangrijkste retailers heeft zich garant gesteld voor de gehele uitgifte.’
‘Wie?’
‘Velstra Bank of Singapore.’
‘En wij dan? Misschien is Velstra niet de enige die op die uitgifte wil inschrijven.’
‘Daar hebben we aan gedacht. De aanwezige investeerders kunnen indien gewenst tot twintig procent voor hun rekening nemen.’
‘Wat is de prognose?’
‘De koers bij Nasdaq noteerde gisteren 72 US-dollar. Zodra we deze overname publiek maken, zal die stijgen naar 108 à 110 dollar. De dagen erna verwacht ik een lichte terugval door winstname, waarna de koers weer zal oplopen, mogelijk tot 170 dollar. Het wordt dus een win-winsituatie voor ons allemaal.’
Veltmeijer knikte tevreden. In gedachten was hij zijn winst al aan het berekenen.
Hauspie zei: ‘De fusie met Dragon brengt wel een paar wijzigingen met zich mee in onze structuur. In de eerste plaats heeft Bert Leysens zich teruggetrokken uit de raad van bestuur om plaats te maken voor iemand van Dragon. Zoals jullie vermoedelijk hebben gelezen in de kranten, werd Bert Leysens gisteren tot voorzitter benoemd van het PVNZ, Portaal van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging. Hij zal zich voortaan uitsluitend bezighouden met maatschappelijk werk. We zijn hem dankbaar voor de manier waarop hij het sociale luik in onze raad heeft ingevuld, en hopen dat onze vertaaltechnologie hem zal helpen in zijn strijd tegen de armoede.’
Er volgde een bescheiden applaus.
‘Mag ik jullie dan nu voorstellen aan de persoon die hem in de raad zal vervangen.’
De deur ging open en een zwarte vrouw in een blauw mantelpak met de rok net iets korter dan in zakelijke kringen gebruikelijk was, schreed op lange slanke benen naar het podium met de waardigheid van een staatsvrouw.
‘Janet Baker, eigenares en topvrouw van Dragon Systems uit Massachusetts.’
De zwarte vrouw kon een zuster zijn van Condoleezza Rice, hetzelfde kapsel, hetzelfde brede voorhoofd, dezelfde intelligente bruine ogen, dezelfde lange en ranke hals.
Ze hield een korte toespraak, vastberaden en serieus, ogen samengeknepen, turend in de verte, waarbij ze een spoedcursus gaf in wereldeconomie en hoe die door de ongebreidelde mogelijkheden van spraak- en vertaaltechnologie een nieuw aanzien zou krijgen.
Ze beëindigde haar toespraak met een paar lovende woorden aan het adres van Jo en Pol, schudde hun de hand en kreeg bij wijze van erkenning een stoel aangeboden tussen de twee partners.
Dullaert stond op. ‘Bedankt, mevrouw Baker. Als er geen vragen meer zijn, zullen we nu een korte pauze inlassen om juffrouw Shizuka de tijd te geven het protocol over deze bijeenkomst uit te schrijven. De leden van de raad van bestuur en de aanwezige accountant zullen dat protocol ondertekenen ter bekrachtiging van de akkoorden.’
‘Wacht even’, zei Jelle. ‘Ik denk niet dat ik…’
Zijn stem ging verloren in het lawaai van het schuiven van stoelen. Voordat Jelle de kans kreeg zijn stem nog eens te verheffen, legde Marc een hand op zijn schouder.
‘Zullen we even een luchtje gaan scheppen?’ vroeg hij.
Zijn woorden klonken eerder als een bevel dan als een verzoek.
Jelle volgde Marc tot op de kade van het Bonapartedok. Het oude dok, dat alleen nog gebruikt wordt voor opliggende schepen, lege schepen met een geringe diepgang of oude lichters en zeilschepen, werd aangelegd nadat Napoleon Bonaparte een decreet had uitgevaardigd ‘tot het graven van bassins in Antwerpen als een pistool gericht op Engeland’. Achter hen, op het terras van de brasserie, hoorde Jelle de stemmen van de rokers die naar buiten waren gekomen om een sigaretje op te steken. De stem van Veltmeijer klonk boven de anderen uit. Hij had Bert Leysens staande gehouden net op het moment dat die zich bij Jelle en Marc wilde voegen, en vroeg hem wat hij in godsnaam meer dacht te bereiken met een baan bij een bedelorganisatie als 11.11.11 dan bij de West-Vlaamse multinational.
‘Wat vind jij ervan?’ vroeg Marc. Hij knipperde tegen de glinstering van de zon op het water en zette een zonnebril op.
‘Waarvan?’
‘Dat Leysens een zwaarwegend mandaat bij L&H laat schieten om voorzitter van een netwerk van liefdadigheidsorganisaties te worden.’
Jelle haalde de schouders op. ‘Wat is daar zo vreemd aan? Hij is altijd erg sociaal en politiek geëngageerd geweest. Dat waren je eigen woorden, weet je nog?’
‘Natuurlijk weet ik dat nog. Ik heb ook gezegd dat hij in de raad van bestuur de witte raaf was. Een marxist en antiglobalist te midden van bankiers en moneymakers van de haute finance. Maar dat hij…’
Jelle verloor zijn geduld. ‘Komaan, Marc. Je hebt me toch niet apart genomen voor een babbel over bevlogen politici of maatschappelijke thema's?’
‘Touché, Jelle.’
Marc keek over de rand van zijn zonnebril zijn vriend onderzoekend aan. ‘Om eerlijk te zijn… Ik had daarjuist het gevoel dat je niet van plan was het protocol als accountant te ondertekenen.’
‘Dat is zo.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik… Hoor eens, Marc. Je verlangde van me dat ik bij L&H voor waakhond zou spelen. Een waakhond slaat aan als hij indringers meent te bespeuren.’
‘Over wie heb je het? Janet Baker?’
‘En over de fusie met Dragon Systems. Daar is iets mis mee.’
‘Het was eten of gegeten worden. Jo en Pol willen de grootste zijn.’
‘Jo en Pol hebben alle zin voor de werkelijkheid verloren. De overname van Dragon zou wel eens averechts kunnen werken.’
‘Hoezo? Het kost niets. Pol en Jo drukken gewoon wat aandelen bij en de Velstra Bank of Singapore neemt al de aandelen voor zijn rekening die niet door de eigen investeerders onderschreven worden. Hoor eens, misschien speel ik advocaat van de duivel, maar met mijn beperkte kennis van de haute finance lijkt het me een verstandige manier om een aankoop te financieren.’
‘Ik noem dat dansen op de rand van de afgrond. Het staat duidelijk in de brochure die voor je neus lag. Om zich garant voor de koopsom te stellen heeft Velstra al de patenten en technologieën van L&H in pand genomen. Als er ooit iets misgaat met L&H, blijft er voor de tienduizenden kleine spaarders alleen een lege schelp over.’
‘Dat is wat er zal gebeuren als jij weigert het protocol te ondertekenen.’
‘Als ik wel teken, is het misschien alleen maar een kwestie van uitstel.’
‘En dat is nu precies wat we nodig hebben. Uitstel tot we in Seoel hebben uitgevogeld wat ze daar aan het bekokstoven zijn.’
‘We?’
‘Je dacht toch niet dat ik je met Bodenkamp daar alleen naartoe liet gaan?’
Jelle keek verveeld. ‘Dat stel ik erg op prijs, maar ik zie niet in waarom ik het protocol niet kan tekenen na Seoel.’
‘Omdat je dan twijfel zaait of de deal met Dragons een goede beleidsbeslissing is. Die zou kunnen afketsen, en dat zou dan jouw schuld zijn. Bovendien…’ Marc keek Jelle strak in de ogen. ‘Je tekent omdat ik het je vraag. Zo simpel is het.’
Jelle verstijfde. ‘Zelfs als het indruist tegen de ethische beroepscode van het Instituut van de Accountants?’
‘Dit heeft niets met ethiek te maken.’
‘Met wat dan wel?’
‘Tegenprestatie.’
‘Tegenprestatie? Voor wat?’
Marc zuchtte alsof dit hem meer pijn zou gaan doen dan Jelle. ‘Om er slechts één te noemen: omdat ik je op Cyprus uit de brand redde en je als beloning mijn vrouw ging neuken. Over wat je mijn vader hebt aangedaan, zullen we maar zwijgen.’
Jelle keek geschokt.
‘Is het dan zoveel gevraagd dat stomme protocol te ondertekenen?’
Jelle sloeg zijn ogen neer. Marc had gelijk. Wat een ondankbare kerel was hij geweest. Alsof het de eerste keer was dat hij iets certificeerde waar hij niet achter stond. Bij zijn vorige werkgever was het mister Slangen geweest die dicteerde wat je wel of niet in je expertiseverslag schreef. Die ene keer dat hij daar niet op in was gegaan, had Slangen hem prompt aan de dijk gezet. Hij schopte een kiezelsteentje in het water.
‘Goed. Maar ik steek wel mijn nek uit.’
‘Geen nood. Ik zorg wel dat je hem niet breekt.’
Jelle grijnsde. ‘Nu breekt mijn hart. Heb je al iets over de USB-stick?’
‘Euh… nog niet.’
‘Jammer.’ Door de donkere brilglazen kon Jelle de blik in Marcs ogen niet lezen, maar iets gaf hem het gevoel dat hij meer wist. ‘Zul je iets meer weten nog voor ons vertrek?’
‘Dat is helemaal niet zeker. Waar heb je hem gevonden?’
‘Bij de ouders van Jaspers. Het scheelde maar een haar of Sposato was ermee vandoor gegaan.’
Marc fronste het voorhoofd. ‘Sposato was dus de man die achter je aan kwam?’
Jelle vertelde hem hoe hij met de Rus had afgerekend. En waarom. Marc schaterde het uit. Hij was nog niet helemaal uitgelachen toen ze weer naar binnen werden geroepen.
Van achter hen, van de noordkant van het dok, aan de Sint-Laureiskaai, klonk zachte muziek, afkomstig van het hotel-restaurant en discobarschip de Christiaan V.