36
In de korte periode die ik in de Pacific heb doorgebracht, heb ik verschillend onderkomens gehad: de magische bungalows boven het water in Bora Bora en Manihi, het huisje van Maeva’s broer aan het water, de gezellige boomhut van Tezz en nu een cel.
Het is niet heel erg. Er is nauwelijks misdaad in Bora Bora dus er zijn maar weinig vochtige kelders vol ratten, met roestige handboeien aan de muur. De plaatselijke politie beschikt wel over een kamer met spijlen voor het raam, dus als je op de klassieke wijze tussen de tralies wilt kijken, dan kan dat. Het ergste is dat ik Felicity niet mag zien of spreken. Ik weet dat ze een harde is, maar ik voel me verschrikkelijk verantwoordelijk en bid dat ik haar op de een of andere manier vrij kan pleiten.
‘Mademoiselle Pepper?’
Ik knik enthousiast bij het horen van mijn naam.
‘U hebt een bezoeker.’
Laat het alsjeblieft Tezz zijn. Ik wil het kunnen uitleggen. Hetzelfde geldt dubbel voor Hugh. Als hij maar wist waarom we het deden, dan zou hij zeker zijn aanklacht laten vallen. Ik heb niet de kans gekregen hem iets uit te leggen voor we werden meegenomen en opgesloten. (Om de een of andere reden wilde het hotel niet dat we de zaak bespraken in het bijzijn van gasten die ook kluizen vol sieraden hebben. Grappig.) Ik voel me ellendig als ik aan hem denk. Eerst gaat hij al slecht voorbereid op zakenreis, dan wijst zijn vriendin hem af en dumpt hem, en de eerstvolgende vrouw in zijn leven is (in zijn ogen althans) alleen geïnteresseerd in zijn juwelen.
‘Sandrine!’ Haar verwachtte ik niet.
Ze trekt een stoel naar zich toe en gaat zitten, met haar benen over elkaar en naar één kant, als een femme fatale uit de jaren veertig. Ze zou een hoedje, een trenchcoat en stiletto’s moeten dragen.
‘Ik denk dat we het wel eens kunnen worden in deze zaak, denk je niet?’ Ze praat op een lage, vertrouwelijke toon.
Ik kijk afkeurend. Ze weet dat zij moreel verkeerd zit, maar ik ben degene in de cel, dus ik zal haar moeten aanhoren.
‘Ga verder,’ moedig ik haar met tegenzin aan.
Ze leunt naar voren. ‘Ik kom meteen ter zake. Hugh heeft nu mijn parels, ik de zijne. Het is niet ideaal, maar ik denk dat we het beter zo kunnen laten dan het op een onderzoek te laten aankomen.’
Dit is niet wat ik verwachtte. Ik besef dat ze haar eigen huid probeert te redden – ze wil niet dat men ontdekt dat ze vals speelt – maar het betekent wel dat Hugh de betere parels krijgt.
‘Wat wil je daarmee zeggen?’ Ik knijp mijn ogen samen. Wat is het addertje onder het gras?
‘Ik zeg dat als je je mond houdt tegen Hugh en de politie, ik hem zal overhalen de aanklacht te laten vallen.’
‘Echt?’
‘Vraiment.’
Dat klinkt juridisch goed, maar er blijft een probleem. ‘Hoe leg ik aan Hugh uit wat Felicity en ik aan het doen waren?’
Sandrine rolt met haar ogen alsof ik pietluttig doe. ‘Zeg gewoon dat je één parel nodig had om je verblijf te bekostigen.’
‘Maar dat is stelen!’ Die leugen wil ik niet vertellen.
‘En jij was aan het…?’
‘Ik was niet aan het stelen. Ik ruilde om, ’ pruil ik. ‘Ik heb niets voor mezelf genomen.’
Sandrine maakt ongeduldige tutgeluidjes. ‘Het gaat erom dat we dit achter ons laten. Jij wilt dat Hugh de beste parels krijgt, toch?’
‘Ja,’ zucht ik. ‘Daar was het me allemaal om begonnen.’
‘Hij begrijpt er niets van, maar je weet dat hij je niet wil straffen. Hij is gekwetst, maar hij is geen kwaaie. Ik heb hem al gezegd dat hij zijn baas niet hoeft te informeren. Dit blijft tussen ons.’
‘Hoe weet ik dat je dit meent?’ frons ik. ‘Ik weet dat je geen schandaal wilt, maar ik kan niet gelovendat je die parels zo makkelijk laat gaan.’
Sandrine kijkt me veelbetekenend aan. ‘Wil je dat echt weten?’
Ik knik. Ze heeft een paar martini’s te veel op, besef ik.
Ze grijpt in haar zak, pakt een fluwelen zakje en tovert een blauwe parel tevoorschijn ter grootte van een reuzenbonk. ‘Omdat je deze niet hebt genomen,’ lacht ze zelfgenoegzaam en staart naar de blauwe glans. ‘Deze is alleen al meer waard dan de rest. Ik heb hem steeds bij me gehad sinds ik hem kocht. Dit, cherie, maakt alles de moeite waard.’
‘Ik begrijp het.’
‘Dus,’ ze laat haar stem zakken. ‘Hebben we een deal?’
‘Als ik zwijg, laat Hugh de aanklacht zakken?’
‘Oui.’
Een beter voorstel zal ik wel niet krijgen, dus ik stem toe.
Wat een ellende. Als ik niet zo graag voor wraakengel had willen spelen, zou Hugh gewoon tevreden zijn geweest met zijn parels, had hij een leuk afspraakje gehad met Felicity en zou hij met een sprankje hoop in zijn hart naar huis zijn gegaan. En wat Tezz en mij betreft…ik wil niet eens denken aan wat ik heb verknald.
Ik dacht dat ik een stap had gezet naar een nieuw leven, maar hoewel ik als gevangene geen gereedschappen mag hebben, blijk ik toch mijn eigen graf te hebben gegraven.
Ik kijk met afgrijzen toe terwijl Sandrine opstaat. Ik wil haar van alles de schuld geven, maar ik heb het aan mezelf te danken.
‘Zeg tegen Hugh dat het me spijt,’ roep ik haar na.
Ze draait zich om zodat ze kan antwoorden, maar botst tegen een man die net binnenkomt. Er volgt een schermutseling van lichaamsdelen en excuses in de schaduwen. Dan zie ik dat het Tezz is en dat Sandrine hem overal betast.
‘Ik heb je toch geen pijn gedaan?’ glimlacht ze onnozel en voelt zijn biceps. ‘Gelukkigdat je zo sterk bent!’
‘Laat me je helpen.’ Hij helpt haar omstandig overeind, biedt haar zijn arm aan en loopt met haar de deur uit.
Wat is hier aan de hand? Zijn ze samen? Waarom vertrekt hij met haar?
Twee minuten later is hij terug, alleen, nadert me zo dicht mogelijk als hij kan en zegt, ‘Dus je was niet aan het stelen, je was aan het ruilen?’
‘Zei zij dat?’ zeg ik ongelovig.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik heb meegeluisterd. Ik stond te wachten en heb gehoord dat jullie een deal hebben gesloten.’
Deal? Dat klinkt zo schuldig.
‘Ik weet dat ik fout zat,’ kreun ik. ‘Maar vroeger op school kwamen Felicity en ik altijd op voor de zwakkeren en we lieten ons meeslepen. Ik weet dat het niet is goed te praten…’
‘Dat is het nooit.’
‘Hoe dan ook, het was allemaal zinloos,’ zeg ik moedeloos. ‘Ze had de hele tijd de blauwe Vahineparel.’
‘Bedoel je deze?’ Hij rolt de parel naar me toe als een knikker.
Ik stop hem met mijn voet, buig voorover en verstop hem in mijn hand. ‘Nee!’ Ik denk snel terug aan de botsing in de deuropening. Terwijl zij hem betastte, graaide hij kennelijk in haar zakken.
‘O mijn God! Ze flipt!’ gil ik en draai de zware kogel in mijn hand.
‘Waar moet ze heen?’ vraagt hij losjes.
‘De politie?’ suggereer ik.
Hij gebaart me de parel terug te rollen. ‘Ik ga hiermee naar haar toe om te kijken of ze niet bereid is toch alles op te biechten tegenover Hugh. Op het vliegveld zal ze toch de waarheid moeten vertellen over de ruil. Elke parel heeft een certificaat en die worden strikt gecontroleerd. Of heb je de papieren ook omgeruild?’
Ik schud mijn hoofd. Dat was ik even vergeten. Kennelijk ben ik toch niet zo geschikt voor het inbrekersleven.
‘Ze kan Hughs parels niet meenemen zonder de bijbehorende documenten en omgekeerd. Dat weet ze. Ze mag de Vahine houden, maar zo krijgen Hugh en Felicity tenminste de kans het bij te leggen voor hij vertrekt.’
Ik sta versteld. ‘Ik kan niet gelovendat je dat wilt doen. Ik vind het fantastisch, maar ik vind het afschuwelijkdat je…’
‘Voor jou hebt gestolen?’ vult hij aan.
‘Nee, je hebt hem alleen maar geleend,’ werp ik tegen.
‘Nee, ik heb hem gestolen. Omdat…’ Hij blijft lang stil. ‘Omdat ik om je geef.’
Mijn hart slaat over, maar ik zie zijn gezicht vertrekken. ‘Ik zou echt van je kunnen houden, Amber, maar ik wil niet dat dit nog een keer gebeurt. Ik probeer al mijn hele leven hier zo ver mogelijk vandaan te blijven.’
‘Nee!’ huil ik, bang voor wat gaat komen. ‘Het zal niet meer gebeuren. Het was…’
‘Eenmalig?’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat heb ik al te vaak gehoord.’ Hij leunt tegen een tralie. ‘Luister. Ik doe dit voor jou. Ik zal zorgendat je veilig op een vliegtuig komt, maar daar blijft het bij.’
Mijn hart valt in stukken uiteen. ‘Is dat alles?’
‘De bewaker heeft je koffer. Ik heb de luchtvaartmaatschappij gebeld.’
‘Je stuurt me naar huis?’ Ik voel me misselijk.
‘Je begrijpt wel waarom ik dit moet doen.’ Hij kijkt me smekend aan.
Ik wil hem tegenspreken maar ik kan niet. Ik denk terug aan zijn jeugd, aan de avonden dat hij zat te wachten tot de politie langskwam, de lege excuses, het is geen stelen want… In zijn plaats zou ik mij ook niet vertrouwen. Ik heb datgene gedaan waar hij totaal geen begrip voor heeft. ‘Ja, ik begrijp het,’ zeg ik hem. Ik wil hem niet meer kwetsen dan ik al heb gedaan.
Even laat hij zijn hoofd tegen de tralies rusten.
Ik moet mezelf met alle macht bedwingen om niet naar voren te buigen en hem over zijn pluizige bol te aaien, om hem bij me terug te knuffelen, te smeken om een laatste kus. Maar ik weet dat hij zich nooit prettig zou voelen bij de gedachte aan een toekomst voor ons – hij zou voortdurend twijfelen. Ik moet hem laten gaan.
Hij tilt zijn hoofd op en kijkt me diep in de ogen.
‘Het is al goed,’ zeg ik, ook al is dat een leugen.
Hij haalt diep adem en vermant zich dan. ‘Vaarwel Amber.’
Ik doe mijn mond open, maar ik krijg het niet voor elkaar om hem gedag te zeggen. Ik kan alleen maar toekijken hoe hij naar de deur schuift en deze achter zich sluit.
Nu is het mijn beurt om tegen de tralies te leunen, uitgeput van alle emoties die me de afgelopen uren hebben verscheurd. Sinds we zijn betrapt, heb ik mezelf wijsgemaakt dat het allemaal niet echt is, dat het allemaal een nare droom is. Maar de blik van teleurstelling in het gezicht van Tezz was maar al te echt. Ik speel onze laatste gesprek opnieuw af in mijn hoofd en voel pijn in mijn hart. Ik vind het afgrijselijk dat ik de oorzaak ben van zijn verdriet. Vanaf het eerste moment dat ik hem zag, wilde ik hem gelukkig maken, de reden zijn voor zijn grote glimlach. Hoe heb ik zo onverschillig kunnen zijn met zoiets kostbaars? Hoe kon ik niet zien wat ik te verliezen had? Het is kennelijk een familietrekje.
‘Nog adviezen?’ vraag ik met mijn blik naar boven. ‘Of is het te laat?’
Geen antwoord.
Ik vrees het ergste. Het zwaarste vonnis is hoe dan ook al geveld. Ik moet verder leven zonder Tezz.