11

Ik kan niet slapen. Dat aanzoekgedoe blijft maar door mijn hoofd malen. Steeds weer speel ik dezelfde scène af in mijn hoofd, met verschillende eindes, maar nooit kan ik het opbrengen om met overtuiging ‘Ja, Hugh, graag!’ te zeggen, ondanks het feit dat ik vier jaar de tijd heb gehad om me op dit moment voor te bereiden. Vier jaar. Ik moet wel van hem houden, anders was ik nooit zo lang bij hem gebleven, toch? Ik denk terug aan onze eerste ontmoeting – er was zeker sprake van wederzijdse aantrekkingskracht, ik was zeker nieuwsgierig. Ik vraag me af hoever die nieuwsgierigheid ons had gebracht als mijn ouders niet al na drie weken waren overleden.

Maar in die moeilijke tijd was hij echt een man uit duizenden. Toen ik bijna verdronk in mijn verdriet en verwarring was hij degene die mijn hoofd boven water hield. Hij opende zijn armen en was mijn rots, hij regelde alles, van de begrafenis tot mijn rekeningen, toen ik te verslagen en moedeloos was om iets te doen. Zelfs nu nog hoef ik me eigenlijk alleen maar zorgen te maken over wat er op tafel komt. Niet dat ik bij hem ben voor het gemakkelijke leventje. Ik heb nooit echt een extravagante smaak gehad, dus had ik geen financiële problemen voordat ik hem leerde kennen, zelfs niet met mijn magere salaris, en ook ben ik niet zo’n vreselijk feestbeest dat ik geen tijd heb om thuis te stofzuigen.

Hij vertelde me dat hij elke dag bij me wilde zijn en het leek een verstandig voorstel – niets van dat obsessieve jij-en-ik-tegen-de-wereld-gedrag zoals dat wat uiteindelijk leidde tot de ondergang van mijn ouders. We zijn samen, maar zitten elkaar niet op de lip. We hebben nooit ruzie. Soms zie ik de frustratie in zijn ogen, maar hij zegt nooit wat. Tenminste niet in mijn gezicht. Hij mompelt wat dat hij zwarte parels lelijk vindt, net zoals mijn behang, en vraagt me zo nu en dan wanneer ik mijn ski-jack eindelijk eens inlever bij het Leger des Heils en de kasjmieren jas ga dragen die hij voor me heeft gekocht…Ik zucht. Misschien zouden we Felicity om advies kunnen vragen? Ze weet altijd zo goed de vinger op de zere plek te leggen en problemen op te lossen. Zij kent dat fenomeen helemaal niet: op haar tong bijten.

Omdat ik bijna gek word en geen manieren meer weet te bedenken om mijn gevoelens weer in het gareel te krijgen, probeer ik me maar te concentreren op het water onder de salontafel dat wit-blauwe schaduwen op het plafond werpt. Het is echt fascinerend om deze gereflecteerde bewegingen te volgen en ik voel me bijna helemaal voldaan wanneer Hugh zich in zijn slaap omdraait en een arm om mijn middel legt. Direct voel ik me opgesloten en beginnen mijn voeten te kriebelen en te wiebelen. Ik kan hier niet blijven liggen met een menselijke veiligheidsriem om! Ik moet weg!

Voorzichtig til ik Hughs arm op als een soort ophaalbrug en zet ik voorzichtig mijn rechtervoet op de vloer. Terwijl ik eerst mijn achterwerk en dan de rest van mijn lichaam op de mat naast het bed laat zakken, leg ik zijn arm op het matras. Tien tellen lang blijf ik plat op de grond liggen, wachtend tot de zoeklichten de kamer in het licht zullen zetten. Geen sirenes. Geen blaffende hondsdolle herdershonden. Alles blijft stil.

Ik kom langzaam overeind, alsof ik in een moderne dansvoorstelling ‘het ontwaken’ moet voorstellen, en loop op mijn tenen naar de slaap-bank, waar ik weer verderga met staren naar dat vierkantje van licht water, in de 3D-lijst van de salontafel. Als dit echt een cel zou zijn en alle deuren en ramen zouden zijn afgesloten, zou ik via het tafelblad kunnen ontsnappen…

Gesproken over ontsnappen, ik ben er wel erg gemakkelijk afgekomen na dat mislukte aanzoek. Een gezellig etentje aan de overkant bij het Bamboo House (alle andere gasten daar aten in aangename stilte, dus zagen wij eruit als een gezellig kletsend jong stel), waarna we besloten vroeg te gaan slapen. Hugh lag al voor pampus voordat ik klaar was met tandenpoetsen, maar ik wist dat ik de slaap niet kon vatten.

Misschien dat het hier wel lukt. Ik trek een kussen onder mijn hoofd en strek mijn benen. Dit voelt al veel beter, maar ik moet wel opletten dat ik niet te lekker lig en in slaap val – als Hugh wakker zou worden en me hier zou zien, zou dat een te duidelijke boodschap zijn. Hij zou direct het ergste denken, en ik ben nog niet bereid om de boel zo erg te laten escaleren.

Ik draai me om naar de muur, steek mijn hand omhoog en til de houten jaloezieën net ver genoeg op om naar buiten te kunnen kijken. Mijn vingers wrijven langs het muskietengaas en ik leun iets meer naar het raam toe om te kijken hoe rustig het nachtelijke water het strand op rolt. Misschien heb ik wat frisse lucht nodig. Dat is een goed idee. Ik voel om me heen in de duisternis om mijn schoenen te vinden, zet mijn haar vast met een clip en pak de kamersleutel. Ik ben al bijna buiten als ik per ongeluk de hotelparaplu omstoot, die met een enorm kabaal op de grond valt.

‘Mmm…Amber!’ mompelt Hugh in zijn kussen.

‘Hier!’ sus ik. Maar even later is dat al een leugen – ik sta al buiten en loop naar het strand.

Terwijl ik met hulp van de touwen over de donkere pier loop, realiseer ik me dat mijn voeten reageren op muziek die ik op afstand hoor en ik zie Jennifer Grey voor me die in Dirty Dancing haar pasjes oefent. Ik kijk om me heen voordat ik als hommage aan haar mijn hoofd in mijn nek gooi; plotseling krijg ik vlinders in mijn buik en ik val bijna over mijn voeten – dat is Tezz, hij is aan het zingen! Ik kijk om me heen om te kijken waar hij is, voordat ik me realiseer dat zijn stem van heel ver mijn kant op komt waaien. Vanuit The Paradise Room, om exact te zijn. En daar is dat gevoel weer. Ik weet dat het maar een flashback naar gisteravond is, maar het voelt zo intens. Ik neem een momentje om mezelf weer onder controle te krijgen en niet direct naar hem toe te rennen, maar besluit dan dat er wel een goede reden moet zijn waarom ik weer naar de bar wordt getrokken: misschien moet ik zelf nagaan of het gewoon de alcohol was en een overactieve fantasie die dat vuurtje in me had aangestoken.

Als ik me met die teleurstelling confronteer, zou ik dan die demonen kunnen uitbannen die me weerhouden van een gelukkig leven met Hugh? Het zou kunnen werken. Misschien heb ik me altijd stiekem afgevraagd of dat verliefde gedoe van mijn ouders toch iets had. Ik wil niet de rest van mijn leven spijt hebben dat ik dat heb gemist. Dit is goed! Ik ga de confrontatie aan. Ja!

Ik draai me om en loop de pier af. Ik blijf weer staan, de zenuwen worden me toch te veel. ‘Kom op!’ spoor ik mezelf aan. ‘Je moet dit echt doen – zo krijg je alles weer in perspectief en kun je Hugh weer recht in de ogen kijken en zeggen…’

‘En zeggen…’

Weer blijven de woorden in mijn keel hangen. Maar voordat ik helemaal aan de grond genageld blijf van besluiteloosheid beginnen mijn voeten als vanzelf te lopen.

Over de verweerde pier naar het stenen pad, door de betegelde receptie, langs het zwembad, over de lelievijver, langs de tennisbanen; ik begin steeds sneller te lopen. Ik voel me met elke stap zekerder – dit gaat iets duidelijk voor me maken. Ik zal zien dat Tony en Tezz gewoon normale jongens zijn die hun geld verdienen door wat met hun heupen te wiegen en daarna kan ik weer verder met mijn leven of doen wat ik moet doen om mezelf te bevrijden van dat kriebelende gevoel van binnen.

Ik begin een beetje te piepen en duw onderweg wat bladeren aan de kant. Ik kan niet geloven dat ik dit echt aan het doen ben. Ik kan niet geloven dat ik me zo voel aangetrokken tot…Ik vertraag mijn tempo wanneer ik bijna bij de ingang ben; mijn maag draait een paar rondjes van de zenuwen, maar dit keer aarzel ik niet…Ik moet erachter zien te komen of de bliksem twee keer op dezelfde plek kan inslaan.

Terwijl ik in de schaduw achter in de zaal ga staan, kijk ik voorzichtig omhoog naar het podium. Direct voel ik me als een surfer die een golf te pakken heeft – mijn gezicht begint te stralen en ik voel me helemaal warm vanbinnen, te gelukkig om me te realiseren wat deze reactie eigenlijk betekent. Kijk ze eens gaan!

Ik dacht dat het de schuld van de pil was dat ze zo snel bewogen, maar ze dansen echt zo snel – kicks en squats en shuffles, allemaal feilloos uitgevoerd met 150 kilometer per uur. Ik staar ze met open mond aan, terwijl al mijn hallucinaties waarheid lijken te zijn: die gesmolten voeten? Rolschaatsen. (Natuurlijk! Nu herinner ik me weer dat Fantasia zei dat ze elkaar hadden leren kennen bij Starlight Express. ) Mijn overtuiging dat ze drie meter lang waren? Stelten onder een extra lange, zwarte satijnen broek! En het feit dat ze mij lieten zwijmelen van verlangen? Niets meer dan goede, ouwe sex-appeal!

En het houdt maar niet op. Gisteravond was het al veel om te bevatten, maar nu zie ik dat Tony niet alleen rotsachtige buikspieren heeft, maar ook een goddelijk Action Man-richeltje dat van zijn heupen naar zijn lies loopt, alsof hij in elkaar is gezet met het bouwpakket ‘Perfect lijf’.

En Tezz…Ik sta de gladde ellipsen van zijn bovenarmen te bewonderen en zie dan dat hij prachtige handen heeft; en zie dan de zilveren ringen aan zijn duim en ringvinger. Ik weet niet waarom ik dat zo aantrekkelijk vind, maar dat doe ik wel. Als hij zijn rechterhand optilt om met zijn vingers te klikken en hem dan weer op zijn heup legt, begin ik zachtjes te kreunen. Als hij mij met die vingers zou wenken, zou ik zo door de zaal naar hem toe vliegen. Maar in plaats daarvan kondigen ze een korte pauze aan en besluit ik naar de spiraalbar te gaan en een Mai Tai te bestellen, maar vanavond wel eentje zonder alcohol.

En dan te denken dat ik mijn vriendinnen op school altijd stond uit te lachen als ze het weer over hun favoriete popsterren hadden. Becci Gwyther was zo geobsedeerd door George Michael – ze hing aan zijn lippen als hij op tv te zien was – dat ik dacht dat ze een psychisch probleem had en ik haar voorstelde dat ze eens naar een dokter moest gaan. Nu, op mijn tweeëndertigste, snap ik eindelijk hoe het voelt! Ik vraag me af of die aantrekkingskracht niet deels is gebaseerd op een aantal liedjes van Soul Desire, die me doen denken aan mijn moeder – Stevie Wonder, Aretha Franklin en Al Green. Ik moet even glimlachen en zie haar gezicht voor me terwijl ze meezong met The Reverend, glimmende oorbellen in, ogen gesloten en met haar handen in de lucht, met de handpalmen naar boven, meezwevend op de lucht die haar lichaam streelde. Ik kijk om me heen naar de andere vrouwen in het publiek, half hopend dat ik haar zie zitten, misschien op een dagtochtje vanuit de hemel. Mijn vader zou natuurlijk naast haar zitten, strak in pak, ondanks de luchtvochtigheid, met haar hand in de zijne.

‘Wil je er nog een?’ vraagt de ober me en ik accepteer de tweede Mai Tai, dit keer compleet met alcohol.

Het voelt hier helemaal goed. Ik had nooit gedacht dat ik me thuis zou voelen in deze donkere wereld van het avondleven; ik denk zelfs dat ik maar een paar keer in mijn leven tot twee uur ben opgebleven. Ik vond het altijd zo heerlijk om de dag om zes uur te beginnen. Hoewel, als je me zou vragen wat ik precies heb gepresteerd met al die vroege starts, behalve dat ik me er heilzaam door voel, moet ik je bekennen dat ik het niet weet. Het enige dat ik nu weet, is dat ik me nu erg ontspannen voel en dat ik precies ben waar ik moet zijn.

Maar nu herinner ik me nog dat ene mysterie van gisteravond; dat is nog niet opgelost – dacht ik niet dat Tezz een liedje speciaal voor mij had gezongen en was ik er niet heilig van overtuigd geweest dat die tekst speciaal voor mij bedoeld was, alsof hij me een geheime boodschap wilde sturen? Als al het andere wat ik heb gezien ook waar was, misschien is dat dan ook echt gebeurd? Zou het kunnen dat hij mij heeft gezien?

Plotseling word ik rood van schaamte. Natuurlijk niet! Wie denk ik wel dat ik ben? Kijk mij hier een zitten op die hoge barkruk, alsof ik Natalie Wood ben! Ik voel me zo dom wanneer ik naar mijn vormeloze zomerjurk kijk dat ik eigenlijk weg wil vluchten, maar dan gaat het licht weer uit en komen de jongens en meisjes weer het podium op, gekleed in regenjassen als echte detectives, met opgeslagen kragen, zwarte Ray-Bans en scheefstaande vilthoeden. Mijn verlegenheid verdwijnt direct en ik kijk toe hoe ze over het toneel sluipen en met zachte stem een nummer inzetten. Langzaam wordt het mij – en de rest van het publiek – duidelijk dat ze straks uit volle borst ‘Proud Mary’ van Tina Turner zullen galmen. Iedereen stopt met praten, zet zijn drankjes neer en wacht. Ze blijven nog even steels over het podium sluipen, doen dan hun zonnebrillen af, dan de hoeden, gooien dan de regenjassen aan de kant en plotseling worden we verrast met een oogverblindende demonstratie van glitters en zwierige franjes; met zijn vieren swingen ze heen en weer alsof hun leven ervan afhangt. Het publiek moedigt hen steeds harder klappend en joelend aan, de meisjes laten hun witte glimmende mini-jurkjes en rode laarzen zien en de jongens dansen over het podium in netshirts en een zwarte franjebroek.

‘Rolling!’ hoor ik mezelf roepen, terwijl ik onbewust voorover buig en dan mijn schouders achterover gooi, gelijk met de muziek. De spanning in de zaal is bijna te voelen. Tegen de tijd dat ze uitgezongen zijn, zit ik bijna te hijgen. Ik kijk om me heen om dit genot met iemand te delen, en mis Felicity’s knie om in te knijpen, maar zie dan dat iedereen om me heen zo enthousiast is.

‘Jullie zijn geweldig!’ roept het type man waarvan je verwacht dat hij alleen maar enthousiast kan worden als zijn favoriete voetbalteam op tv is.

‘Woeoeoeoe-oeoeoeoeoe!’ jodelen alle dames in de zaal.

Ik moet lachen, ben half buiten zinnen van plezier, en vraag me af wie van ons na wat we hebben gezien weer terug kan naar zijn gewone leventje.

‘Had je trek in meer?’

Ik kijk om en zie rae-rae Fantasia staan, in een creatie van roze satijn.

‘Hiiii!’ straal ik, blij om een bekend gezicht te zien, vooral eentje dat zo is volgekalkt met glinsterende make-up. ‘Je ziet er geweldig uit!’

‘Nou, dat vind ik leuk, dat iemand mij eens ziet staan!’ Ze neemt weer een Madonna-pose aan en legt haar met lovertjes bestikte tasje op de bar.

‘Alles in orde?’ vraag ik, ietwat bezorgd.

‘Ach, mensen willen alleen maar met me praten over de boys,’ zegt ze. Ze tuit haar lippen en wuift met haar hand richting het podium.

‘Mmm,’ mompel ik, terwijl ik de duizend-en-een vragen die ik heb probeer binnen te houden.

‘Wat is er toch aan de hand als je als travestiet niet eens meer wordt gezien?’

‘Ik snap wat je bedoelt,’ antwoord ik sympathiek.

‘Trouwens,’ snuift ze, terwijl ze me op en neer kijkt, ‘jij staat in mijn zwarte boekje.’

‘O ja?’ knipper ik.

Ze tikt tegen haar slaap. ‘Wat heb ik jou ook al weer verteld over die bloem achter je oor?’

‘O ja, ik weet het, maar ik ben nu niet echt op de bloemenmarkt, toch,’ frons ik, verward over mijn eigen woorden.

‘Waar is die vriendin van je?’ vraagt Fantasia, terwijl ze de barman duidelijk maakt dat ze een glas water wil.

‘Ze zit vanavond op de Windstar, bij haar neef,’ leg ik uit. ‘Ik kon niet slapen, dus dacht ik dat ik hier even wat ging drinken.’ Ik hef mijn glas voor een toost.

‘Let maar op – ze zijn verslavend.’

‘O nee, ik neem er maar eentje vanavond…’

‘Niet de drank,’ zegt ze snel, terwijl ze mij indringend aankijkt, ‘De jongens.’

‘Nou ja, dat is toch ook de bedoeling.’ Ik haal mijn schouders op, kijk de andere kant op en probeer zo luchtig mogelijk te praten. ‘Als je artiest bent, wil je toch dat mensen weer terug komen.’

Fantasia bekijkt me opnieuw en waarschuwt dan: ‘Dit is niet de werkelijkheid, dat snap je toch wel?’

‘Ik weet het. Daar is het veel te geweldig voor.’ Ik bedoelde het als een grapje, maar zodra ik het heb gezegd, voel ik alsof ik net een klap in mijn gezicht heb gekregen. Is dat wat ik echt denk? Heeft Felicity gelijk? Ben ik zo gewend geraakt aan mijn middelmatige bestaan dat ik me niet eens kan voorstellen dat ik me altijd zo goed kan voelen? Plotseling besluit ik dat ik beter kan vertrekken.

‘Nou, het was leuk om je weer te zien. Ik moet weer terug,’ zeg ik. Ik ga staan en wil de trap aflopen.

‘Je kunt nu niet weg.’ Ze gaat voor me staan. ‘Ze hebben straks een nieuw nummer.’

Wat doet ze nou? Het ene moment probeert ze me af te schrikken en het volgende wil ze per se dat ik blijf en nog erger verslaafd raak.

‘Tezz gaat tappen,’ zegt ze verleidelijk, terwijl ze mijn polsen vastpakt. ‘Nog tien minuten – dat kan toch geen kwaad?’

Ik bijt op mijn lip. De vraag is niet zozeer of het kwaad kan, maar wie ik ermee kwets. Of moet ik Hugh bij de naam noemen? Niet dat ik iets illegaals doe – technisch gezien kon ik niet slapen, dus ben ik even gaan wandelen en heb ik even wat gedronken in de bar. Wat er verder nog allemaal in mijn hoofd rondspookt, daar weet hij niets van. Maar kan het dan geen kwaad? Het voelt gewoon niet goed.

‘Daar zijn ze!’ Fantasia ziet wat bewegen achter het gordijn.

Ach, het is natuurlijk niet netjes om halverwege de voorstelling weg te lopen, redeneer ik, dus ik ga weer zitten. Ik zou willen dat Felicity hier was – we hebben op school ook een tijd tapdansles gehad. Het zou zo leuk zijn geweest als we Tezz’ passen hadden herkend.

Ik neem weer een slok van mijn drankje en draai me om naar het podium. O mijn God! Hij kijk me recht in de ogen! Zijn gezicht begint te stralen als hij merkt dat ik terugkijk. Ik kijk snel achter me, voor het geval daar iemand zit die zijn glimlach meer verdient, zoals Halle Berry – maar nee, hij kijkt echt naar mij. Ik kijk op en zie hem lachen en zie zijn mond bewegen: ‘Wat is er?’ Ik houd het niet meer uit – mijn hart maakt een koprol en klopt in mijn keel, en de inhoud van mijn hoofd begint te draaien als een whirlpool.

Ik wil het wel uitschreeuwen: ‘Doe me dit niet aan, tenzij je het echt meent! Ik wil niet een van die duizenden fans zijn die voor bij het podium staan te dringen. Ik wil niet flauwvallen om door het Rode Kruis op een brancard te worden afgevoerd!’

Ik herinner me hoe Becci ooit zei dat ze jaloers was op dat soort meisjes, omdat ze er een bepaalde status door kregen. Ze vermoedde ook dat het maar een trucje was om backstage te komen en dat ze, zodra ze weer bij waren, stiekem op zoek gingen naar de kleedkamer van de band. Ooit zei ze zelfs dat ze wilde dat ze een dodelijke ziekte had, omdat popsterren vaak bij leukemiekindjes in het ziekenhuis op bezoek schijnen te gaan. Ze vond dit erg oneerlijk – waarom zij wel en zij niet? Toen zei ik tegen haar dat ze hulp moest gaan zoeken.

Ik keer me weer om naar Tezz. Ik zie hem een paar spannende bewegingen maken en dan, BAM!, kijkt hij me weer recht in de ogen en trekt hij met een speelse glimlach om zijn lippen zijn overhemd open zodat ik net een tepelring kan zien. Of is dat weer mijn fantasie? Ik kan bij deze man geen onderscheid meer maken tussen fantasie en werkelijkheid. Elke keer als ik hem aankijk, speelt mijn brein erotische spelletjes met me. Ik draai me weer af en concentreer me op mijn koude drankje. Ik probeer mijn hoofd leeg te maken, maar dan hoor ik hem bijna hijgend de volgende woorden zingen:

Ik geniet als jij in de zaal zit

Het geeft me kriebels in mijn huid

Ik wou dat ik je bruidegom was

En jij vannacht mijn bruid

Ik kijk vluchtig naar Fantasia. Aan haar norse blik te zien heeft zij het ook gehoord. Wauw! Ik wil hardop lachen – dit moet de allerbeste versiertruc ter wereld zijn. De extra allure die iemand krijgt wanneer hij een paar voeten hoger staat dan de rest van het gepeupel is verbazingwekkend. Terwijl hij het refrein rapt, begint mijn hart gevaarlijk snel te kloppen.

Welkom in mijn honeymoonhotel

Schat, als je me ziet danweet je het goed

Welkom in de honeymoonsuite

Ik ga je zoenen van je sluier tot je voeten

Ik krijg knikkende knieën wanneer ik zie hoe hij met zijn hand over zijn bovenlichaam strijkt, over zijn buik, naar beneden…oeps! De betovering wordt verbroken wanneer Tony aan komt lopen en Tezz een ‘hou eens op met dat geflirt’-blik geeft. In een lange, aaibare, luipaardprintjas begint hij met de band ‘Stray Cat Strut’ te zingen. Hij doet in slowmotion een kurk-entrekker als een volleerd balletdanser, en blijft even in de lucht hangen, net als bij die special effects in The Matrix. Waar zijn de touwtjes en springplanken die je voor deze bewegingen nodig hebt? Ik vraag me net af hoe het kan dat deze jongens nog geen internationale supersterren zijn wanneer Fantasia me een por geeft: ‘Hier gaan we!’

Ik leun naar voren om het beter te kunnen zien en zie hoe Tony de band vraagt het tempo iets te verlagen, voordat hij zich naar Tezz omdraait. Hij wijst naar zijn voeten, hij staat op een soort nepdrempel, en daagt hem uit om de scatgeluiden, ‘Be-dee-dup, be-dubba-da-dup, be-dee-da!’, na te doen met zijn voeten. Tezz neemt de uitdaging aan en echoot het ‘Be-dee-dup, be-dubba-da-dup, be-dee-da!’ door te schrapen en met zijn metalen zolen en neuzen te tappen. Niet slecht, lijkt Tony te zeggen. Maar kijk mij eens! En zo blijft hij hem plagen en uitdagen, met steeds ingewikkeldere en langere scats. Als Tezz ook maar een ‘da’ vergeet, schudt Tony zijn hoofd en laat hij het hem nog een keer overdoen. Het publiek zit ademloos te kijken naar hun voetenduel, dat uitmondt in een kletterend dansspektakel. Net wanneer Tezz lijkt te winnen, kijkt Tony hem brutaal aan en vraagt hij hem de trap af te tappen, dan weer omhoog over het podium en via de bar weer naar beneden.

‘Ben je gek geworden?’ roept Tezz uit en hij wijst op het gapende gat tussen het podium en de bar.

Tony trekt blasé zijn schouders op en herhaalt zijn opdracht: ‘Doop-doop-doop-doop-BOEM!’

‘Ik kan mijn benen zo wel breken!’ protesteert Tezz.

‘Er ligt beneden wel ijs,’ pareert Tony. ‘Doe dat er maar op als je klaar bent.’

‘Wil je me dood hebben?’ wil Tezz weten.

‘Ach, ik krijg morgen een paar vrienden op bezoek en ik zei dat ik een solo-act had, dus…’ Tony kijkt hem schaapachtig aan.

‘Nou, daar heb je helemaal gelijk in,’ blaft Tezz terug. ‘Jij zingt zo sloom dat ik soms in slaap val!’

Het publiek moet lachen om de plagerijtjes.

‘Kom nou – jullie willen het toch ook zien?’ roept Tony in een poging het publiek achter zich te krijgen.

De zaal is verbijsterd; de ene helft smeekt Tezz het te doen, de andere helft is bang dat hij zijn benen inderdaad zal breken.

‘Oké, oké, ik doe het!’ Tezz gooit zijn armen in de lucht.

‘Je gaat Doop-doop-doop-doop-BOEM doen?’ wil Tony nog even zeker weten.

Tezz knikt.

‘Oké, laat maar eens zien!’

Ik leun nog wat voorover; dit wil ik niet missen.

Tezz begint met een standaardtap, maar in plaats van naar voren, beweegt hij opzij en blijft hij de bijbehorende geluidseffecten maken in de microfoon terwijl hij ronddanst en via de lounge de bar binnenloopt. In één soepele beweging staat hij op de bar en laat hij de bakjes met kersen en olijven trillen door hier hevig te gaan tappen. Eerst wordt hij ondersteund door de drummer en daarna de bassist, om het hele optreden naar zo’n enorme climax te brengen dat Tony echt moet toegeven dat hij heeft verloren. Tezz gooit zijn handen in de lucht. Iedereen juicht. Dan, wanneer hij naar beneden springt, kijkt hij steels mijn kant op met een blik van ‘Vond je dat leuk?’ en een dikke knipoog. Ik kan mijn ogen niet geloven! Ik voel me bijna schuldig dat ik zoveel aandacht krijg, vooral als Fantasia snel van haar kruk springt en zegt dat ze nog moet werken.

‘Nou, het was leuk om je weer eens te zien!’ glimlach ik, terwijl ik probeer niet te opgewekt over te komen.

‘Ik weet wel zeker dat ik je nog vaker zal zien,’ antwoordt ze droog. ‘Ik hoopdat je de juiste keuze maakt.’

Mijn mond gaat open, ik wil iets terugzeggen, maar ze is al verdwenen voordat ik iets kan uitbrengen.

De juiste keuze? Ze weet niets over het aanzoek, dus dat kan ze niet bedoelen. Maar toch, door mijn gedrag gisteren heeft ze zeker reden om over mijn relatie te twijfelen. Wat kan ze anders bedoelen? Niet de keuze tussen Tony en Tezz. De mysterieuzere helft van het duo heeft me nog geen blik waardig gekeurd, behalve dan dat hij Felicity scheef aankeek toen ik gisteravond wat vaag zat te ‘stoeldansen’.

Ik weet het niet. Ik heb het idee dat ik de laatste drie dagen meer emoties heb gevoeld dan in de afgelopen drie jaar. Zo niet nog langer. Ik kan waarschijnlijk het beste een stap terugdoen en even diep ademhalen. Een nieuweling als ik kan maar een beperkt aantal zenuwslopende sensaties verwerken. Ik glip van mijn kruk en sluip naar buiten, zonder ook nog maar naar Tezz om te kijken.

Een halfuur later zit ik op de rand van het hotelzwembad, met mijn voeten in het water, gefascineerd door de vreemde gloed op mijn benen wanneer ik ze onder water houd. De jongens zijn nog steeds te horen; de muziek wordt op een briesje van jasmijn mijn kant op gedragen. Ik leun achterover, steunend op mijn handen, en kijk om me heen – een griezelig leeg poolcafé, slapende ligbedden, kleine spots die alle blaadjes en takjes in de bosjes accentueren – er hangt hier ‘s-nachts zo’n andere sfeer. Overdag is het hier een en al fluorescerende pareus en zonnebranddrama’s. Nu, in het licht van de maan, zijn alle kleuren gedempt en komen de geheimen buiten spelen.

Ik glimlach in mezelf. Nu ik hier zo alleen zit, voel ik me geen buitenstaander meer. De wereld is van mij. Zelfs wanneer de muziek ophoudt en de betovering is verbroken, blijf ik zitten waar ik zit. Ik vraag we af hoe 160 gasten en evenveel personeel zo rustig kunnen slapen. Ik heb nog nooit zo’n stilte gehoord. Van buiten tenminste. Binnen in mij beginnen de twijfels weer de kop op te steken. Ik probeer ze te negeren en ik probeer kalm te blijven, maar het is al te laat – er zijn vragen die beantwoord moeten worden…

Hoe kan het dat een vreemde op het podium mij meer doet dan mijn eigen partner? Ben ik gewoon bang om me echt te binden? Is Tezz zo aantrekkelijk omdat ik zijn slechte punten nog niet ken? Het lijkt wel alsof ik iets verlaat last hebt van kalverliefde – kies iemand met zakken vol talent en droom dan de rest erbij, is dat niet het idee? Als ik de kans zou krijgen, zou ik wel merken dat hij net zo teleurstellend is als iedere andere sterveling. Niet dat Hugh me heeft teleurgesteld, waarschijnlijk omdat ik zonder enige verwachtingen aan deze relatie begon. Ik was niet op zoek naar iemand, laat staat de Ware. Maar nu we het hebben over een huwelijk en over eeuwige trouw, en als ik wat beter kijk naar ‘ons’, begin ik aan hem te twijfelen. Of eigenlijk aan ‘ons’. Wat doen we eigenlijk bij elkaar?

Al dit gepieker heeft een lang vergeten stem in mijn hart wakker gemaakt. ‘Hé, ik lag nog zo lekker te slapen,’ lijkt hij te zeggen. ‘Je had me niet nodig, je vroeg me nooit wat, dus ik heb heerlijk kunnen slapen, maar nu je het hebt over trouwen en zo, moet ik toch even wat zeggen.

Dit is mijn specialiteit en ik word niet graag genegeerd. Ik garandeer je zelfs dat je de rest van je leven een heleboel problemen krijgt als je niet naar me luistert. Of ik blijf aan je knagen, dat is misschien nog erger – met die constante vraag: Is hij echt de Ware voor mij? Heb ik wel de juiste keus gemaakt? Op de een of andere manier krijg ik je wel!’

Wauw. Ik geloof dat het menens is. In reactie hierop wil mijn hoofd weten: ‘Wat wil je dan? Zeg het maar!’

Maar mijn hart zegt alleen maar: ‘Tezz.’

‘Hij is gewoon leuk omdat hij nieuw is – mysterieus!’ werpt mijn hoofd tegen. ‘Ja, hij lijkt een geweldig gevoel voor humor te hebben en hij is zo sexy dat hij je op twintig meter afstand kan laten klaarkomen…’

‘Hé,’ roep ik. ‘Ik dachtdat je met tegenargumenten zou komen!’

‘O ja! Het is alleen zo dat deze veronderstellingen over zijn karakter niet zijn gebaseerd op je echte ervaringen; je hebt nog niet eens met hem gesproken.’

Daar kan ik niets tegen inbrengen. Maar dan verrassen mijn twee rivale stemmen me door het over één ding eens te worden. Er is maar één manier om erachter te komen…

‘Kom nou!’ roep ik uit. ‘Zeggen jullie dat ik gewoon maar achter Tezz aan moet gaan, terwijl ik hier met Hugh ben?’

De stem die Hugh moet verdedigen, zucht diep. ‘Nou, ik kan wel ziendat je toch niet tevreden bent voordatje weet dat hij niet naar de aarde is gestuurd voor jouw plezier, dus stel ik voor dat je opschiet, hem van je lijstje streept zodat je op tijd weer terug bent in de echte wereld om je te binden aan de man die echt van je houdt.’

Geef ik mezelf echt toestemming om achter Tezz aan te gaan? Behalve dat het overspel is, zou het ook nogal wat lef vragen en plotseling weet ik niet of ik daar wel genoeg van heb. Misschien is dit wel wat ze bedoelen als ze het hebben over verliefd zijn op je idool. Een onmogelijke liefde, want zeg nou zelf, hoeveel kans zou ik maken bij zo’n ster die zo wordt vereerd? Ik moet de feiten onder ogen zien – mannen zoals hij zijn niet meer dan een droom. Dat is toch wel het doorslaggevende argument, volgens mij.

Ik ga staan en laat op weg naar de bungalow een spoor van donkere, natte voetstappen achter op de lichte tegels. Maar dit keer besluit ik over het strand te lopen en al snel zijn mijn voetzolen bedekt met een minuscuul laagje schelpjes dat hier voor zand doorgaat. Ik wriemel met mijn tenen en geniet van het schurende gevoel. In Oxford voelen mijn voeten in de zomer behalve mijn leren sandalen alleen zo nu en dan wat gras, op die zeldzame dagen dat ik mijn schoenen uittrek en heerlijk onder de grote eik in het park ga zitten. Het voelde heerlijk zolang het gras lang en zacht en groen was, maar aan het einde van de zomer werd het stoppelig en geel en jeukte het alleen maar. Dat was altijd het moment waarop ik weer uitkeek naar de regen.

Plotseling ben ik de weg kwijt. Waar ben ik?

Ik kijk op en zie dat de pier naar de bungalow een paar meter verderop begint en realiseer me dat mijn stappen steeds kleiner en langzamer worden. Ik dacht dat ik klaar was om terug te gaan, maar blijkbaar heb ik nog geen zin om me weer in dat hokje op te sluiten. Ik kijk op mijn horloge: drie uur. Nog maar drie uur tot de zon weer opgaat. Misschien blijf ik hier wel zitten om van de zonsopkomst te genieten. De zonsondergang was zo geweldig dat ik vermoed dat deze ook de moeite waard is. Ik draai me om en zoek een van die bijna horizontaal liggende palmbomen op het strand om op te gaan zitten, voor het geval er allemaal nachtelijke kriebelbeestjes in het zand rondrennen. Ik zie er verderop eentje en loop erop af; ik ben zo geconcentreerd op mijn einddoel dat ik bijna de vergeten handdoek die ernaast ligt over het hoofd zie.

‘Perfect!’ Ik schud de handdoek uit en leg hem weer in het holletje onder de gebogen palmboom.

Misschien doe ik even vijf minuten mijn ogen dicht. Ook al val ik in slaap, de zon maakt me wel weer wakker. Ik ga op mijn rug liggen en voel de warme lucht op mijn lichaam. Oké, het was een vreemde dag, maar nu is alles weer goed. Ik voel me een beetje slaperig. Geen grote drama’s meer. Que sera, sera.

Ik adem in en adem langzaam weer uit. In en uit, gevolgd door gespetter. Ik voel mezelf net in het onderbewuste vallen wanneer er drie druppen op mijn huid vallen – een op mijn wang, een op mijn schouder en eentje op mijn onderarm. Regen?

Wanneer ik mijn gezicht wil afvegen doe ik mijn ogen open en daar, boven mij, zie ik het donkere silhouet van een man.