21
Ik raak de paarsgroene bol voorzichtig aan zodat ik zeker weet dat ik niet hallucineer. Maar hij is echt: glanzend en glad en glimmend. Ik draai de ring om mijn vinger, als een helderziende op zoek naar een aanwijzing. Ik kan me totaal niet herinneren hoe de ring daar is gekomen.
‘Vind je hem mooi?’ Hugh schuift naast me en legt zijn kin op mijn schouders.
Mijn hart klopt zenuwachtig. ‘Hij is prachtig,’ mompel ik en vraag me af of ik kan bekennen dat ik me niets kan herinneren van het krijgen, waarmee ik hem zal kwetsen. Alweer.
‘Ik heb hem omgedaan terwijl je sliep,’ vertelt hij. ‘Ik wilde het niet weer verkeerd doen.’
Ik voel een vlaag van sympathie. Ook al voel ik me enigszins overvallen, ik weet dat hij na het hobbeltje van gisteren op zoek is naar zekerheid, zekerheid dat ik er niet vandoor zal gaan. Ik neem zijn gezicht in mijn handen en zeg zoals gebruikelijk ‘Hij is prachtig, dank je.’
‘Uiteraard zie ik dit niet als een echte verlovingsring, maar ik dacht dat het een soort Tahitiaanse proefperiode kon inluiden, om te kijken hoe jij erover denkt,’ legt hij uit en aait mijn haar op het kussen. ‘Ik vroeg me zelfs af…Ze organiseren hier van die ceremonies. Ze zijn niet rechtsgeldig ofzo – dan zou je hier een maand moeten wonen – maar het klinkt geweldig…ze zingen, en er zijn bloemen en kano’s…’
‘Je bedoelt een trouwceremonie?’ Mijn keel knijpt dicht.
‘Het leek mij wel leuk en romantisch. Wie weet wanneer we weer de kans krijgen om zoiets authentieks te doen?’
Ik doe mijn mond open.
‘Tenzij jij het oubollig vindt?’
‘Nee,’ hoor ik mezelf zeggen. ‘Natuurlijk niet, het klinkt alleraardigst.’
Je zou denken dat hij me zojuist een kanten parasol had gegeven en me had uitgenodigd voor een wandelingetje door een rozenperkje. Heb ik werkelijk ingestemd met een nep huwelijksceremonie? Hij deed er zo losjes over, alsof het ging om een keuze tussen dat en een middagje snorkelen.
Misschien is het ook wel niet zo erg. Tenslotte komen er geen documenten bij kijken, geen familie, geen getuigen.
‘Kunnen we het tussen ons houden?’ controleer ik. ‘Alleen jij en ik, geen Sandrine?’
‘Natuurlijk.’ Hij knuffelt me.
Als niemand het ziet, kan het geen kwaad, toch? Bovendien is dit een mooi aanbod. Hij geeft me de kans te spelen alsof ik me bindt, zonder consequenties. Ik zou mijn zegeningen moeten tellen.
‘En als je er een goed gevoel bij hebt, dan kunnen we als we thuis zijn…’
Ik voel een golf van claustrofobie opkomen bij deze verwijzing naar het echte leven, thuis in Oxford. Even schieten mijn gedachten naar Tezz en word ik verslonden door onvervuld verlangen – ook al heb ik daar niks aan. Tenslotte doet hij nu geen aanzoek.
‘Wat zeg je ervan?’
Het is me glashelder dat als ik nee zeg, dit onze relatie onherstelbare schade zal toebrengen. Ik moet deze sprong voor hem maken.
Ik haal diep adem en glimlach. ‘Laten we ervoor gaan!’
‘Fantastisch,’ juicht hij. ‘Ik ga het meteen regelen.’ Hij zwaait zijn benen uit bed, leunt dan achterover om me te kussen, maar deinst dan plotseling terug alsof de nabijheid van mijn lippen hem ineens waarschuwt voor weerstand van mijn kant.
‘Wat?’ slik ik, schuldig.
‘Ik mag je natuurlijk niet aankijken voor de ceremonie,’ plaagt hij en stommelt richting de badkamer met zijn hand voor zijn ogen.
Ik lach met hem mee, maar ik vraag me ondertussen wel af hoe ik het oogcontact tijdens de ceremonie ga overleven. Zou het heel raar zijn als ik tijdens het uitwisselen van de belofte mijn zonnebril ophield? Het zonlicht is hier tenslotte ontzettend fel.
‘Moet ik ontbijt voor je meebrengen, lieverd?’ roept Hugh naar me voor hij vertrekt.
‘Een chocoladecroissant zou goddelijk zijn,’ antwoord ik.
‘Jij bent goddelijk,’ zingt hij voor hij de deur dichtdoet.
In ieder geval voelt iemand zich hier goed bij.
Jeetje! Een beetje vrolijker mag ook wel! Dit wordt de eerste van wat klinkt als een hele reeks bruiloften! Ik moet aan mijn houding werken.
Ik hijs mezelf overeind en kijk uit over de veranda. Op Bora Bora keken we uit op de majestueuze Mount Otemanu en het wilde groen van het grote eiland. Hier strekken hectares lagune zich uit onder een eindeloze lucht.
Ik voel alsof ik probeer in mijn toekomst te kijken, maar niet kan zien wat er achter de horizon ligt.
Ergens moet ik toch een aanwijzing kunnen vinden…Ik sta op en schuif de glazen deuren open. Buiten is het nog warmer, maar er staat een verkoelend windje dat ik dankbaar opvang terwijl ik over de rustiek houten balustrade leun en de vissen bekijk. Misschien willen ze ook wel ontbijten? Ik verkruimel wat stukjes stokbrood in het water en ga algauw helemaal op in mijn nieuwe spelletje: proberen één specifieke vis te voeren. Ik kies de enige anemoonvis tussen de grijze massa van onopvallende harders, maar deze Nemo is kennelijk blind, dom of hij heeft een eetstoornis, want hij lijkt het brood te ontwijken. Alle andere vissen schieten direct op het brood af, maar hij raakt verward en zwemt de andere kant op. Misschien heeft hij geen honger. Misschien komt hij van een feestje. Misschien lijkt hij op mij en wil hij niet wat de anderen vinden dat hij moet willen?
Ik probeer een andere strategie: ik strooi een handvol brood op de plek waar de hongerige school rondzwemt en elkaar verdringt, en een enkel stukje vlak voor de anemoonvis. Maar voor hij zijn bek kan openen, schiet een afgedwaalde rover op hoge snelheid voorbij en steelt het brood voor hem weg. Er zit maar één ding op. Ik moet het water in.
Ik trek mijn plastic schoenen aan en ga het water in, met het plan de kruimels recht voor hun geopende bekjes te gooien. Wauw! Ik had niet gedacht dat ze zo dichtbij zouden komen! Deze jongens zijn duidelijk een stuk tammer – en talrijker – dan hun familieleden op Bora Bora. Binnen enkele seconden sta ik omringd door zo’n honderd vissen van dertig centimeter lang. Ik knipper verwonderd en kijk toe hoe ze een formatie vormen, en in een kringetje snel om mijn middel zwemmen. Half bang, half betoverd, begin ik te lachen: het voelt alsof ik aan het hoelahoepen ben met harder! Ik wil het brood in stukken scheuren en houd mijn handen daarom omhoog, maar hierdoor lijken ze nog dichterbij te komen – ze zwemmen nu vier vissen diep in een cirkel om me heen.
Ik kijk op om te zien of iemand anders dit bizarre fenomeen opvalt en zie dat Sandrine op haar veranda zit te ontbijten met een donkerharige man. Hemeltje! Zij laat er ook geen gras over groeien! Zelfs op een afgelegen eiland als dit vindt ze nog een man om te verleiden. Ik vind het echter vreemd dat ze haar bril draagt. Die maakt haar beslist ouder en ik dacht dat ze hem alleen voor haar werk droeg. Maar dan zie ik dat ze iets tegen het licht houdt en het zorgvuldig bestudeert. Is dit een zakenont-bijt? Ik schrik op omdat ik iets slijmerigs bij mijn hand voel: een vis. Omdat ik was afgeleid, heb ik mijn rechterarm in het water laten zakken en de vissen zijn bezig met een ramkraak op het stokbrood. Ze zwemmen over elkaar en komen boven water om een hapje te bemachtigen. Heel even durf ik mijn hand stil te houden om te kijken of een vis de ring van mijn vinger zal zuigen, als teken dat ik deze bruiloft nu moet stopzetten, maar dan zie ik een grote, lelijke bruinwit gespikkelde jongen recht op me afkomen met een dreigend geopende bek, en ik kan niet anders dan gillen en terughollen naar de trap en de veranda.
Als ik opkijk, zijn Sandrine en haar gast verdwenen. Vreemd.
Wat betreft de ring om mijn vinger…die zit er nog. Het is bizar: mijn ouders deden al die moeite om aan sieraden te komen en ik wil er alleen maar vanaf.
∗
‘Bruidegom! Voor al uw brood!’ roept Hugh nog voor hij de kamer binnenkomt, grinnikend over zijn eigen grap terwijl hij de croissant op het nachtkastje zet en al die tijd zijn ogen plichtsgetrouw afgewend houdt. ‘Ze kunnen de ceremonie over een uurtje doen,’ zegt hij tegen de vloer, ‘denk jedat je daaraan genoeg hebt?’
Genoeg? Ik heb hier niet goed over nagedacht. Waar moet ik precies aan denken?
‘Een van de dames van het personeel zal je helpen met aankleden.’ Hugh is me al een stap voor. ‘Je hoeft alleen te douchen en je op te maken zoals je mooi vindt, dan doet zij de rest.’
‘De rest?’
‘Dat merk je wel.’
‘En – en jij dan?’ stamel ik.
‘Ik was me en kleed me aan in het hoofdgebouw. Dat maakt het allemaal nog wat spannender!’
Alsof ik nog meer spanning nodig heb.
‘Oké,’ piep ik.
Hij is al weer vertrokken voor ik hem (a) kan vragen naar de bezoeker van Sandrine en (b) kan informeren naar het Tahitiaans voor ‘ik wil’. Of moet dat ‘wil ik?’ zijn?
∗
Heel even ben ik verbijsterd en sta ik als aan de grond genageld. De meeste vrouwen krijgen een jaar of zo de tijd om zich op hun trouwdag voor te bereiden. Ik heb een uur. Ik voel me alsof ik nauwelijks mijn huiswerk heb gedaan. Fantaseren de meeste vrouwen niet al sinds hun tiende over hun trouwjurk? Voor mij was er maar één vrouw en één jurk: mijn moeder in nauwsluitend kant. De foto’s van haar en mijn vader bij een Engels plattelandskerkje stonden prominent in alle kamers van het huis. Ze zei dat ze zich nooit mooier had gevoeld dan op die dag, stralend door de pasgepikte parels. De jaren-zestigstijl paste echt bij haar: zelfs haar sluier zag eruit alsof er haarlak op zat. Ik vraag me af wat ze zou zeggen als ze me nu kon zien. Waarschijnlijk iets als: ‘Een laken? Je gaat trouwen in een laken?’
Dat heet een pareu moeder. Ik sla mijn ogen hemelwaarts en strijk de kokoswitte lap katoen, bedrukt met vanillekleurige hibiscusbloemen, glad. Kennelijk bezwijkt elke bezoeker van deze eilanden vroeger of later. Van Vaihere mag ik mijn beha aanhouden terwijl ze de stof zorgvuldig om me heen vouwt en drapeert tot een geplooid bovenstukje met een rok op knielengte.
‘En nu…’ ze gebaart alsof ze iets tevoorschijn tovert.
Ik neem aan dat ze bedoelt dat ik mijn bovenstukje moet verwijderen. Ik doe het voorzichtig, bang dat met één verkeerde beweging het hele geval, dat aanvoelt als een uit zijn krachten gegroeid servet, als een pudding rond mijn enkels zakt.
‘Mooi!’ roept Vaihere enthousiast en ze zet een driedubbele kroon van groenwitte bloemen op mijn hoofd.
Onder de kroon is mijn haar nauwelijks droog van de douche en het golft natuurlijk. Opnieuw niet wat mijn moeder in gedachten zou hebben gehad. Ik ben de tel kwijt van het aantal keren dat ze thuiskwam en zei ‘En zo gaan we je haar op je trouwdag doen.’ Het avondeten kwam dan op de tweede plaats terwijl ik met rommelende maag toestond dat ze met krullers en pennen experimenteerde tot ik de dames van Strictly Come Dancing eruit liet zien alsof hun haar heel natuurlijk was.
Maar ik vond het wel heerlijk om rond te draaien zodra ze klaar was.
Opnieuw dwalen mijn gedachten af naar Tezz. Ik vraag me af of ik ooit zal weten wat zijn bedoeling was. Hoewel ik weet dat ik met Hugh de juiste stap neem, vind ik het moeilijk Tezz als ‘voorbij’ te beschouwen zolang hij nog zo aanwezig is in mijn hart.
‘Kijk niet zo droevig!’ Vaihere legt haar hand op mijn arm. ‘Dit is een vrolijke dag!’
De tranen komen boven.
‘Blij! Blij!’ zingt ze.
‘Blij! Blij!’ stamel ik en probeer mezelf te overtuigen.
Vaihere kijkt bezorgd. ‘Hij is goede man, jouw echtgenoot?’
Ik wou dat ze ophield hem zo te noemen. ‘De beste,’ stel ik haar gerust.
‘Oké, dan gaan we…’ ze leidt me langzaam naar de deur.
Ik kijk nog eenmaal naar de lagune. Als er iets was waar ik naartoe kon zwemmen, zou ik het doen, maar het is één grote leegte. Het enige wat ik nu kan doen, is me vastklampen aan de kust, en mijn zekerheid: Hugh.
∗
Ik volg Vaihere naar een stukje privé-strand waar een trio muzikanten in het zand zit: twee spelen ukelele en de derde slaat met een stokje op een uitgeholde boomstam. Het contrast met een traditionele huwelijksband kon niet groter zijn. Ik weet niet of ik het wel zo leuk zou vinden als die muzikanten hun mannelijke boezems zouden ontbloten tijdens de ceremonie, maar deze jongens zien er geweldig uit en klinken idem dito.
‘Beetje nerveus?’ Vaihere blijft me in de gaten houden.
‘Een beetje,’ beken ik en kijk steels naar de Tahitiaanse priester die plechtig in de buurt staat.
Ik kijk naar mijn voeten en vervolgens naar de op pilaren lijkende palmbomen. In deze cultuur moet de bruid kennelijk op de bruidegom wachten, maar dat vind ik niet erg: het geeft me de gelegenheid iets positiefs te bedenken over deze ceremonie: dat onze ouders er niet bij hoeven zijn. Niet dat ik er niet alles voor zou geven mijn vader en moeder nog één dag te kunnen zien, maar ik kan zeker zonder die van Hugh. Met name zijn moeder zou niets moeten hebben van deze ceremonie. Het is net alsof zij kan zien wat niemand anders ziet: dat ik niet de juiste vrouw ben. Hugh beweert dat haar mening hem niets kan schelen, maar misschien zou dat wel moeten. Volgens mij weet zij het een en ander over liefdeloze huwelijken.
‘Daar komt hij!’ Vaihere wijst naar de lagune, naar een witgeschilderde vlerkprauw De opvallende zijbeuk is versierd met puntige palmbladen en bloemenkransen en aan boord zit Hugh, met een krans van gardenia’s op zijn hoofd. Hij fluit en wuift terwijl hij door de branding stapt. Het lijkt net alsof hij een badhanddoek om zijn middel heeft.
Naarmate hij dichterbij komt, zie ik dat het dezelfde stof is als van mijn jurk. Ook weer iets wat je thuis niet zo snel zult zien. Slechts weinig brui-degommen kunnen een pak hebben van ivoorkleurige organza.
Doe het voor hem! Terwijl hij naast me gaat staan, dwing ik mezelf tot glimlachen, sluit me af voor alle andere emoties. Bijna vier jaar lang heeft hij me een veilig plekje geboden. Nooit één haartje in de zeep laten zitten.
Hij glimlacht terug, maar voor het eerst zie ik iets anders dan liefde in zijn ogen. Misschien verbeeld ik het me, maar hij lijkt ongerust. Alsof hij deze procedure achter de rug moet hebben zodat hij zeker weet dat ik hem niet meer zal verlaten.
Het wordt echt bizar wanneer de priester oude, heilige riten begint uit te voeren, met vreemde, woeste bezweringen. Ik bid bij mezelf dat we niet de woede van de Tikigoden opwekken omdat we dit om de verkeerde redenen doen en houd mijn adem in tot de zegening voorbij is en de priester ons gebaart om de twee extra lange leis uit te wisselen die Vaihere voor ons klaar houdt. Ik ga eerst: ik versier Hugh en hang de bloemen netjes om zijn schouders. Vervolgens slaat hij de krans om mijn hoofd, maar bij het laten zakken lijkt hij te worden afgeleid door mijn ogen en hij laat de krans vallen, waardoor deze over mijn schouders, langs mijn heupen, en op de grond valt. Ik doe een stap opzij om de krans te pakken, maar daarbij plet ik onbedoeld een deel van de bloemen.
‘O, nee!’
‘Laat me helpen!’ Hugh wil de krans tegelijk met mij oppakken en het hele ding scheurt in onze handen uiteen.
Ik zie dat Vaihere bezorgd naar de priester kijkt, maar hij doet net alsof er niets is gebeurd en doopt ons met Tahitiaanse namen, waarna hij ons in een tijaijai wikkelt, een handgemaakte huwelijksquilt, wat een prachtig symbolisch gebaar zou zijn – boven de poolcirkel.
‘Het spijt me van de lei, ’ mompel ik in zijn nek.
‘Je mag die van mij delen,’ zegt hij en slaat hem over mijn hoofd, waarbij hij me dichterbij trekt.
Het valt niet langer te vermijden: we kussen elkaar…
Maar in plaats van wederzijdse vreugde te voelen, merk ik dat ik me nog altijd inhoud. Een belangrijk deel van me wil niet dat ik me hieraan onderwerp.
‘Jammer dat we weer terugmoeten,’ zucht Hugh, en trekt mijn heupen tegen zijn kruis. ‘Ik zou niets liever willen dan teruggaan naar onze kamer en de huwelijkse plicht voltrekken.’
De moed zinkt me in de schoenen. Het is niet leuk om dit op je huwelijksdag te beseffen, maar ik moet eerlijk zijn tegen mezelf: ik houd niet van deze man en ik wil nooit meer met hem naar bed.