15
Hoewel ik liever voor de ‘of niet’ – optie had gekozen en bij Tezz was gebleven, kan ik niet niet achter Felicity aan rennen. Ik had haar beloofd dat we vandaag op zoek zouden gaan naar de Luchthavenman en zij had al genoeg manuren opgeofferd zodat ik wat kunst kon kijken, dus is het nu tijd om haar een plezier te doen. Ook al ben ik, zoals altijd, totaal niet gekleed voor wat we gaan doen.
‘Trek je rok gewoon een beetje op en leg er aan de zijkant een knoop in,’ adviseert Felicity, terwijl ze haar reddingsvest aantrekt en haar minirugzak in de jetskivariant van het handschoenenkastje legt.
‘Blijf minimaal tien meter bij elkaar uit de buurt – deze dingen hebben geen rem,’ instrueert Coco. Hij waadt naar me toe, zich bewust van het feit dat zijn andere leerlingen rusteloos worden en graag willen vertrekken. ‘Als ik mijn hand recht omhoog steek, betekent dat dat je me moet volgen. Opzij, zo, betekentdat je langzamer moet gaan. Armen gekruist is de motor uitzetten.’ Hij gaat verder met zijn uitleg en doet een soort rood telefoonkoord om mijn pols. Hij vertelt me dat deze vastzit aan de contactsleutel – mocht ik in het water vallen, dan slaat de motor direct af en blijf ik niet achter als een jockey die door een paard is afgegooid dat ondanks alles de race wil uitlopen.
‘Oké, we gaan!’ gilt Coco. Hij rent door het ondiepe water, springt op zijn jetski en neemt de leiding.
‘Dat was het?’ roep ik uit. ‘Is dat de uitleg die we krijgen?’
Een voor een schieten de jetski’s achter hem aan. Allemaal met een snelheid van zo’n 200 kilometer per uur. Ach, in werkelijkheid waarschijnlijk 60 kilometer per uur, maar elke jetski vliegt in volle vaart over het water. Felicity geeft een gil en vliegt weg. Ze heeft nog niet de kans gehad om de groep goed te bekijken en is niet van plan ze uit het oog te verliezen. (Hij zou erbij kunnen zitten!) Ik start de jetski voorzichtig, maar mijn angst om achter te blijven is groter dan mijn angst om een waaghals-manoeuvre te doen, dus geef ook ik een ruk aan het stuur en schiet ik plotseling met een vreselijke snelheid over de golven. Terwijl ik de blauwe wereld in stuur, voel ik plotseling een gevoel van trots opkomen. Behalve de druk om bij de groep te blijven is dit echt geweldig!
In de verte zie ik de groep naar links gaan en ik probeer ze te volgen, met het gevolg dat ik door elkaar word gerateld door de golven, waar ik nu recht doorheen moet. Had ik toch beter moeten opletten! Mijn achterwerk komt bij drie golven achter elkaar los van het zitje, waardoor ik me voel als een licht veertje dat extra gewicht nodig heeft om aan boord te blijven. Ik wil het liefst even stoppen om bij te komen, maar de rest van de groep raast verder, dus pak ik het stuur nog steviger vast en schreeuw het uit om wat spanning kwijt te raken, terwijl ik steeds natter word van de opspattende golven. En dan gebeurt er iets grappigs. Mijn gegil verandert in een melodie, en ik realiseer me dat ik allemaal liedjes uitbrul die over vrijheid gaan.
Ik ben halverwege ‘Freedom’ van George Michael, in nagedachtenis aan Becci, wanneer ik Coco zie wuiven. We zijn midden op zee, maar hij wil dat we even stoppen. We drijven in een rommelig groepje bij elkaar en ik zie nu dat het ongeveer half-half is wat mannen en vrouwen betreft. Ik kijk naar Felicity’s gezicht; ze bestudeert alle mannen om haar heen, maar het is Coco die ze met grote ogen aan blijft kijken – hij is net van zijn jetski gestapt en staat tot aan zijn heupen in het water. Hoe kan dat? Ik zou toch zweren dat we kilometers uit de kust zijn! Hij geeft aan dat wij ook af moeten stappen en grinnikt ‘zandbank!’, waarna hij stukken grapefruit uitdeelt voor een korte rustpauze.
‘Kan ik helpen?’ biedt Felicity aan; om dit excuus te gebruiken om de rest van de groep te benaderen – zes Amerikanen, allemaal stelletjes, en een groep van acht feestgangers uit Brazilië. Geen Britten. Geen Luchthavenman.
‘Ik dacht dat er meer waren…’ zucht Felicity.
‘Twee groepen,’ legt Coco uit. ‘We komen elkaar over vijf minuten tegen. Getrouwd?’ vraagt hij, terwijl hij speels op een grapefruitpit zuigt.
Ze kijkt hem aan. Hij is een echte boef, zo’n type dat het bij iedere vrouw die hij tegenkomt probeert, maar zijn glinsterende ogen zijn zo betoverend dat het niet uitmaakt. Ze kijkt hem aan met een blik van ‘een reserve is altijd handig’, leunt voorover en fluistert: ‘Als ik een bloem had, zou ik hem achter mijn rechteroor dragen.’
Aan zijn reactie te zien zou je denken dat Tahiti net het WK had gewonnen.
‘Kom op! We gaan!’ joelt hij, alsof hij wil zeggen: ‘Hoe sneller dit voorbij is, hoe sneller de echte lol kan beginnen!’
Ik voel me nu zeker genoeg om wat om me heen te kijken tijdens de rit en denk aan Tezz en wat wij samen in het water zouden kunnen doen; elkaar nat spatten om dan onder water te verdwijnen voor een erotische, intense kus. En dan voel ik plotseling ijskoude schuldgevoelens door me heen stromen. Ik kan bijna niet geloven dat ik ook maar aan dat soort dingen denk. Wat ik ook allemaal voor leuke dingen had bedacht, er is een ding waar ik niet omheen kan: ik heb al iets met Hugh. Hij is de reden waarom ik hier überhaupt ben. En dan heb ik het nog niet eens over zijn aanzoek. Ik zou hem nooit zo kunnen bedriegen, hoe wanhopig ik ook ben om nu echt te gaan leven.
In een poging mijn gevoelens uit te bannen, draai ik het gas nog verder open; ik begin zelfs te genieten van de wind die in mijn gezicht stompt. Misschien dat de elementen me tot rede kunnen brengen.
Ik geniet net van de wolkjes water die voor en om me heen dansen wanneer Felicity zich omdraait, iets roept en naar links wijst. Maar de wind slokt haar woorden op en schudt ze in de lucht door elkaar, zodat ik alleen maar een paar niets-betekenende lettergrepen opvang.
‘Wat?’ gil ik terug. Ik ga nog wat sneller om haar bij te halen, maar word alleen maar natter van de wolk water voor me, waar ik nu dus recht doorheen schiet. ‘Bleh!’ Ik spuug het zeewater uit, schud mijn haren en probeer de oceaan uit mijn wimpers te knipperen, waardoor ik alles even door een zouten vliesje zie. Half verblind moet ik even de motor uitzetten, bang dat de schijnbaar gladde lagune plotseling vol ligt met pasgetrouwde stelletjes op waterbedden en haaien die een bordje Let op: oversteekplaats voor inktvissen omhoog houden. Ik zoek een droog laagje rok, houd het tegen mijn gezicht en knipper en knijp totdat ik weer wat kan zien. Ik kijk voor me. O-ooo. De groep verdwijnt snel aan de horizon; ze volgen de curve van het eiland naar rechts. Ik zie nog net de laatste jetski, een stel. Geen Felicity. Ik neem aan dat ze haar wijzende vinger naar links is gevolgd, misschien omdat ze dacht dat ze Hem zag, hoewel ik echt niet snap hoe ze hier ook maar iets kan zien – de zon schittert zo fel dat ik de horizon bijna niet eens kan zien. Ach, wie in het schuitje zit, moet varen! Ik ga weer zitten en geef een ruk aan het stuur, maar er gebeurt helemaal niets. O, nee. Ik pak het stuur nog een keer vast en draai het een paar keer rond. Niks.
‘Wacht op mij!’ roep ik uit, hoewel ik weet dat zelfs een voorbij vliegende papegaai me nog niet eens zou kunnen horen.
Oké. Rustig blijven. Denk na. Misschien is het net zoals bij mijn oude Mini. Gewoon aardig blijven, een beetje vleierij en proberen de motor niet te verdrinken. Haha, de motor verdrinken, mompel ik, me realiserend dat ik op een grote plas water zit. Ik probeer het nog een keer. Niks.
Wacht even, net doen alsof ik niet in paniek raak en dan nog een keer proberen. Nog geen bubbeltje. Ik til mijn hand op om de kriebelende lokken nat haar uit mijn gezicht te vegen en mijn paardenstaart recht te trekken en realiseer me dan dat ik het sleuteltje uit het slot heb getrokken toen ik mijn ogen aan het afdrogen was – het hangt aan het koordje rond mijn pols. Hoera! Ik steek het sleuteltje weer in het contact, draai aan het stuur en…ja! De motor begint te sputteren en we gaan weer. Ik heb geen idee waar ik naartoe moet, maar stuur vastberaden door het glinsterende water. Ik bots over de golven en gil zo hard ik kan: ‘Felicity!’ Ik voel me als een aquatische versie van ridder Floris die door het water galoppeert wanneer ik plotseling een jetski recht op me afzie komen. In plaats van dat mijn leven aan me voorbij flitst, zie ik een scène voor me uit Mission Impossible, waarin Tom Cruise en zijn aartsrivaal op motoren op elkaar af rijden, om dan omhoog te springen en midden in de lucht te beginnen met vechten terwijl hun motoren tegen elkaar botsen. Omdat ik dat toch geen wenselijke uitkomst vind, ga ik opzij, maar hij ook, en het volgende dat ik me realiseer is dat ik drijfnat ben, niet weet waar ik ben en zeker niet meer rechtop op mijn jetski zit. Ik houd me vast aan wat voelt als de zitting van de jetski, ervan overtuigd dat als ik ook maar een vinger verplaats, mijn overdaad aan natte rok mij naar de bodem van de oceaan zal sleuren.
Zodra de jetski eindelijk stil ligt en ik mijn ogen weer open durf te doen, verwacht ik dat ik Felicity voor me zie, met de Luchthavenman achter haar aan in een visnet. Maar in plaats daarvan zie ik Tezz. Zijn al doorschijnende overhemd is nu helemaal doorzichtig en plakt aan zijn huid, waardoor die prachtig gebeeldhouwde vormen nog beter te zien zijn. Ik moet wel naar hem staren – het is net alsof zijn spieren vacuüm-verpakt zijn, voor extra effect.
‘Jemig, dat was op het nippertje,’ drukt hij nog zwak uit. Hij gaat naast me varen. ‘Gaat het?’
Ik knik ademloos.
‘Heb je wat hulp nodig om er weer op te komen?’ biedt hij aan, terwijl hij de jetski stabiel houdt.
Ik schud mijn hoofd en spreek al mijn krachten aan om mezelf en mijn natte, hangende rok weer op de zitting te trekken. Pas als ik weer op adem ben en mijn rok heb uitgewrongen, durf ik hem aan te kijken. Ik realiseer me dat dit wel een erg toevallige ontmoeting is. Zoveel lagunes in de wereld…’Hoe ben jij…’ begin ik.
‘Tony wilde nog wat bespreken met Marcel, dus besloot ik achter jou aan te gaan,’ hij trekt zijn schouders op. ‘Coco vond ik snel genoeg, maar toen hij me vertelde dat jullie ertussenuit waren geknepen…’
‘Dus jij bent het reddingsteam?’ stel ik voor.
‘Ja, mevrouw,’ bevestigt hij. Hij salueert.
Ik glimlach breed. ‘Nou, goed gedaan mannetje, nog een te gaan.’
‘O nee hoor, Felicity heb ik al.’
‘Echt?’
‘Het was niet gemakkelijk – ze zat achter een arme jongen uit de andere groep aan!’
‘Heeft ze hem te pakken gekregen?’ vraag ik met open mond.
‘Jazeker.’
‘En?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ze heeft hem teruggegooid.’
‘Waarom?’ blaat ik, verslagen.
‘Ik denk niet dat hij was wat ze had gehoopt,’ mijmert hij.
Och, arme Felicity.
‘Wel spannend voor die jongen, trouwens. Een veertienjarige knul uit het Midwesten, op vakantie met zijn ouders. Wist niet wat hem overkwam!’
Dus het was de Luchthavenman niet. Er is nog hoop!
‘Ben je er klaar voor?’ Hij knikt naar rechts.
‘Weet je waar ze zijn?’
‘Tuurlijk. Ik zei dat we ze bij de Kokosnotenshow wel weer zouden zien.’
‘De Kokosnotenshow?’ Ik trek mijn wenkbrauwen vragend op. Ik zou niet weten wat je met kokosnoten kunt doen behalve paardengeluiden maken.
‘Wacht maar!’ zegt hij plagend. Hij vaart voor me uit, regelmatig met een brede glimlach op zijn gezicht achterom kijkend om te controleren of ik nog wel volg. Ik weet dat ik zulk soort dingen niet in mijn hoofd moet halen, maar we zien er vast uit als een gezellig stel, in een tropische versie van een zondagmiddaguitje.
∗
‘Willen jullie apen zien?’ vraagt Coco, terwijl de menigte jetskiërs de schaduw opzoekt op het strand. ‘Ja? Ja?’
‘Ja! Ja!’ gillen we allemaal even enthousiast.
‘Kom dan! Kom dan!’ roept hij naar de bladeren van de dichtstbijzijnde palmboom, ‘zie je?’ Hij draait zich naar ons om en wijst naar boven.
Terwijl we onze hals uitstrekken, springt Coco tegen de boom omhoog Wacht even, net doen alsof ik niet in paniek raak en dan nog een keer proberen. Nog geen bubbeltje. Ik til mijn hand op om de kriebelende lokken nat haar uit mijn gezicht te vegen en mijn paardenstaart recht te trekken en realiseer me dan dat ik het sleuteltje uit het slot heb getrokken toen ik mijn ogen aan het afdrogen was – het hangt aan het koordje rond mijn pols. Hoera! Ik steek het sleuteltje weer in het contact, draai aan het stuur en…ja! De motor begint te sputteren en we gaan weer. Ik heb geen idee waar ik naartoe moet, maar stuur vastberaden door het glinsterende water. Ik bots over de golven en gil zo hard ik kan: ‘Feïicity.’’ Ik voel me als een aquatische versie van ridder Floris die door het water galoppeert wanneer ik plotseling een jetski recht op me af zie komen. In plaats van dat mijn leven aan me voorbij flitst, zie ik een scène voor me uit Mission Impossible, waarin Tom Cruise en zijn aartsrivaal op motoren op elkaar af rijden, om dan omhoog te springen en midden in de lucht te beginnen met vechten terwijl hun motoren tegen elkaar botsen. Omdat ik dat toch geen wenselijke uitkomst vind, ga ik opzij, maar hij ook, en het volgende dat ik me realiseer is dat ik drijfnat ben, niet weet waar ik ben en zeker niet meer rechtop op mijn jetski zit. Ik houd me vast aan wat voelt als de zitting van de jetski, ervan overtuigd dat als ik ook maar een vinger verplaats, mijn overdaad aan natte rok mij naar de bodem van de oceaan zal sleuren.
Zodra de jetski eindelijk stil ligt en ik mijn ogen weer open durf te doen, verwacht ik dat ik Feïicity voor me zie, met de Luchthavenman achter haar aan in een visnet. Maar in plaats daarvan zie ik Tezz. Zijn al doorschijnende overhemd is nu helemaal doorzichtig en plakt aan zijn huid, waardoor die prachtig gebeeldhouwde vormen nog beter te zien zijn. Ik moet wel naar hem staren – het is net alsof zijn spieren vacuüm-verpakt zijn, voor extra effect.
‘Jemig, dat was op het nippertje,’ drukt hij nog zwak uit. Hij gaat naast me varen. ‘Gaat het?’
Ik knik ademloos.
‘Heb je wat hulp nodig om er weer op te komen?’ biedt hij aan, terwijl hij de jetski stabiel houdt.
Ik schud mijn hoofd en spreek al mijn krachten aan om mezelf en mijn natte, hangende rok weer op de zitting te trekken. Pas als ik weer op adem ben en mijn rok heb uitgewrongen, durf ik hem aan te kijken. Ik realiseer me dat dit wel een erg toevallige ontmoeting is. Zoveel lagunes in de wereld…’Hoe ben jij…’ begin ik.
‘Tony wilde nog wat bespreken met Marcel, dus besloot ik achter jou aan te gaan,’ hij trekt zijn schouders op. ‘Coco vond ik snel genoeg, maar toen hij me vertelde dat jullie ertussenuit waren geknepen…’
‘Dus jij bent het reddingsteam?’ stel ik voor.
‘Ja, mevrouw,’ bevestigt hij. Hij salueert.
Ik glimlach breed. ‘Nou, goed gedaan mannetje, nog een te gaan.’
‘O nee hoor, Felicity heb ik al.’
‘Echt?’
‘Het was niet gemakkelijk – ze zat achter een arme jongen uit de andere groep aan!’
‘Heeft ze hem te pakken gekregen?’ vraag ik met open mond.
‘Jazeker.’
‘En?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ze heeft hem teruggegooid.’
‘Waarom?’ blaat ik, verslagen.
‘Ik denk niet dat hij was wat ze had gehoopt,’ mijmert hij.
Och, arme Felicity.
‘Wel spannend voor die jongen, trouwens. Een veertienjarige knul uit het Midwesten, op vakantie met zijn ouders. Wist niet wat hem overkwam!’
Dus het was de Luchthavenman niet. Er is nog hoop!
‘Ben je er klaar voor?’ Hij knikt naar rechts.
‘Weet je waar ze zijn?’
‘Tuurlijk. Ik zei dat we ze bij de Kokosnotenshow wel weer zouden zien.’
‘De Kokosnotenshow?’ Ik trek mijn wenkbrauwen vragend op. Ik zou niet weten wat je met kokosnoten kunt doen behalve paardengeluiden maken.
‘Wacht maar!’ zegt hij plagend. Hij vaart voor me uit, regelmatig met een brede glimlach op zijn gezicht achterom kijkend om te controleren of ik nog wel volg. Ik weet dat ik zulk soort dingen niet in mijn hoofd moet halen, maar we zien er vast uit als een gezellig stel, in een tropische versie van een zondagmiddaguitje.
∗
‘Willen jullie apen zien?’ vraagt Coco, terwijl de menigte jetskiërs de schaduw opzoekt op het strand. ‘Ja? Ja?’
‘Ja! Ja!’ gillen we allemaal even enthousiast.
‘Kom dan! Kom dan!’ roept hij naar de bladeren van de dichtstbijzijnde palmboom, ‘zie je?’ Hij draait zich naar ons om en wijst naar boven.
Terwijl we onze hals uitstrekken, springt Coco tegen de boom omhoog Wacht even, net doen alsof ik niet in paniek raak en dan nog een keer proberen. Nog geen bubbeltje. Ik til mijn hand op om de kriebelende lokken nat haar uit mijn gezicht te vegen en mijn paardenstaart recht te trekken en realiseer me dan dat ik het sleuteltje uit het slot heb getrokken toen ik mijn ogen aan het afdrogen was – het hangt aan het koordje rond mijn pols. Hoera! Ik steek het sleuteltje weer in het contact, draai aan het stuur en…ja! De motor begint te sputteren en we gaan weer. Ik heb geen idee waar ik naartoe moet, maar stuur vastberaden door het glinsterende water. Ik bots over de golven en gil zo hard ik kan: ‘Felicity!’ Ik voel me als een aquatische versie van ridder Floris die door het water galoppeert wanneer ik plotseling een jetski recht op me af zie komen. In plaats van dat mijn leven aan me voorbij flitst, zie ik een scène voor me uit Mission Impossible, waarin Tom Cruise en zijn aartsrivaal op motoren op elkaar af rijden, om dan omhoog te springen en midden in de lucht te beginnen met vechten terwijl hun motoren tegen elkaar botsen. Omdat ik dat toch geen wenselijke uitkomst vind, ga ik opzij, maar hij ook, en het volgende dat ik me realiseer is dat ik drijfnat ben, niet weet waar ik ben en zeker niet meer rechtop op mijn jetski zit. Ik houd me vast aan wat voelt als de zitting van de jetski, ervan overtuigd dat als ik ook maar een vinger verplaats, mijn overdaad aan natte rok mij naar de bodem van de oceaan zal sleuren.
Zodra de jetski eindelijk stil ligt en ik mijn ogen weer open durf te doen, verwacht ik dat ik Felicity voor me zie, met de Luchthavenman achter haar aan in een visnet. Maar in plaats daarvan zie ik Tezz. Zijn al doorschijnende overhemd is nu helemaal doorzichtig en plakt aan zijn huid, waardoor die prachtig gebeeldhouwde vormen nog beter te zien zijn. Ik moet wel naar hem staren – het is net alsof zijn spieren vacuüm-verpakt zijn, voor extra effect.
‘Jemig, dat was op het nippertje,’ drukt hij nog zwak uit. Hij gaat naast me varen. ‘Gaat het?’
Ik knik ademloos.
‘Heb je wat hulp nodig om er weer op te komen?’ biedt hij aan, terwijl hij de jetski stabiel houdt.
Ik schud mijn hoofd en spreek al mijn krachten aan om mezelf en mijn natte, hangende rok weer op de zitting te trekken. Pas als ik weer op adem ben en mijn rok heb uitgewrongen, durf ik hem aan te kijken. Ik realiseer me dat dit wel een erg toevallige ontmoeting is. Zoveel lagunes in de wereld…’Hoe ben jij…’begin ik.
‘Tony wilde nog wat bespreken met Marcel, dus besloot ik achter jou kaar nat spatten om dan onder water te verdwijnen voor een erotische, intense kus. En dan voel ik plotseling ijskoude schuldgevoelens door me heen stromen. Ik kan bijna niet geloven dat ik ook maar aan dat soort dingen denk. Wat ik ook allemaal voor leuke dingen had bedacht, er is een ding waar ik niet omheen kan: ik heb al iets met Hugh. Hij is de reden waarom ik hier überhaupt ben. En dan heb ik het nog niet eens over zijn aanzoek. Ik zou hem nooit zo kunnen bedriegen, hoe wanhopig ik ook ben om nu echt te gaan leven.
In een poging mijn gevoelens uit te bannen, draai ik het gas nog verder open; ik begin zelfs te genieten van de wind die in mijn gezicht stompt. Misschien dat de elementen me tot rede kunnen brengen.
Ik geniet net van de wolkjes water die voor en om me heen dansen wanneer Felicity zich omdraait, iets roept en naar links wijst. Maar de wind slokt haar woorden op en schudt ze in de lucht door elkaar, zodat ik alleen maar een paar niets-betekenende lettergrepen opvang.
‘Wat?’ gil ik terug. Ik ga nog wat sneller om haar bij te halen, maar word alleen maar natter van de wolk water voor me, waar ik nu dus recht doorheen schiet. ‘Bleh!’ Ik spuug het zeewater uit, schud mijn haren en probeer de oceaan uit mijn wimpers te knipperen, waardoor ik alles even door een zouten vliesje zie. Half verblind moet ik even de motor uitzetten, bang dat de schijnbaar gladde lagune plotseling vol ligt met pasgetrouwde stelletjes op waterbedden en haaien die een bordje Let op: oversteekplaats voor inktvissen omhoog houden. Ik zoek een droog laagje rok, houd het tegen mijn gezicht en knipper en knijp totdat ik weer wat kan zien. Ik kijk voor me. O-ooo. De groep verdwijnt snel aan de horizon; ze volgen de curve van het eiland naar rechts. Ik zie nog net de laatste jetski, een stel. Geen Felicity. Ik neem aan dat ze haar wijzende vinger naar links is gevolgd, misschien omdat ze dacht dat ze Hem zag, hoewel ik echt niet snap hoe ze hier ook maar iets kan zien – de zon schittert zo fel dat ik de horizon bijna niet eens kan zien. Ach, wie in het schuitje zit, moet varen! Ik ga weer zitten en geef een ruk aan het stuur, maar er gebeurt helemaal niets. O, nee. Ik pak het stuur nog een keer vast en draai het een paar keer rond. Niks.
‘Wacht op mij!’ roep ik uit, hoewel ik weet dat zelfs een voorbij vliegende papegaai me nog niet eens zou kunnen horen.
Oké. Rustig blijven. Denk na. Misschien is het net zoals bij mijn oude Mini. Gewoon aardig blijven, een beetje vleierij en proberen de motor niet te verdrinken. Haha, de motor verdrinken, mompel ik, me realiserend dat ik op een grote plas water zit. Ik probeer het nog een keer. Niks.
Wacht even, net doen alsof ik niet in paniek raak en dan nog een keer proberen. Nog geen bubbeltje. Ik til mijn hand op om de kriebelende lokken nat haar uit mijn gezicht te vegen en mijn paardenstaart recht te trekken en realiseer me dan dat ik het sleuteltje uit het slot heb getrokken toen ik mijn ogen aan het afdrogen was – het hangt aan het koordje rond mijn pols. Hoera! Ik steek het sleuteltje weer in het contact, draai aan het stuur en…ja! De motor begint te sputteren en we gaan weer. Ik heb geen idee waar ik naartoe moet, maar stuur vastberaden door het glinsterende water. Ik bots over de golven en gil zo hard ik kan: ‘Felicity!’ Ik voel me als een aquatische versie van ridder Floris die door het water galoppeert wanneer ik plotseling een jetski recht op me afzie komen. In plaats van dat mijn leven aan me voorbij flitst, zie ik een scène voor me uit Mission Impossible, waarin Tom Cruise en zijn aartsrivaal op motoren op elkaar af rijden, om dan omhoog te springen en midden in de lucht te beginnen met vechten terwijl hun motoren tegen elkaar botsen. Omdat ik dat toch geen wenselijke uitkomst vind, ga ik opzij, maar hij ook, en het volgende dat ik me realiseer is dat ik drijfnat ben, niet weet waar ik ben en zeker niet meer rechtop op mijn jetski zit. Ik houd me vast aan wat voelt als de zitting van de jetski, ervan overtuigd dat als ik ook maar een vinger verplaats, mijn overdaad aan natte rok mij naar de bodem van de oceaan zal sleuren.
Zodra de jetski eindelijk stil ligt en ik mijn ogen weer open durf te doen, verwacht ik dat ik Felicity voor me zie, met de Luchthavenman achter haar aan in een visnet. Maar in plaats daarvan zie ik Tezz. Zijn al doorschijnende overhemd is nu helemaal doorzichtig en plakt aan zijn huid, waardoor die prachtig gebeeldhouwde vormen nog beter te zien zijn. Ik moet wel naar hem staren – het is net alsof zijn spieren vacuüm-verpakt zijn, voor extra effect.
‘Jemig, dat was op het nippertje,’ drukt hij nog zwak uit. Hij gaat naast me varen. ‘Gaat het?’
Ik knik ademloos.
‘Heb je wat hulp nodig om er weer op te komen?’ biedt hij aan, terwijl hij de jetski stabiel houdt.
Ik schud mijn hoofd en spreek al mijn krachten aan om mezelf en mijn natte, hangende rok weer op de zitting te trekken. Pas als ik weer op adem ben en mijn rok heb uitgewrongen, durf ik hem aan te kijken. Ik realiseer me dat dit wel een erg toevallige ontmoeting is. Zoveel lagunes in de wereld…’Hoe ben jij…’ begin ik.
‘Tony wilde nog wat bespreken met Marcel, dus besloot ik achter jou aan te gaan,’ hij trekt zijn schouders op. ‘Coco vond ik snel genoeg, maar toen hij me vertelde dat jullie ertussenuit waren geknepen…’
‘Dus jij bent het reddingsteam?’ stel ik voor.
‘Ja, mevrouw,’ bevestigt hij. Hij salueert.
Ik glimlach breed. ‘Nou, goed gedaan mannetje, nog een te gaan.’
‘O nee hoor, Felicity heb ik al.’
‘Echt?’
‘Het was niet gemakkelijk – ze zat achter een arme jongen uit de andere groep aan!’
‘Heeft ze hem te pakken gekregen?’ vraag ik met open mond.
‘Jazeker.’
‘En?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ze heeft hem teruggegooid.’
‘Waarom?’ blaat ik, verslagen.
‘Ik denk niet dat hij was wat ze had gehoopt,’ mijmert hij.
Och, arme Felicity.
‘Wel spannend voor die jongen, trouwens. Een veertienjarige knul uit het Midwesten, op vakantie met zijn ouders. Wist niet wat hem overkwam!’
Dus het was de Luchthavenman niet. Er is nog hoop!
‘Ben je er klaar voor?’ Hij knikt naar rechts.
‘Weet je waar ze zijn?’
‘Tuurlijk. Ik zei dat we ze bij de Kokosnotenshow wel weer zouden zien.’
‘De Kokosnotenshow?’ Ik trek mijn wenkbrauwen vragend op. Ik zou niet weten wat je met kokosnoten kunt doen behalve paardengeluiden maken.
‘Wacht maar!’ zegt hij plagend. Hij vaart voor me uit, regelmatig met een brede glimlach op zijn gezicht achterom kijkend om te controleren of ik nog wel volg. Ik weet dat ik zulk soort dingen niet in mijn hoofd moet halen, maar we zien er vast uit als een gezellig stel, in een tropische versie van een zondagmiddaguitje.
∗
‘Willen jullie apen zien?’ vraagt Coco, terwijl de menigte jetskiërs de schaduw opzoekt op het strand. ‘Ja? Ja?’
‘Ja! Ja!’ gillen we allemaal even enthousiast.
‘Kom dan! Kom dan!’ roept hij naar de bladeren van de dichtstbijzijnde palmboom, ‘zie je?’ Hij draait zich naar ons om en wijst naar boven.
Terwijl we onze hals uitstrekken, springt Coco tegen de boom omhoog en klimt hij snel naar boven; voeten naar binnen, knieën in zijn oksels, met zijn handen tegen de bast geplakt. Hij is de aap! Of in elk geval, Mowgli. Hij blijft halverwege even hangen en kijkt ons trots aan. Het is goed genoeg voor ons – deze boom is wel tien verdiepingen hoog – en we geven hem een daverend applaus. Maar het is nog niet voorbij.
‘Ik ga even kokosnoten halen!’ legt hij uit, waarna hij laat zien dat hij echt geen hoogtevrees heeft en gewoon doorklimt tot aan de bovenste bladeren. ‘Aaaa-aa-aaa!’ huilt hij terwijl hij kokosnoten naar beneden gooit.
Ik spring aan de kant; mijn hoofd doet al zeer genoeg, maar Felicity staat hem nog steeds aan te gapen. Terwijl de perfect gesynchroniseerde routine (met blote bast) van Tony en Tezz het ideale afrodisiacum voor mij bleek, lijkt Felicity juist te reageren op deze Spiderman ⁄ Tarzan-imitatie.
‘Kijk nou eens,’ zucht ze, terwijl hij weer razendsnel naar beneden klimt en zijn vangst met de precisie van Pele voor onze voeten deponeert.
Omdat ik alleen maar die bruine harige kokosnoten uit de supermarkt ken, ben ik erg verbaasd wanneer ik er een aantal met een glad, groen huidje zie. Dit zijn de jonge kokosnoten, waar een helder sap uitkomt waar je volgens Coco direct aangeschoten van raakt, maar het is het sap van de oudere kokosnoten dat meer naar alcohol smaakt en, zoals Coco ons trots vertelt, zeer effectief is bij darmproblemen!
Nadat hij iedereen heeft verbluft met zijn drankjes, pakt Coco een nieuwe noot op en trekt hij er met zijn tanden de buitenste vezels af, waarna hij de op orang-oetanghaar lijkende lokken in het door Tezz aangemaakte vuur gooit.
‘Houdt de muskieten op afstand,’ legt hij uit, terwijl hij de grootste macho uit de groep uitnodigt zijn voorbeeld te volgen.
De kerel pakt een kokosnoot, klemt hem tussen zijn tanden en trekt. Na een paar pogingen heeft hij nog steeds maar een paar haartjes te pakken, net genoeg om ermee te flossen.
‘Dat is echt enorm lastig,’ geeft de krachtpatser toe. Hij schudt zijn hoofd en slaat Coco op zijn rug ter erkenning van zijn bovenmenselijke krachten. ‘Jouw tanden moeten echt van gehard staal zijn, kerel!’
Zodra Coco door de bekende bruine schil heeft gebeten, breekt hij de kokosnoot in tweeën en legt hij de twee helften over zijn tepels. ‘Voor de tieties!’ giechelt hij, waar hij aan toe voegt: ‘Alleen voor dames. Tenzij je voetbalt!’ grapt hij, terwijl de kokosnoot als cup voor zijn kruis houdt. ‘Ook handig voor in de keuken en op de vensterbank…’
Ik schaam me bijna voor onze verkwistende westerse cultuur wanneer ik Coco de duizenden toepassingsmogelijkheden van deze fantastische plant hoor opnoemen.
‘De stam is hout voor de bouw en geschikt voor houtsnijwerk, de wortels roosteren we om ze dan te vermalen en er een koffiedrank of medisch extract van te maken, van de kokosvezels maken we touwen en matten, de bladeren gebruiken we voor op het dak of weven we of binden we samen voor toortsen…’ Hij gaat maar door en half zittend op een houten bankje met een metalen spaak aan het uiteinde begint hij het witte vlees uit de noot op een bord te schrapen. Op deze manier leegt hij snel alle kokosnoten, waarna hij Tezz met een knik opdracht geeft de bladeren weg te halen die op een tafel met gesneden banaantjes lagen – kleine, vijf centimeter lange banaantjes, in de lengte gesneden en in een decoratieve waaiervorm neergelegd.
‘Kom, kom!’ Hij wenkt ons bij zich en zegt dat iedereen een halve banaan moet pakken, moet bestrooien met de kokos, om daar de andere helft op te leggen.
‘Als een soort sandwich,’ zegt een van de dames in de groep.
‘Nee, nee,’ corrigeert Coco haar met een ernstig gezicht. ‘Tahitiaanse hotdog!’
Ha!
‘Proef maar!’ zegt Tezz tegen mij.
‘O, wauw!’ De banaan is zoet en zacht, en niet zo zetmeelrijk en zwaar als zijn grotere neefjes. En de kokosnoot? Zo fris, zo sappig – heerlijk!
‘Lekker?’ vraagt Coco, terwijl hij om me heen reikt om nog een handvol pulp te pakken. ‘Weet je waar we het nog meer voor gebruiken?’ Hij legt zijn hand tegen zijn kin, slaat zijn hoofd achterover en knijpt de kokos uit. Als uit een spons stroomt een melkachtige vloeistof over zijn glimmende mahoniekleurige borst. ‘Bodylotion,’ zegt hij, waarna hij Felicity uitnodigt het uit te wrijven. Dat hoeft hij niet twee keer te vragen.
‘Hier – probeer jij het eens bij Tezz!’ Coco geeft mij een handvol kokos.
‘O nee!’ piep ik en ik trek mijn handen weg.
‘Ja, ja – is goed!’ Hij pakt mijn handen stevig vast en leidt ze naar Tezz’ bovenlichaam.
Ik voel mezelf knalrood worden en kijk Tezz wanhopig aan.
‘Het is al goed,’ zegt hij sussend.
Maar is dat wel zo? Zou Hugh dit soort gedrag acceptabel vinden? Ik betwijfel het.
‘Knijpen! Knijpen!’ zegt Coco.
‘Toe dan!’ sist Felicity.
Ik kan bijna niet geloven dat ik dit doe, in het bijzijn van een hele groep toeristen. Ik voel me net als iemand die bij een seksshow op het podium is getrokken. Ik kijk nog een laatste keer naar de groep in hun merk-T-shirtjes en waterschoenen, kauwend op de vegetarische hotdogs, en sluit me dan voor ze af.
Ik zie alleen nog maar mezelf en Tezz. Ik haal diep adem, til mijn hand op en knijp hard. Terwijl het witte sap over zijn honingbruine huid druipt, kreun ik stilletjes van verlangen en genieten mijn ogen van het schouwspel van witte druppeltjes, die een prachtig patroon maken op zijn borst, als een abstract kunstwerk in de maak. Dat de stroompjes wit vocht op de huid blijven liggen en prachtig glimmen in plaats van te worden geabsorbeerd, fascineert me. Het lijkt bijna alsof zijn doorschijnende huid is opgepoetst met was.
Ik steek instinctief mijn hand uit en wrijf het sap langs zijn zij, waar hij van begint te rillen. Bang dat ik te veel provoceer, leg ik snel mijn hand op zijn arm en probeer ik de verleidelijke stroompjes die achter zijn broeksband verdwijnen te negeren. Zijn borst gaat zwaar op en neer en ik wil niets liever dan mijn lippen in het holletje naast zijn sleutelbeen drukken, om het zoete kokossap op zijn zongekuste huid te proeven, maar ik word afgeleid door de stemmen van de groep. Praten ze over ons? Ik kijk stiekem omhoog naar Tezz en hij kijkt me recht in de ogen aan. Mijn adem blijft in mijn keel steken, omdat ik me realiseer dat zijn lichaam het mijne net zo graag wil als ik het zijne.
‘Oké, oké!’ Coco klapt in zijn handen. ‘Tijd om naar huis te gaan!’
Ik doe strompelend twee stappen achteruit. Intussen pakt Coco Tezz bij de arm en marcheert hij hem naar de waterlijn, maar ik ben te verdoofd om te volgen. Ik hoor alleen wel wat Felicity zegt: ‘Ik denk toch niet dat hij homo is.’
Ik fluit zachtjes tussen mijn tanden en zeg schor: ‘Ik ook niet.’ Ik voel nog steeds de tintelingen van zijn huid op mijn vingertoppen, een voorgevoel van hoe onze lichamen tegen elkaar aan zouden voelen. Als ik mijn zin kreeg, zou ik nog minimaal een uur hier willen blijven, leunend tegen een palmboom, genietend van het moment. Ik wil helemaal niet weer op die jetski klimmen, omdat ik weet dat de wind al die zoete gedachten uit mijn hoofd zal blazen. Ik wil dit gevoel zo lang mogelijk vasthouden, omdat ik nog nooit zo’n sterke mix van seksuele en sensuele gevoelens heb gekend.
‘Ik weet hoe je je voelt,’ zegt Felicity zacht. ‘Ik denk dat ik het ga doen met Coco!’
‘Wat? snuif ik. Ze rukt me ruw uit mijn mijmeringen. ‘Wanneer precies?’
‘Vannacht – hij heeft me gevraagd bij hem langs te komen!’
‘En dat ga je ook nog doen?’ Ik hap naar lucht.
Ze geeft een brutaal knikje.
Ik doe mijn mond open om te zeggen dat ze met mij en Hugh zou gaan eten, maar realiseer me dat ik de enige was die dat een prettig vooruitzicht vond. En trouwens, seks klonk nog nooit zo goed.
‘Dus je laat die Luchthavenman voorlopig even schieten?’ vraag ik terwijl we naar onze jetski’s waden, klaar voor de laatste etappe.
Ze blijft plotseling staan en kijkt me verontwaardigd aan, alsof ik haar ervan beschuldig dat ze haar spookvriendje bedriegt.
‘Ik wil alleen maar zeggen.
‘Wat?’ pruilt ze. ‘Denk je dat je je niet tot twee personen tegelijk aangetrokken kunt voelen?’ Haar woorden komen hard aan.
‘Ik vroeg me alleen maar af of we morgen weer op zoek gaan, meer niet.’ Ik probeer de rimpels glad te strijken, maar met weinig succes. ‘Ik beschuldig je helemaal nergens van.’
Zij lijkt niet overtuigd. ‘Ik weet dat je denkt dat ik gek ben, maar ik weet gewoon dat de Luchthavenman voor mij de Ware is.’
Mijn ogen dwalen naar Coco.
‘Coco is gewoon iemand om leuk mee te oefenen,’ gooit ze eruit om zichzelf te verdedigen.
‘Ik snap het.’
‘Nee, je snapt het niet. Hoe weet jij nou hoe ik me voel,’ kat ze. ‘Jij bent de afgelopen vier jaar niet alleen geweest.’
Au; daar is die zo bekende ‘jij hebt makkelijk praten’ – toon weer.
‘Het feit dat ik een relatie heb gehad, betekent niet dat ik niet eenzaam ben geweest,’ begin ik.
‘Wat wil je nou van me – medelijden?’ zegt ze spottend, totaal verteerd door haar bittere alter ego. ‘Jij heb al iemand die gek op je is en nu wordt Tezz ook nog verliefd op je, dat zie je zo!’ huilt ze. Ze slaat met haar hand tegen het water, een goed alternatief voor het tegen de muur gooien van een vaas.
‘Felicity.’ Ik zeg haar naam, maar ik weet niet wat ik erna moet zeggen.
‘Weet je wat ik echt wil?’ Ze draait zich naar me om. ‘Ik wil wat jij hebt met Hugh. Alleen dan met meer seks,’ zegt ze daar wat schaapachtig achteraan.
Ik moet wel lachen. Ik heb het allemaal al een keer gehoord, gewoonlijk van mensen die Hugh al een keer hebben ontmoet. Ondanks alle problemen schilder ik hem blijkbaar nog steeds af als de Perfecte Man. Is het de moeite waard om uit te leggen, echt uit te leggen, hoe het voor mij is? Dat ik nu eindelijk inzie dat we nooit echt hebben gecommuniceerd. Dat hij vanaf het allereerste begin de rol van beschermer en verwenner op zich nam, en dat hij het daar te druk mee had om te merken dat mijn behoeften waren veranderd. En dat ik niet wist hoe ik hem dat moest vertellen.
‘Nee! Niets zeggen!’ Ze steekt haar handen omhoog, waarschijnlijk omdat ze heel goed weet wat ik wil zeggen. ‘Dit is vreselijk van me. Het spijt me. O God! Ik verander soms echt in dat meisje uit The Exorcist. Ik weet niet wat me bezielt.’ Ze kijkt omlaag naar het water. ‘Ik wil zo helemaal niet zijn! Het Ongelukkige Gelukkige Meisje.’
Nu begin ik me zorgen te maken. Felicity was altijd trots op wie ze was en was benieuwd naar wie ze zou worden. Ik denk echt dat we eens goed moeten praten, maar intussen probeer ik het met een paar stille hints.
‘Misschien is Coco niet zo’n goed idee,’ probeer ik. ‘Misschien ga je je daar alleen maar slechter van voelen.’
‘Wat is het alternatief, Amber?’ Ze schiet weer uit haar slof. ‘Wachten op die droomprins waar ik al zo lang zo hopeloos van droom, die schijnbaar staat te wachten tot ik in zijn leven verschijn?’ Ze laat haar hoofd hangen. ‘Ik wil eens voelen hoe het is om begeerd te worden. Ik zou willen dat Hij het was, maar dat is nu niet zo. En de kans bestaat dat ik hem nooit vind.’
‘Dat moet je niet zeggen…’ Ik doe een stap naar haar toe.
‘Ik zeg het niet graag, maar ik denk dat jij de enige droomprins hebt gevonden,’ zegt ze met pijn in haar hart.
‘Och, kom nou,’ probeer ik luchtig. ‘Er moeten er toch minstens twee zijn: een voor jou en een voor mij!’
‘Leuk bedacht,’ ze haalt haar schouders op en klimt op haar jetski, ‘maar intussen ga ik gewoon maar voor wat ik kan krijgen.’
Ze draait aan de gashendel en is verdwenen. Ze maakt een paar draaien en bochtjes terwijl de rest van de groep netjes in een rij op ons wacht.
Ik ben te depressief om vooruit te komen. Ik wil niet dat ze de Luchthavenman opgeeft en dan maar genoegen neemt met Coco. Mijn redenatie is, dat moet ik toegeven, toch deels eigenbelang: een tijdlang leek het net alsof we allebei op zoek waren naar de maan: zij zocht haar Luchthavenman, ik zocht Tezz. Is deze droom nu echt voorbij? Ik kijk naar mijn maanmannetje, dat nog steeds met Coco staat te kletsen, en vraag me af wat ik in godsnaam aan het doen ben. Misschien zijn ze hun nieuwe veroveringen wel aan het vergelijken.
Maar dan kijkt Tezz mijn kant op, en zelfs op tien meter afstand raakt de warmte van zijn ogen mij in mijn hart. Ik kan het niet helpen, maar glimlach terug. Zonder het oogcontact te verbreken loopt hij naar me toen en pakt hij mijn handen vast. Hij vouwt zijn vingers in de mijne en geeft me het gevoel dat we één zijn.
‘Zie ik je vanavond weer bij de show?’ vraagt hij.
Ik doe mijn mond open en wil ‘Natuurlijk’ zeggen, maar bedenk me dan dat ik vanavond met Hugh heb afgesproken. Je weet wel, mijn vriendje. ‘Ik eh…’ is het enige wat ik kan uitbrengen.
Zijn ogen worden donker van teleurstelling. ‘Andere afspraak?’
‘Nee, geen afspraakje!’ gooi ik eruit.
Hij kijkt me vragend aan. ‘Ik bedoeldat je al iets anders te doen hebt – je weet wel, je eigen Gauguin vervalsen, of zoiets.’
‘Eigenlijk heb ik beloofd dat ik zou helpen de lagune vannacht turkoois te schilderen,’ grap ik. Ik laat mijn breedste grijns zien en hoop dat mijn geestigheid me uit de problemen zal helpen.
‘Goed, goed. Geloof jij nou dat er mensen zijn die denken dat die kleur echt natuurlijk is?’
‘Ik weet het!’ lach ik opgewekt. ‘Dombo’s!’
Och, ik voel me gewoon zo bij hem op mijn gemak. Zelfs als we totale nonsens uitkramen, voelt het goed. Iedereen vertelt me steeds hoe grappig ze Hugh vinden, maar ik snapte zijn kostschoolhumor nooit zo. Dit vind ik veel leuker: ik zou hier, tot mijn knieën in het water, zonder problemen met Tezz kunnen blijven kletsen tot mijn tenen tot rozijntjes verschrompelen, maar Coco heeft zijn Tarzankreet, ‘O-ooooo-oooo!’, al weer uitgestoten om aan te geven dat we vertrekken. Tijd om de motor te starten en naar huis te gaan.
‘Kom vanavond,’ dringt Tezz aan, een laatste uitnodiging. ‘Ik wil weer voor je zingen.’
Mijn hart doet salto’s van plezier. Ik dacht dat mijn vader het monopolie op romantische gebaren had, maar ik heb hem nog nooit voor mijn moeder horen zingen. Dit is speciaal voor mij! Terwijl ik op de jetski spring en door de schuimige branding vooruit schiet, moet ik toegeven dat ik, hoewel ik technisch gezien niet meer van Tezz ‘mag’ vragen, dat toch doe. In elk geval wil ik nog een keer met hem alleen zijn. Maar wat als mijn wens uitkomt? Stel dat we elkaar weer ontmoeten onder de sterren en hij mijn handen pakt en me naar zich toe trekt…Zoenen of niet zoenen, dat is de vraag.
Maar is dat wel zo?
Ik weet niet meer zo zeker of ik nog wel keus heb. Voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel dat mijn hart de dienst uitmaakt.