16
Drie uur later sta ik tussen Hugh en Sandrine in te kijken naar een stel houten panelen die als gastenboek voor Bloody Mary’s dienen en mijn gedachten dwalen af naar Felicity Als ze hier was, zou ze uit haar dak gaan over het feit dat Patrick Swayze ooit dineerde tussen deze met bamboe beklede muren. Johnny Castle was haar zielsverwant; iemand die zijn medemens beschermde en voor hem opkwam, ongeacht de gevolgen voor hemzelf. Het zou haar goed doen om herinnerd te worden aan de waarden die ze ooit zo koesterde. Was ze maar hier, liep ze maar over de met zand bedekte vloer van dit restaurant en maakte ze haar keus uit de selecties vis en marinades, in plaats van wat ze dan ook aan het doen is met Coco. Tenzij ze het naar haar zin heeft. Dat zou best kunnen. Het is een leuke vent. Misschien dat de seksuele aandacht haar goed doet. Beter nog, misschien is ze op de terugweg naar de Windstar wel de Luchthavenman tegen het lijf gelopen en leeft ze nog lang en gelukkig.
Ik zucht diep. Is dat werkelijk te veel om te hopen? Ik ben bang van wel. De nog-lang-en-gelukkigmythe lijkt het emotionele equivalent van de Amerikaanse droom: iedereen maakt een kans, ongeacht afkomst, opvoeding of vermogen, maar het echte succes is voor weinigen weggelegd. Het mooie is wel dat je uiterlijk en de omvang van je achterwerk er geen barst toe doen; als het om liefde gaat, is Cupido even willekeurig als de staatsloterij, en degene die hem het meest verdient, wint niet altijd de hoofdprijs. Want wie verdient die prijs nou meer dan Felicity? Waarom is ze alleen? Waarom verspilt Hugh zijn liefde aan mij? Terwijl ik nog een Kir royale ananas (champagne met ananaslikeur) achteroversla, merk ik dat een vreemd, kregelig gevoel van negativiteit me bekruipt en ik besluit (mmm, lekker) dat dit de nieuwe liefde van mijn leven is. Want Tezz…de kans is groot dat hij niets meer dan een teleurstelling in wording is. Wat beteken ik nou helemaal voor hem? De Britse vakantieganger die hij op het strand ontmoette? De vrouw die zich vrijheden veroorloofde met zijn handdoek? Een kipje om een paar dagen mee te flirten? Hoe kan ik er meer achter zoeken?
Amber? Gaat het een beetje?’
Ik kijk op en zie Hugh bezorgd kijken. Hij buigt langzaam naar voren en neemt het mes waarmee ik in de tafel zat te steken uit mijn hand. ‘Het eten komt er vast zo aan. Eet anders alvast een beetje van mijn sla…’
Ik ben nog nooit zo in de war geweest. Het is maar goed dat Sandrine erbij is want anders zouden Hugh en ik vast voor het eerst, om niets, ruzie hebben gemaakt.
‘Wat vind je van deze stoelen?’ vraagt Hugh.
Ze zijn me nog niet opgevallen. Ik verschuif een bil zodat ik kan zien waarop ik zit.
‘Stukken palmboomstam!’ verkondigt Hugh. ‘Geschaafd en gelakt!’
‘Heel cool,’ beaam ik.
‘Ga ook even naar het toilet,’ dringt Sandrine aan en legt een met sieraden bedekte hand op de mijne. ‘De wasbak is een waterval!’
‘Heerlijk,’ schal ik en hoop ondertussen dat ze weer gauw over zaken gaan praten zodat ik met mijn gedachten alleen kan zijn.
In plaats daarvan noemen ze alle beroemdheden die misschien ook wa-hoo in teriyakisaus hebben besteld, net als zij.
‘Piercé Brosnan, Harrison Ford…’ Hugh noemt meteen zijn eigen helden.
‘Goldie Hawn, Racquel Welch, Dorothy Lamour…’ pareert Sandrine met een trio onmogelijk stijlvolle vrouwen.
‘Jack Daniels, Bombay Sapphire!’ verkondig ik, waarmee ik duidelijk laat merken waar mijn belangstelling vanavond naar uitgaat. ‘Hé, zou Bombay Sapphire niet een schitterende naam zijn voor een Bollywoodster?’ brabbel ik tegen niemand in het bijzonder. Ineens zie ik dat Hugh naar me kijkt. ‘Waar ben je mee bezig?’ lijkt hij te zeggen. Niet beschuldigend of afkeurend, gewoon bezorgd, zoals altijd. Dat is waarschijnlijk een van de redenen dat Tezz zo verfrissend was: hij kijkt nooit medelijdend naar me.
‘En, Sandrine,’ zeg ik en haal diep adem om mezelf wat op te peppen, ‘zijn er hier genoeg blauwe parels van kwaliteit A voor jullie allebei?’
Haar ogen vallen zowat uit haar hoofd, maar voor ze iets kan zeggen, corrigeert Hugh me. ‘De peacocks zijn het meest gewild, liefje. Die zoeken we.’
‘Maar ik dacht dat Piers…’
‘O engel, je schoenen!’ roept Sandrine plotseling.
Dit keer is haar bewondering terecht: een paar metallic sandaaltjes van Jimmy Choos maar liefst – een cadeautje van Hugh uit de tijd dat Sex and the City populair was en Hugh nog dacht dat Charlotte en ik iets gemeen hadden omdat zij ook in een kunstgalerie werkte.
‘Hugh heeft ze uitgekozen,’ zeg ik.
‘Je hebt een uitstekende smaak,’ kirt ze naar hem. ‘Ze zien eruit als iets dat ik zou kunnen dragen!’
Ze heeft gelijk. Ik heb me altijd afgevraagd wat Hugh bezielde; ze zijn absoluut niets voor mij. Nu ik erover nadenk: ik kreeg ze in de periode dat Sandrine Hugh achterna zat…
‘Hoera, het eten!’ juicht hij terwijl de ober binnen komt met geurende gerechten.
‘Wahoo?’
‘Voor mij en Hugh.’ Sandrine klopt op de lege plekken voor hen.
‘Uw mahi mahi komt er zo aan,’ zegt de ober en herinnert me zo weer aan mijn afwijkende keuze.
‘Dank u,’ knik ik en probeer niet te troosteloos te kijken. ‘Wacht maar niet op mij,’ zeg ik tegen de anderen. ‘Begin maar lekker.’
Ik heb toch al geen trek meer.
∗
Terug in het hotel stelt Hugh voor nog een slaapmutsje te nemen bij de bar maar Sandrine veinst een uitgebreide gaap en verontschuldigt zich. Ik zou dolgraag willen weten wat er nu in haar hoofd omgaat. Wat vindt ze ervan om zoveel tijd door te brengen met een man die ze ooit begeerde? Want gaat een niet-bevredigde begeerte wel ooit helemaal weg? Vindt ze het irritant om met ons als stel om te moeten gaan? Niet dat ik nou zo’n overtuigende interpretatie neerzet van de aanbiddende vriendin. Telkens als Sandrine erbij is, merk ik dat ik me naar haar schik en doe alsof zij het koppel zijn. Alsof zij meer recht op hem heeft dan ik.
Het is zo’n verwarrend spelletje, de beslissing met wie we ons leven delen. Het is zelden zo eenvoudig als het antwoord op de vraag ‘met wie ben je het liefst?’ of ‘wie maakt je het gelukkigst?’ want misschien is die persoon al bezet of denkt hij ⁄ zij er anders over of bestaat die persoon niet eens.
Maar Tezz bestaat, zeg ik tegen mezelf. En nu we weer op onze motu zijn en The Paradise Room opnieuw binnen handbereik ligt, voel ik een onweerstaanbare drang om bij hem te zijn. Alle meisjesachtige neuroses waar ik bij Bloody Mary’s last van had, verdwijnen in een moment van helderheid: Tezz is in mijn leven gekomen en heeft mijn hart laten ontwaken, en als ik mijn oren sluit voor al het negatieve geklets, weet ik dat ik hem ook niet onberoerd heb gelaten.
Ik zucht. Had ik maar zo’n verdorven, liegend, bedriegend vriendje dan zou iedereen het toejuichen als ik een positieve stap nam. Maar Hugh gedraagt zich zo onberispelijk dat ik nog wel een jaar zou kunnen wachten en dan zou ik nog geen reden hebben hem te verlaten.
‘Koffie of cognac, lieverd?’
‘Baileys graag,’ zeg ik en ik plof in een van de zachte stoelen bij het raam terwijl hij onze drankjes bij de bar bestelt. De barman zegt dat hij de bestelling zal komen brengen maar Hugh blijft staan en lijkt zich een houding te geven door te frummelen aan iets in zijn broek. Hij is vast een beetje aangeschoten; hij is zelden zo indiscreet. Zou dit het eerste teken zijn van zijn verwording tot vrouwenmishandelaar?
Al mijn valse hoop wordt de grond in geboord terwijl hij naar me toeloopt en ik zie dat er iets hoekigs bij zijn kruis hangt – met een rilling besef ik dat hij een doosje in zijn zak heeft. Het zal toch niet? Ik wil net naar het toilet lopen, om nooit meer terug te keren, als hij mijn hand pakt, het doosje op mijn palm zet en mijn vingers eromheen vouwt.
‘Hugh,’ begin ik, niet in staat mijn gêne te verbergen.
‘Het is maar een cadeautje.’
‘O?’ Even begin ik te hopen. Misschien zit er wel een heel klein kokosnootje in het doosje.
‘Ik zagdat je nog altijd je witte pareloorbellen draagt en op Tahiti is dat min of meer heiligschennis!’ knipoogt hij.
Ik doe het doosje open en ontdek een paar glinsterende peacockknop-jes.
‘Ik weet dat je liever degene met butsen en richels hebt, maar ik vonddat je de beste verdient.’
Ik kijk naar de oorbellen en daarna naar hem. Aan de ene kant ben ik opgelucht – het is in elk geval geen verlovingsring, maar aan de andere kant ben ik diep teleurgesteld. Zijn keuze is zo typisch: hoewel hij heel goed weet dat ik me aangetrokken voel tot de foutjes en gebreken, kan hij me alleen maar de A-kwaliteit geven.
‘Wat lief van je, bedankt!’ zeg ik en doe ze plichtsgetrouw in, terwijl ik mijn witte parels in mijn handtas laat glijden.
Hij gaat zitten en ineens gaan mijn ogen open. Ik was op zoek naar een teken of ‘toestemming’ en hij heeft me die zojuist gegeven – nota bene in cadeauverpakking!
Hugh mag dan geweldig en gul en aardig zijn, maar hij geeft me niet wat ik wil.
Ik weet ineens zeker wat ik moet doen. Eén nacht lang ga ik mijn gevoelens van trouw en plicht jegens hem negeren en iets heel nieuws proberen: ik ga naar Tezz en doen wat mijn gevoel me ingeeft zodra ik hem zie. Maar eerst moet Hugh in slaap vallen.
∗
‘Klaar voor bed?’ Ik neem mijn laatste teugje Baileys en hij leegt zijn kof-fiekopje.
‘Ik ben nog niet echt moe, jij wel?’
Ik haal nietszeggend mijn schouders op. ‘Misschien kunnen we een video huren bij de receptie?’ stel ik voor, in de wetenschap dat hij eerder in slaap valt als hij eenmaal horizontaal ligt.
‘Ik weet het niet…’ Hij bijt op zijn lip en kijkt om zich heen. ‘Al die schoonheid en wij gaan binnen tv zitten kijken.’
‘Misschien hebben ze een film die op Tahiti speelt. Dan krijgen we in één klap meer te zien van ‘al die schoonheid’.’ Ik kijk smekend naar Hugh, verrast door mijn eigen geslepenheid. ‘Wat vind je ervan?’
Hij geeft toe, onder één voorbehoud: ‘Goed, zolang het maar niet South Pacific is.’
‘Afgesproken,’ beaam ik, met het gevoel dat stap 1 van mijn listige plan gelukt is.
∗
Uiteindelijk hebben we twee video’s: Love Affair, de remake van de grappige tranentrekker An Affair To Remember met Cary Grant en Deborah Kerr, dit keer met Warren Beaty en Annette Bening, en de klassieke Marlon Brando-versie van Muftny on the Bounty.
‘Moet je geen pyjama aan?’ vraagt Hugh wanneer ik naast hem ga liggen in mijn met kraaltjes bezette avondjurk, ook al geleend van Abigail.
‘Ik ben te moe om me uit te kleden,’ zucht ik en druk mijn hoofd diep in het kussen, terwijl ik net doe alsof ik niets voel van de kraaltjes die in mijn huid duwen, ook al verdien ik die pijn.
‘Moet ik je helpen uitkleden?’ Terwijl Hugh zich naar me toebuigt, drukt hij met zijn knie op de afstandsbediening en een Franstalig nieuwsdebat schalt de kamer in.
‘Ik ga wel!’ Ik spring op en doe de tv uit, waarbij ik meteen weer de video inschakel. ‘Kijk eens!’ Ik nestel me weer op bed. ‘Portsmouth!’ Tot mijn verrassing begint de film in Engeland.
‘Hemel, wat heeft Brando aan – hij lijkt meer op een sprookjesprins dan een marineofficier!’ Hugh is al snel eveneens afgeleid.
Tegen de tijd dat de Bounty aanmeert in Tahiti (met een waarschuwing van kapitein Bligh dat de inboorlingen ‘geen besef van zeden hebben’) besef ik dat ik net zo vaak naar Hugh kijk als naar het scherm. Het is riskant, want elke keer als hij me erop betrapt dat ik naar hem kijk, kust hij me en trekt me naar zich toe. Het lijkt wel alsof ik uit mijn eigen lichaam ben getreden. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt: mijn lichaam ligt in zijn armen maar mijn geest staat bij de deur. Op een gegeven moment lig ik op zijn borst, ervan overtuigd dat zijn ademhaling langzaam en ontspannen is, als van iemand die slaapt, en beweeg mijn vingers voor zijn ogen.
‘Wat doe je?’ lacht hij en grijpt mijn hand. Nee hè. Hij is nog wakker.
‘Even uitrekken,’ zeg ik. ‘Mijn hand slaapt.’
‘Arme jij,’ zegt hij en gaat anders liggen zodat mijn bloed weer vrij kan stromen.
Terwijl we zien hoe de relatie tussen Fletcher Christian en kapitein Bligh steeds ongemakkelijker wordt, dwalen mijn ogen af naar de klok. Ik begin in tijdnood te komen. Een deel van me voelt zich misselijk van het bedrog dat ik ga plegen en de andere helft wordt verteerd door ongeduld. Dit gaat verder dan verliefdheid. Ik voel alsof ik op een kruising sta en moet beslissen hoe ik de rest van mijn leven wil leiden. Er staat zoveel op het spel en ik wil geen beslissingen nemen gebaseerd op lust of een lekker vakantiegevoel, maar ik voel dat ik meer over Tezz te weten wil komen en wat er tussen ons speelt. En dat kan maar op één manier.
‘Zal ik even naar de bar lopen en wat warme chocolademelk halen, om het nog gezelliger te maken?’ stel ik voor, klaar om uit bed te springen. ‘Kijk jij maar verder, vertel me straks maar wat ik heb gemist.’
‘Doe niet zo gek, schat,’ en hij trekt me terug. ‘We kunnen toch via roomservice bestellen.’
‘Als je dat zeker weet…’ ik wrijf me tegen zijn pyjamajasje.
Ik wil gillen van pure frustratie. Ik heb hem nog nooit pijn gedaan, hem in vier jaar tijd nooit een reden gegeven voor jaloezie of onzekerheid. Maar ik moet dit doen. Gewoon om het te weten…
‘Mag ik het licht uitdoen?’ vraag ik terwijl het scherm volstroomt met een overvloed aan Tahitiaanse schonen. ‘Hugh?’ Ik wil hem net een zetje geven om antwoord te krijgen als ik een klein spuugbelletje in zijn mondhoek zie verschijnen. Zou het? Ik leun voorzichtig naar voren om zijn ogen te kunnen zien. Die zitten dicht. Ik pak de afstandsbediening en zet de film uit – ik kan het niet riskeren dat de muiterij geluiden hem wakker maken. Ik houd mijn adem in terwijl ik zijn borst op en neer zie bewegen. Durf ik dit wel? ‘Het spijt me,’ fluister ik en sluip van hem weg.
∗
Eenmaal op het pad loop ik algauw sneller en raak ik doordrongen van een hernieuwd gevoel van hoop en opwinding. De herinnering aan de kokosmelk die over de borst van Tezz stroomt, doet mijn pas versnellen.
Daar is hij! Hij sluipt over het podium, deels man, deels panter. Ik wil hem even kunnen bekijken voor hij me ziet en dus blijf ik in de schaduwen staan terwijl hij het laatste nummer van de avond aankondigt en mijn knieën laat verweken met een uitermate verleidelijke versie van ‘Let’s Get Down’ van Tony Toni Tone.
Vijf minuten later heeft hij zijn toneelkleren verruild voor een strak, chocoladebruin shirt, een lichtbruine broek, gekleurde zonnebril en een coole hiphop hoed. De man heeft stijl! Ik kijk toe hoe hij door het publiek loopt, de terugkerende klanten hartelijk begroet, poseert voor foto’s met bewonderaars en elk gezicht dat hij tegenkomt doet oplichten met zijn vrolijke geklets en hoffelijkheid. Ik glimlach bij mezelf: hij is even betoverend buiten het toneel als erop.
‘Pardon!’
‘Sorry!’ verontschuldig ik me tegen de serveerster die ik in de weg sta, waarna ik naar adem hap van paniek omdat mijn oog valt op een onmiskenbaar versierde brunette links van me. Sandrine! Wat moet die hier?
Ik ren naar het damestoilet en probeer ondertussen uit haar blikveld te blijven. Mijn God! Ik kan niet riskeren dat ze Hugh hierover vertelt, ook al betekent het dat ik Tezz niet kan zien. Ik moet hier weg zien te komen!
Ik kijk of er een vluchtweg is, maar dan hoor ik stemmen naderen en verstop me in een van de wc-hokjes. Omdat ik ervan overtuigd ben dat ik eruit zal worden gegooid als ze erachter komen dat ik me hier alleen maar verstop, geef ik een flinke ruk aan het toiletpapier, waarmee ik meteen een Page-puppyeffect creëer met de sneldraaiende toiletrol.
‘Een jaar geleden was hij nog verloofd,’ begint de eerste stem, die vaag bekend klinkt.
‘Wat!’ hijgt de ander terwijl ik probeer de snelgroeiende papierstroom te stelpen.
‘Jawel. Tot over zijn oren verliefd. Toen ze de verloving verbrak was hij kapot. Emotioneel is hij leeg en hij beweert dat hij het zich niet kan voorstellen dat hij ooit nog zoveel voor iemand zou willen voelen.’
‘Maar hij ziet er zo gelukkig uit op het podium!’ protesteert de andere stem.
Ik ga rechtop zitten. Hebben ze het over Tezz?
‘Hij is een prof- hij danst en zingt al sinds zijn kindertijd,’ legt de eerste stem uit.
Ze hebben het echt over hem! Ik snak naar adem en prop het papier snel samen tot een bundeltje dat ik in mijn tas stop, in plaats van in het toilet, omdat ik geen woord wil missen.
‘Het is niet te geloven, na wat je me al verteld hebt over zijn vader en zo…’
‘Ik weet het. Tegenslag maakt ons sterker, nietwaar?’
Ik blijf luisteren, maar ze zijn van onderwerp veranderd en dus maak ik van de gelegenheid gebruik door te trekken en het hokje te verlaten. De meisjes kijken op en glimlachen. Terwijl ik me langs haar pers om mijn handen te wassen, herken ik de een als de pittige achtergrondzangeres Malia. Ik wil haar complimenteren met de show, met name haar opzwepende versie van ‘Only One’ van Melissa Etheridge, maar dan gaat de deur open en zie ik zowel de achterkant van Sandrines hoofd als een ontsnappingsmogelijkheid. Ik ga er vandoor nu ik de kans krijg.
∗
Zodra ik op het pad ben, krijg ik spijt van de onnodige opwinding die ik mezelf heb bezorgd, en dat allemaal voor niets! De vraag dringt zich op of Sandrine gestuurd is om me te waarschuwen, om me af te remmen en me te laten nadenken, voordat ik te ver ga. Ik sta op het punt alles in twijfel te trekken, inclusief mijn recht op geluk, als het lot me in de kaart speelt: een klein eindje verder staat Tezz.
We zijn te dichtbij The Paradise Room om te kunnen roepen en dus probeer ik met alle macht zijn grote stappen bij te houden, tot het veilig is om te praten.
‘Hé, mister!’ probeer ik speels terwijl we een hoek om gaan.
Geen antwoord.
Ik was kennelijk niet luid genoeg, maar ik wil liever nog niet gillen, dus ik loop verder achter hem aan, richting strand, neem ik aan. In plaats daarvan kuiert hij de dichte jungle in, met gerichte stappen door het dichte gebladerte.
‘Tezz?’ Ik roep zijn naam in zijn richting, maar nog altijd zonder succes. Ik begin me af te vragen of hij me soms met opzet niet hoort als ik de maneschijn zie weerspiegelen op de zilveren schijven om zijn oren: hij luistert naar muziek. Ik moet op gelijke hoogte met hem komen om zijn aandacht te trekken. Maar ik weet niet zo goed de weg als hij. Hij loopt hard en het licht van The Paradise Room neemt snel af tussen de bladeren. Ik blijf even staan. Dit is lastig – ik mag de club niet uit het oog verliezen. Is er niet iets dat ik naar hem kan gooien zodat hij zich omdraait? Ik grijp in mijn tas, hopend op een pen of zelfs maar de sleutel van onze kamer, maar mijn hand raakt verstrikt in de berg toiletpapier. Ik vervloek deze extra lading rommel maar bedenk me ineens dat ik het papier kan gebruiken!
Ik zoek het uiteinde, sla het om de dichtstbijzijnde palm en knoop het losjes vast, waarna ik met bevende adem verder scharrel, met een lang, wit lint achter me aan.