13
‘Dus ik heb weer een zware dag voor de boeg bij de Black Pearl Gem Company,’ laat Hugh me weten, terwijl ik door de kamer loop en onze lege waterflessen opscharrel, in een poging druk en normaal te lijken. ‘Het is zo’n gedoe om elke individuele parel te bekijken als je het over zulke aantallen hebt,’ zucht hij. Hij legt zijn zonnebril in zijn koffertje. ‘Piers wil minimaal driehonderd van die juweeltjes.’
‘Heb je nog wat aan Sandrine?’
‘Ze is zelfs geweldig – ze zet hele bakken tegelijk aan de kant en manoeuvreert me direct naar de A-kwaliteit.’
‘Ah kijk, dat is tenminste wat.’
‘Ja zeker,’ zegt hij en probeert er positief bij te kijken. ‘Wat ga jij vandaag doen?’
‘Ach, je weet wel: wat zwemmen, wat kokossap drinken, en een beetje op de koffie bij de kleinzoon van Gauguin!’ wil ik antwoorden. In plaats daarvan zeg ik: ‘Ik heb afgesproken met Felicity.’ Veel gemakkelijker. Dan realiseer ik me dat ik inderdaad met haar heb afgesproken.
‘Ik heb een afspraak, ik heb afgesproken met Felicity!’ herhaal ik luid, terwijl ik me naar hem omdraai.
‘Zei ik dat dat niet zo was, dan?’ Hugh kijkt me fronsend aan.
‘Om twaalf uur!’ Help, een dubbele afspraak!
‘Is dat een probleem?’ Hugh kijkt bezorgd.
‘Nee, nee.’ Ik schud mijn hoofd. Ja, ja! Ik kan wel huilen. Ik probeer een manier te bedenken om me aan het afspraakje met Felicity te houden en dat met Tezz, en herinner me dan dat Tezz ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugd’ zei over Marcels kunstproject. Ik besluit dat ze ook maar mee moet. Niet dat Felicity haar hoofd langer dan twee seconden bij een kunstwerk kan houden als het niet de David van Da Vinci is. Ach, gelukkig is Tony er om haar gezelschap te houden. O mijn God, hoe is mijn leven zo ingewikkeld geworden? En ik maar denken dat ik die bakkende meiden bij het zwembad uit zat te lachen! O, wat moet dat heerlijk zijn om je alleen maar zorgen te hoeven maken over je zonnefactor.
Hugh zucht diep en loopt naar me toe. ‘Ik vind het vreselijk dat ik je weer in de steek moet laten…’ begint hij.
‘Het is al goed,’ onderbreek ik hem. ‘Je bent aan het werk. Ik snap het helemaal.’ Ik trek hem snel tegen me aan en geef hem een knuffel zodat ik mijn gezicht in zijn schouder kan drukken. Al die jaren dat we samen zijn, heb ik nog nooit iets voor hem hoeven verbergen, behalve dan mijn chocoladerepen. Niet dat ik echt een open boek voor hem ben. Er zijn genoeg emoties (en tranen) geweest die ik nooit met hem heb gedeeld, maar geen geheime afspraakjes met sexy kerels met kaalgeschoren hoofden en duimringen, en hoewel ik het vreselijk vind om Hugh zo te bedriegen, wil ik deze mogelijke nieuwe vriendschap met Tezz ook niet in gevaar brengen. Misschien kan ik nog niet precies zeggen wat er tussen ons is, maar ik weet wel dat het iets speciaals is en dat het een kans verdient. Trouwens, als hij toch homo is, dan is er niets aan de hand, toch?
‘Ik dacht dat we vanavond misschien bij Bloody Mary’s kunnen dineren,’ zegt Hugh tegen mijn kruin. ‘Er komen daar altijd veel beroemdheden – Cameron Diaz, Keanu Reeves, Steve Martin…’
‘Geweldig!’ mompel ik, terwijl ik probeer te bedenken hoe deze Hollywoodsterren vanaf hun tafeltje op een verhoogd podium neerkijken op het gepeupel, net als vanaf de hoofdtafel bij een bruiloft. O nee! Ik word helemaal zenuwachtig. Ik hoop niet dat hij weer een aanzoek heeft gepland. Zonder het verrassingselement is de kans nog kleiner dat ik ja zeg, en ik denk niet dat ik nog een keer kan aanzien hoe hij zichzelf voor schut zet.
‘Misschien wil Felicity ook mee.’
‘Leuk!’ zucht ik opgelucht, met mijn wang tegen zijn sleutelbeen. ‘Ik zal het haar straks vragen. Om twaalf uur.’
‘Oké. Nou, ik moet gaan!’ zegt hij, waarna hij wat onhandig mijn hoofd probeert te kussen.
‘Au!’ gil ik, terwijl ik opspring.
‘Kijk, als je niet wilt dat ik je kus…’ Hij gaat direct in de verdediging.
‘Nee, nee, ik was je vergeten te vertellen…dat ik mijn hoofd heb gestoten. Voel maar…’ Ik pak zijn hand en leg zijn zachte vingertoppen op mijn cricketbal. Elke keer dat ik afgelopen nacht (of eigenlijk die paar uurtjes die ik na terugkomst ben gaan liggen) mijn hoofd omdraaide, moest ik glimlachen van de pijn, omdat het me aan Tezz deed denken. Maar dit keer niet. Hugh deed echt Woody Woodpecker na.
‘Jemig, die is gigantisch!’ roept hij uit. Hij dienst achteruit, alsof hij net een leprazweer heeft gezien.
‘Ik weet het,’ zeg ik bijna trots.
‘Alles oké? Hoe heb je dit voor elkaar gekregen?’
‘Ik heb bij de trap mijn hoofd aan de overhangende balk gestoten,’ lieg ik en ik wijs naar het balkon.
‘Wanneer?’
‘Gisteravond. Ik kon niet slapen, wilde even een luchtje scheppen en even mijn voeten in het water laten hangen en toen boink!’
‘Dat kan gebeuren,’ hij krimpt ineen. ‘Ik heb daar ook al een paar schrammen opgelopen.’
Hij heeft inderdaad een paar kleine krasjes op zijn slaap. Wie zou denken dat Hugh degene zou zijn die mijn verhaal zou bevestigen?
‘Maar dat…’ Hij raakt mijn bult nog een keer aan om zijn walging nog eens op te frissen, ‘Amber, dat is gewoon walgelijk.’
‘Ik ga me pas zorgen maken als hij een mondje krijgt en tegen me begint te praten!’ plaag ik. Er wordt in elk geval daarbinnen in mijn hoofd een levendige discussie gevoerd. De luidste stem is natuurlijk die van mijn mondige hart. De laatste paar minuten hoor ik continu: ‘Is het al twaalf uur? Is het al twaalf uur?’
‘Ga maar,’ zeg ik en ik plant een geruststellende kus op zijn lippen.
Hij glimlacht lief naar me en zegt dat hij om zes uur weer terug is. ‘O, en ga vandaag maar lekker genieten!’ voegt hij daar nog aan toe.
‘Oké, doe ik. Tot later.’ Ik zwaai hem uit en voel me net als een huisvrouw die een geheime affaire heeft met de melkboer.
∗
11. 50 uur: ik sta op de steiger en wat denk je? Tony is de eerste die arriveert.
Hij ziet er erg cool uit in een wit katoenen overhemd met korte mouwen, kaki kniebroek en zwarte slippers. Ik kijk naar mijn tie-dyezomer-jurkje en espadrilles met iets te lange veters en zou, niet voor de eerste keer, willen dat ik een jongen was. Of in elk geval een meisje met meer stijl.
‘Hi,’ zeg ik glimlachend, een beetje onbeholpen.
‘Hi.’ Hij gaat op een sociaal acceptabele afstand van mij op het bankje zitten.
Ik wacht tot hij wat gaat zeggen. Dom-de-dom… Blijkbaar niet. O, dan ik maar: ‘Ik weet niet of Tezz het je heeft verteld, en hij heeft er waarschijnlijk de kans nog niet toe gehad, maar hij zei dat het wel goed was als ik meeging naar Marcel.’
‘Ja, dat heeft hij gezegd.’ Er is niets op Tony’s gezicht af te lezen.
‘Is dat oké?’ vraag ik, erg onzeker.
‘Tuurlijk. Waarom niet?’
Ik laat zijn woorden even bezinken voordat ik de volgende hindernis neem. ‘Het zit namelijk zo, ik was vergeten dat ik al iets had afgesproken met mijn vriendin Felicity, dus ik vroeg me af…’
‘Of ze ook mee zou mogen?’ Hij verlost me uit mijn lijden. In elk geval, dat is volgens mij zijn bedoeling.
‘Kan dat?’ vraag ik weer, om echt zeker te weten.
‘Tuurlijk. Zolang ze het niet erg vindt om naast de boot te zwemmen.’
‘O! Als er niet genoeg ruimte is…’ stotter ik, rood van schaamte.
‘Er is wel genoeg ruimte,’ grijnst hij, waarbij hij me doet denken aan die brutale kant van zijn theaterpersonage.
‘Dus je maakte een grapje?’ wil ik nog zeker weten.
‘Ja. Wat ben ik toch hilarisch, niet?’
Ik word echt zenuwachtig van die jongen! Waarschijnlijk kan ik beter mijn mond houden. Waarschijnlijk, maar dat doe ik natuurlijk niet.
‘Tezz zei dat je Frans spreekt,’ begin ik weer.
‘Nou, dan moet dat wel waar zijn.’
‘Zeg eens, hoe vaak stap jij eigenlijk met je verkeerde been uit bed?’ wil ik vragen. Wat is zijn probleem? Misschien is hij wel altijd zo. Ik denk aan die keren dat ik ze in de pauze met het publiek heb zien praten – Tezz mengt zich onder het publiek en is geanimeerd, geniet van de aandacht, terwijl Tony in slowmotion langs de tafeltjes loopt, altijd op koninklijke afstand. Mensen kunnen Tezz aanraken, en hij raakt hen ook aan. Maar Tony niet. Het is alsof hij zichzelf beschermt met een onzichtbaar kracht-veld. Ik denk dat dit zo’n man is die mensen niet te dicht bij zich wil laten komen. Ik hoop dat hij niet denkt dat ik probeer mijn neus in zijn zaakjes te stoppen. O, wat hoop ik dat Felicity op de volgende boot zit, anders maak ik het misschien wel nog erger.
Gelukkig is dat zo. Nu is het haar beurt om hem op de zenuwen te werken.
‘O wauw, jij bent het!’ Ze wijst naar Tony alsof hij een bezienswaardigheid is. ‘Amber, kijk eens!’ zegt ze, alsof ik Tony nog niet had gezien, hoewel hij nog geen meter van me vandaan zit op een verder lege steiger. ‘Jullie zijn zo ongelooflijk sexy!’ Ze dribbelt naar hem toe en steekt haar hand uit. ‘Ik ben Felicity!’
Hij reageert met een bijna onhoorbaar ‘Tony’. De man die voor de gal in galant heeft gezorgd.
‘Ik kan niet geloven dat je hier bent!’ roept ze uit. Met een brede glimlach op haar gezicht gaat ze naast hem zitten. ‘Zou je iets voor ons tweeën kunnen zingen?’
O nee. Ik sluit mijn ogen uit plaatsvervangende schaamte.
‘Toe nou,’ smeekt ze, absoluut niet van de wijs te brengen door zijn hooghartige houding. ‘Zing es wat?’
‘Felicity!’ sis ik.
‘Wat?’ Ze kijkt me met grote ogen aan.
‘Ehm, ik wilde je net vertellen dat Tony hier zo vriendelijk is om ons mee te willen nemen naar de kleinzoon van Gauguin. Hij werkt aan een nieuw kunstproject…’
Haar gezicht zegt: ‘En dit vind ik interessant omdat…’, maar ze zegt: ‘Geweldig!’ en voegt daaraan toe: ‘Nu?’
‘Ja.’
‘O,’ ze kijkt teleurgesteld. ‘Dus we gaan niet…’ zegt ze, waarna ze haar wenkbrauwen veelbetekenend optrekt (dit is haar manier om heel subtiel te verwijzen naar onze zoektocht naar de Luchthavenman, neem ik aan).
‘Nee hoor. Dat gaan we zeker wel doen. Maar later.’ Ik kijk Tony verontschuldigend aan. ‘We zijn een vriend kwijt en zijn naar hem op zoek.’
‘Weten jullie zeker of hij wel gevonden wil worden?’ vraagt hij.
Oef-au!
‘Natuurlijk!’ zegt Felicity overtuigd. En daarna bijna onhoorbaar: ‘Hij weet het alleen nog niet.’
Ik zeg in elk geval niets meer totdat Tezz er is. Veel te gevaarlijk.
‘Nou, zing je nog wat?’ Felicity draait haar weer om naar Tony.
Ik laat mijn hoofd in mijn handen vallen. Wil iemand haar alsjeblieft even heel erg hard op haar tenen trappen?
‘Wat is jouw favoriete nummer uit de show?’ vraagt hij, zo te zien overtuigd dat ze veel te dom is om een songtitel te onthouden.
‘Ik hoor liever een van jullie eigen nummers!’ Troef. ‘Eentje van jullie cd?’
Hij kijkt haar zuur aan en zegt dan: ‘Nou, er is een nummer dat ik echt bij jou vindt passen – ‘She’s Banging’.’
‘Banging? Rampetampen?’ Felicity moet lachen. ‘Wat romantisch!’
‘Het gaat over de hoertjes die vaak in de bar in Las Vegas kwamen waar wij werkten.’
Was dat weer een steek onder de gordel? Zo voelt het wel.
‘O man, ik vind hoertjes geweldig!’ giert Felicity uit. ‘En de hoertjes in Las Vegas zijn echt legendarisch! Over welk kaliber hoer hebben we het hier?’
Tony haalt zijn schouders op. ‘De standaardhoertjes: grote schoenen, kleine handtasjes, mobieltjes bij de hand, alleen aan de bar, met een glas Hypnotic.’
‘Hypnotic?’
‘Dat is van die fluorescerende blauwe likeur. Bijna de kleur van het water hier,’ zegt hij, terwijl hij naar de zee knikt. ‘Een goede manier om op te vallen.’
‘Een geweldige tip!’ giebelt Felicity. ‘En ben je wel eens aangesproken door zo’n meid?’
‘Om eerlijk te zijn: ja,’ onthult hij, zijn stem gaat omlaag. ‘En hun aanbod was erg verleidelijk.’
‘Gratis?’ Felicity blijft er bijna in.
Hij knikt. ‘Maar daar doe ik niet aan.’
‘Nee.’ Felicity knikt begrijpend. ‘Maar het moet toch leuk zijn om even met ze te praten. Waren ze mooi?’
‘Er zaten best knappe tussen.’
‘Je vraagt je af waarom ze het doen, niet waar?’
Hij is even stil, misschien vraagt hij zich af hoe hij in deze discussie is beland, maar zegt dan: ‘Eerlijk gezegd vond ik dat zo’n nieuwsgierige vraag dat ik een keer een onderzoek heb gedaan naar seksverslavingen.’
‘Niet waar!’ Felicity’s mond valt open.
‘Wel waar.’
‘Niet waar! Ik ook!’ gilt ze uit.
Het is echt bizar wat mensen tegenwoordig soms gemeen hebben. Ik was helemaal vergeten dat Felicity een tijdje psychologie heeft gestudeerd.
‘Ik was vaak op K Road in Auckland te vinden op zoek naar interessante gevallen,’ herinnert ze zich. ‘Geen mooi gezicht hoor – die meiden daar konden amper een droog stuk brood verdienen.’
‘Die van mij zaten echt op het hoogste niveau. Handtassen van Gucci, designerkleding.’
Ik kan het niet geloven. Ze klinken als een stel pooiers die hun meisjes met elkaar vergelijken. Ik voel me echt een burgertrutje. Wat bizar is, gezien het gesprek met Tezz gisteravond over mijn criminele ouders.
Ik luister weer even mee, ietwat geschokt wanneer ik Felicity hoor vertellen over een meisje met knijpervormige tepels, die elke week door een kerel werd ingehuurd voor zijn pokeravond.
‘Dus daar lag ze dan, plat op tafel, helemaal naakt, bedekt met allerlei snacks en dipsausjes, terwijl een of andere idioot met de uienringen aan het ringwerpen was.
‘Shit, ik heb weer heel wat gemist, merk ik wel!’ hoor ik een vertrouwde stem uitroepen.
Ik draai me om en zie Tezz komen aanlopen. Hij ziet er fris en wakker uit in een gekreukte linnen broek en een huidkleurig overhemd.
‘Hoi!’ zegt hij grinnikend als onze ogen elkaar ontmoeten.
‘Hi!’ piep ik, terwijl ik voel dat mijn hoofd zo rood wordt als een boei.
‘Hoe gaat het met je bult?’ Hij aait me voorzichtig net boven mijn oor.
‘Nog groter en beter dan eerst!’ bevestig ik.
‘Bult?’ Felicity kijkt me fronsend aan; ze vraagt zich waarschijnlijk af hoe het komt dat we zo intiem doen.
‘O, dit is mijn vriendin Felicity.’ Ik draai me om en stel haar voor. ‘Zij komt ook mee, als dat mag.’
Voordat hij antwoord kan geven, begint een stem in het Frans te roepen. Als we ons omdraaien, zien we een kleine overdekte boot, waarop een mollige, hazelnootkleurige man staat met golvende, ravenzwarte haren. Hoewel zijn kleurtje echt Tahitiaans is, is het zijn neus die zijn afkomst verraadt. Ik krijg namens Abigail de rillingen. Ik vermoed dat ik zo aan boord ga stappen bij een aantal erg beroemde Franse genen…