De koning was bang voor k…
Er was eens een koning met goede manieren.
Hij hield veel van dieren, van allerlei dieren.
Hij hield veel van hondjes en roets-hagedisjes,
en tijgers en eekhoorns en kikkervisjes,
hij hield ook van vliegen en vuursalamanders
en nu en dan ook nog wel eens van iets anders,
hij hield heel erg veel van zijn ezeltje Langoor
maar één dier bestond er, daar was hij zo bang voor!
Voor k…voor k…‘k durf het woord niet te zeggen,
maar ‘k wil wel proberen het uit te leggen:
het spint, het eet vis en je kunt het ook aaien,
‘t heeft vier zachte voetjes. Nou, kun je het raaien?
Zijn hele paleis zat vol geiten en spinnen,
maar k…die mochten volstrekt niet naar binnen.
Wel mieren en beren en muggen en apen
en kleine konijntjes en kreeften en schapen,
en motten en bevers en kevers en spreeuwen
en heel veel kanariepietjes en leeuwen,
maar op alle hekken en deuren en latten
daar stond het geschreven: Verboden voor k…
Wel, eens op een dag ging de koning proberen
om weer eens van voren af aan te regeren,
want kijk, als zo’n land weer een poosje geregeerd was,
dan zag je zo duidelijk, dat het verkeerd was.
Daar zat hij dus weer en hij zat niet alleen,
de hele ministerraad zat om hem heen,
de koningin was er alleen om te kijken
en rimpeltjes uit zijn gewaden te strijken.
En toen zei er iemand: O help, wat is dat?
De koning keek op. In de zaal stond een k…
De Raad zat te rillen,
de koning ging gillen,
de koningin…nou…
viel onmiddellijk flauw,
en alle lakeien die stonden te schreien,
het was een tumult,
men schrok zich een bult,
het was een geroes,
alleen voor die p…
die daar heel onschuldig en zoet zat te spinnen.
Daar kwam de gravin van Bobbeljak binnen.
Zij maakte een sierlijke buiging, en zei:
O sire, verschoning, die k…is van mij.
Toen werd de gravin uit het land verbannen
met de k…en met al haar potten en pannen.
Zij verdween in haar koets met het grafelijk wapen.
Maar de koning, die kon in geen drie weken slapen.