Floddertje: Opgesloten
Er was eens een meisje dat Floddertje heette, omdat ze altijd vuil was en altijd vol met vlekken zat. Behalve als ze pas in bad was geweest. Maar nooit kon ze langer dan een halfuur schoon blijven. Om de haverklap moest Floddertje in bad, samen met haar hondje Smeerkees, dat ook altijd smerig was.
Op een middag, toen Floddertje net uit het bad was, zei haar moeder: “Kind, over een halfuur komt er visite. Ik weet dat het onmogelijk is om je meer dan een halfuur schoon te houden. En daarom sluit ik je op in je kamertje. Dat vind je zeker wel goed.”
“Dat vind ik helemaal niet goed!” schreeuwde Floddertje. Maar moeder pakte haar beet en sloot haar op, samen met haar hondje Smeerkees.
Daar zaten ze samen in dat kamertje boven. En ze verveelden zich ontzettend.
Floddertje ging treurig voor het raam staan kijken. Net op dat ogenblik kwam er een schilder aan, die zijn ladder tegen het huis zette.
Met twee grote potten verf klom hij naar boven. Hij klom langs het raam van Floddertje, steeds verder naar boven. En helemaal bovenaan de dakgoot ging hij staan verven. “Kom mee, Smeerkees,” zei Floddertje. “We kunnen ontsnappen langs de ladder.” Ze deed het raam open, klom naar buiten met het hondje onder haar arm en stapte op de ladder.
De schilder stond boven haar, ook op de ladder, maar hij merkte niets. En nu naar beneden. Maar Smeerkees vond het eng. Hij spartelde en de ladder begon te wiebelen. De schilder schrok zo, dat hij een van de potten verf liet vallen. Floddertje was juist op de tweede tree van de ladder toen ze alle blauwe verf over zich heen kreeg.
En toen de schilder naar beneden keek en een blauw meisje met een blauw hondje zag, schrok hij nog meer en hij liet de andere verfpot ook vallen.
Ditmaal was het rode verf en Floddertje kreeg de volle laag. Smeerkees kreeg enkel een paar klodders rood op z’n blauwe vachtje. Daar stond nu een paars meisje op straat met naast zich een rood en blauw gevlekt hondje.
Moeder dacht dat Floddertje nog altijd op haar kamer zat.
Toen er werd gebeld deed ze open en zag een agent op de stoep. “Is dit misschien uw kind?” vroeg de agent.
“Helemaal niet,” zei moeder. “Mijn kind zit boven opgesloten. Mijn kind is niet paars. Wat u daar hebt is een afgekloven pruimenpit.”
Toen begon Floddertje te huilen en Smeerkees ging janken. Ineens zag moeder dat het haar dochtertje was met het hondje.
Ze greep Floddertje bij haar kraag en Smeerkees bij z’n nekvel en sleurde ze allebei naar de badkamer.
Voor deze ene keer liet ze het bad vollopen met terpentijn, want met water en zeep ging de verf er niet af.
Na heel lang schrobben en boenen waren Floddertje en Smeerkees weer schoon en helder.
Maar het bad zag er zó uit.
En moeder zag er zó uit.
En toen kwam de visite. Een dame en een heer. Het was heel gezellig, dat wel. Maar toen ze weggingen en op straat liepen, zei de dame: “Is het niet vreemd dat zo’n keurig meisje zo’n vieze moeder heeft?”
“Dat vind ik ook heel vreemd,” zei de heer.