Jip en Janneke: Aap, zebra en nog meer

Ik zie de papegaai al! roept Jip.

Ze staan voor het hek van de dierentuin. Jip en Janneke en Jips moeder.

Een heleboel papegaaien, zegt Janneke.

Ze gaan naar binnen. En ze lopen zomaar tussen de papegaaien door. Die schreeuwen zo hard. Janneke is een beetje bang. En ze houdt moeders hand goed vast. Maar Jip vindt het leuk.

Kijk, de apen! schreeuwt Jip. En ja, daar zitten de apen. Boven op een rots. En ze klauteren zo leuk. Moeder heeft een zak met nootjes. En Jip en Janneke mogen nootjes geven aan de apen.

Hier, zegt Jip. En hij geeft een noot aan een klein aapje. Maar een hele grote aap pakt het af. Telkens weer.

Wat lelijk van hem, hè? zegt Jip.

Kom, zegt moeder. We gaan naar de olifanten.

Jip en Janneke vinden het allemaal even prachtig. De olifanten. En de leeuw. En de tijger. Maar de krokodil vinden ze eng. Die heeft zijn bek zo wijd open. En hij heeft zoveel tanden. Janneke vindt de zebra het mooiste.

Zoveel streepjes…zucht ze. Hoe komen die streepjes erop?

Geverfd, zegt Jip.

Heus? vraagt Janneke.

Ja, kijk maar, zegt Jip. Die daar is doorgelopen.

Janneke kijkt. Maar de doorgelopen zebra draait zich net om.

Zebra! roept Janneke. Zebra, kom eens hier.

Maar de zebra komt niet.

Ga je mee naar de beertjes? vraagt moeder.

Ze zien de beren nog en ze zien de giraf nog. En dan zijn ze zo moe.

En als ze thuis zijn, vraagt Janneke aan haar vader: Wie verft de zebra’s altijd, Pap?

Niemand, zegt vader. Die zijn zo.

O, zegt Janneke. Ze vindt het een beetje jammer. Ze zou het zo leuk gevonden hebben om eens te kijken als de zebra geverfd wordt. Door een mannetje met een grote kwast. En een pot verf.

Maar in elk geval: het was fijn in de dierentuin.