De verstrooide professor

Er woont een professor bij ons op de trap

die is toch zo knap, zo verschrikkelijk knap!

Hij leest altijd Kapitein Rob in ‘t Latijn,

daar moet je wel heel erg geleerd voor zijn.

Hij weet hoe de keizer van Bilibam heet.

Weet jij dat? O, zie je wel, dat je ‘t niet weet!

En dikwijls vertelt hij Arabische grappen

die niemand en niemand en niemand kan snappen.

Maar dat is wel jammer, hij is zo verstrooid.

Hij weet dan ook nooit of het vriest, of het dooit…

Soms wil hij in juli ineens op het ijs,

soms eet hij wel vlakgom in plaats van radijs,

soms eet hij bierviltjes in plaats van beschuit,

soms kamt hij zijn baard met het slabestek uit,

en steeds, als hij uitgaat, dan is hij abuis,

hij denkt, dat hij uit is, en dan is hij thuis.

O, denkt de professor, ik sta in lijn twee,

ik hang aan de lus. Ja, dat denkt hij, maar nee,

want kijk toch eens aan, wat een ramp, wat een ramp,

hij staat in zijn kamer, hij hangt aan de lamp

en als je professor bent, merk je dat niet.

Wat zal er gebeuren, als niemand het ziet?

Als niemand en niemand het merkt…och, och,

dan staat hij er over een half jaar nog.

Ach, zeg het hem maar, ‘t is zo zielig voor hem:

Professor, professor, dit is niet de tram!