Slordige Saartje
Heb jullie Slordige Saartje gekend?
Hier kun je haar zien, op die slordige prent.
Haar nageltjes waren zo zwart en zo lang!
Ze had vieze voeten, een veeg op haar wang,
een jurkje vol gaten en smerige sokken
en warrige haren en roet op haar rokken
en heel vieze handen en heel vieze oren
en vlekken van achter en vlekken van voren.
Ze nam nooit een borstel en nimmer een schaartje…
O lieve deugd! Wat een Slordige Saartje!
Als Saartje naar huis kwam, zei moe met een zucht:
Ooooooooh, wat een lucht, wat een lucht, wat een lucht!
Kom hier! Laat je moeder eens iets aan je doen!
Je neus is weer zwart! En je tanden zijn groen!
Kom hier met je haar! Er zit erwtensoep in!
Maar Saartje liep weg. Het was niet naar haar zin…
Ze ging op een schip, en ze kocht er een kaartje
en schreeuwde: Adieu! – Die ondeugende Saartje!
Ze voer op het schip naar de overkant
en daar was het Slordige Sloerie-land.
En daar voelde Saartje zich heerlijk en vrij,
want iedereen was er zo slordig als zij,
en iedereen had daar een jas aan vol smeer,
en als je dat niet had was je geen heer.
En iedereen smeerde daar roet aan de ramen
en als je dat niet deed dan was je geen dame.
‘t Was sjiek om zich daar in de modder te wentelen
en dan naar een gala-uitvoering te drentelen.
De prins van dat land was nog viezer dan vies.
‘t Was net Piet de Smeerpoets, maar dan ook precies!
En toen hij de Slordige Saartje ontmoette,
toen was hij verrukt. En hij viel aan haar voeten.
Ze trouwden en ‘t was wel een heel slordig paartje:
de Slordige Prins en het Slordige Saartje.
En al de kindertjes die ze kregen
zaten metéén al vol vlekken en vegen.