XXIX - WAT HANGT CORNELIS BOVEN HET HOOFD?
Roosje was achtergebleven in het huis
van de burgemeester. Tegen de avond verscheen er een officier die
het meisje verzocht naar het stadhuis te gaan. Ze werd naar de
grote raadzaal gebracht, waar zij de prins zag zitten, bezig met
schrijven, alleen.
Aan zijn voeten lag een Friese
jachthond.
"Komt u maar wat dichterbij, juffrouw!"
zei hij toen hij Roosje zag staan.
Roosje deed een paar stappen naar voren en zei toen: "Uwe Hoogheid!".
"Het
is goed", zei de prins. "Ga maar zitten."
De hond kwam kwispelstaartend naar
Roosje toe om geaaid te worden.
"Zo, zo, zei de prins tegen zijn hond, "je herkent je landgenoten wel hè?"
Toen wendde hij zich tot Roosje en keek haar eens goed aan.
"Zeg eens", begon hij, "je vader is op Loevestein nietwaar?"
"Jawel Hoogheid."
"Maar hou je wel van hem?"
"Nee, of tenminste niet zoveel als een dochter van een vader zou moeten houden.
"Dat is niet best, m'n kind, maar ik waardeer het wel dat je niet tegen je prins liegt".
Roosje bloosde en sloeg haar ogen verlegen neer.
"En waarom houd je niet van hem?"
"Mijn vader is slecht."
"Waarom?"
"Omdat hij de gevangen slecht behandeld."
"Doet hij dat met alle gevangenen?"
"Nee, Hoogheid, hij is hoofdzakelijk gemeen tegen één gevangene, namelijk Mijnheer Van Baerle."
"Ja, je medeplichtige."
Roosje deed een pas achteruit en zei met opgeheven hoofd.
"Ik houd van hem, Hoogheid!"
"Maar meisje", ging de prins verder, die man heeft toch levenslang gekregen. Wat heeft het dan voor zin, hem je vriend te noemen?"
"Ik wil zijn gevangenschap zoveel ik kan verlichten, Hoogheid."
"Dus je zou de vrouw van een gevangene willen worden?"
"Ik zou de gelukkigste mens op aarde zijn als ik met Cornelis zou kunnen trouwen. Maar..." Roosje glimlachte eens.
"Ja, je hoopt op mij hè!" zei de prins.
"Ja, Hoogheid."
"Hmm, hmm".
De prins maakte de brief dicht, die hij zo pas had geschreven en liet kolonel van Deken roepen. Hij gaf hem opdracht de brief naar Loevestein te brengen en hem aan de gouverneur te overhandigen en diens verdere orders af te wachten."
Van Deken groette en verdween, enkele ogenblikken later hoorden ze hem voorbij galopperen.
"Meisje", begon de prins weer, overmorgen zal het in Haarlem tulpenfeest zijn. Hier heb je vijfhonderd gulden. Maak je maar mooi, want ik wil, dat die dag voor jou een groot feest zal zijn!"
"Hoe wil Uwe Hoogheid, dat ik me zal kleden?" zei Roosje zachtjes, terwijl ze hevig bloosde.
"Je moet de kleren aantrekken van een Friese getrouwde vrouw, die zullen je vast heel goed staan."