VI. - DE AFGUNST VAN BOXTEL

Zoals men kon verwanten, slaagde Van Baerle erin, mede dankzij de intelligentie die hij van hierboven had meegekregen, om de meest prachtige tulpen te kweken.

Hij speelde met hun kleuren en vormen en kweekte vele variëteiten. Zijn successen waren talrijk en iedereen sprak over zijn tulpen. Het resultaat ervan was dat Boxtel al gauw van de lijst van vooraanstaande tulpenkwekers uit Holland verdween.

Wat een treurige aanblik gaf die man trouwens te zien. Terwijl Van Baerle harkte, bemestte en zijn tuinbedden besproeide, terwijl hij al knielend op het gras, iedere vezel van zijn bloeiende tulpen analyseerde en al zat te bedenken wat voor combinaties hij zou kunnen toepassen, zat Boxtel verscholen achter een klein esdoorntje, dat hij tegen de muur had geplant bij wijze van scherm.

Hij volgde iedere stap, ieder gebaar van zijn buurman, met argusogen. En oh wee, als hij ook maar het geringste teken van blijdschap, een glimlach of een verheugde blik, kon ontdekken! Dan wenste hij de aanplantingen van Van Baerle zoveel kwaad toe, dat het een wonder is dat de bloemen niet geleden hebben of doodgingen onder al die afgunst en woede die op hen afkwamen.

Hij kocht een verrekijker waarmee hij, net zo nauwkeurig als zijn buurman zelf, alle ontwikkelingen van diens onderzoekingen kon gadeslaan.

En heel wat keertjes gebeurde het, dat de ongelukkige, jaloerse Boxtel, terwijl hij op een ladder de bedden van zijn buurman stond te bekijken, verblind werd door de schoonheid van de adembenemend volmaakte tulpen.

Maar na een tijdje kreeg de jaloezie de overhand en dit vrat hem zo aan dat hij gewoon ziek van afgunst werd.

Het was omstreeks die tijd dat de Haarlemse Tuinbouwvereniging een prijs uitloofde voor degene die een zwarte tulp kon kweken. Die zwarte tulp zou dan echt pikzwart moeten zijn, zonder het minste vlekje. Dit werd in die tijd als onmogelijk geacht, aangezien men nog niet eens een donkerbruine tulp kon kweken.

En dus zei iedereen, dat er net zo goed een prijs van één miljoen in plaats van honderdduizend gulden uitgeloofd had kunnen worden, omdat het toch een onmogelijke zaak was.

Toch stond de hele tulpen wereld ervan op zijn kop. Onder degenen die zich voor het idee interesseerden bevond zich ook Van Baerle. Hij begon dus meteen met de aanplant en maakte verder alle nodige voorbereidingen om de kleur van zijn tulpen die tot nog toe had gekweekt van rood naar bruin en van bruin naar donkerbruin te brengen.

Het jaar daarop al, waren zijn tulpen prachtig donkerbruin. Boxtel bekeek ze knarsetandend, want zijn tulpen waren nog maar héél lichtbruin.

Boxtel werd op het laatst zó bezeten van afgunst op zijn buurman, dat het kweken hem niet langer interesseerde en dat hij zich alleen nog maar bezighield met wat er in de tuin van zijn buurman gebeurde. Het gevolg hiervan was dat de bollen in de tuin van Boxtel verrotten; zijn tulpen gingen dood omdat hij de hele dag niets anders deed dan zijn buurman te bespieden.

Maar laten we nu gauw maar eens gaan kijken wat het werk van Van Baerle en het bespieden van Boxtel allemaal te maken heeft met een bezoek van Cornelis de Witt aan zijn geboortestad Dordrecht.