V. - DE TULPENKWEKER EN ZIJN BUURMAN

Terwijl zich in Den Haag zulke verschrikkelijke dingen afspeelden, en terwijl Willem van Oranje zich op de weg naar Leiden voortspoedde met kolonel van Deken achter zich aan, galoppeerde Craecke, de trouwe dienaar, op de bosrijke weg naar Dordrecht.

Hij kon de mooie stad al zien liggen aan de voet van een met molens bezaaide heuvel. De goedverzorgde bakstenen huizen, wit geschilderd, kwamen dichterbij en tenslotte zag hij, onder aan de helling, het roze met witte huis waar hij moest zijn.

De punten van de daken gingen schuil achter een gordijn van geelachtige bladeren van populieren en staken af tegen een donkere achtergrond van een groep enorme iepen.

In dit huis, en hier behoort enige nadere uitleg, in dit blinkend witte, keurige en schone huis, dat tot in alle hoeken en gaatjes was opgepoetst, woonde een zeer gelukkig man.

Hij heette dokter Van Baerle en was het petekind van Cornelis de Witt. Hij was opgegroeid in het huis dat we zojuist beschreven hebben, daar het het ouderlijk huis van zijn vader en grootvader, edele kooplieden uit Dordrecht, was.

De vader van mijnheer Van Baerle had zijn zoon vierhonderdduizend gulden nagelaten, die hij had verdiend met de handel op Oost-Indië. Dit gebeurde in 1668 het jaar waarin zijn beide ouders stierven. Maar er moest vooral bij gezegd worden, dat die vierhonderdduizend gulden alleen maar zakgeld waren voor Cornelis Van Baerle, de hoofdpersoon van dit boek, want zijn landerijen in de provincie leverden hem tienduizend gulden per jaar op.

Op zijn sterfbed had de vader van Cornelis, die goede man, zijn zoon voor de laatste keer omhelsd en hem gezegd: "Drink, eet en ga niet te zuinig om met je geld als je tenminste van je leven wilt genieten. Als je écht wü leven moetje niet de hele dag doorbrengen op een houten kruk of op een leren stoel in een winkel of achter een schrijftafel. Volg in geen geval het voorbeeld van jer peetoom Cornelis de Witt. Die heeft zich op het ondankbare politieke pad begeven en daar kan niet veel goeds Van komen".

Daarna stierf hij en liet een verdrietige zoon achter die veel meer van zijn vader hield dan van al het geld dat deze hem naliet.

Zo kwam het dat Cornelis alleen achterbleef in het grote huis. Cornelis de Witt, bood hem enkele malen een baan in dienst van het vaderland aan, maar alle pogingen om zijn petekind een beetje roem te laten proeven waren vruchteloos.

Om toch wat te doen, begon Cornelis de gewassen en de insecten te bestuderen. Hij verzamelde de hele flora van de eilanden en verdeelde ze vervolgens in categorieën. Vervolgens stelde hij hierover een geschreven verhandeling samen met handbeschilderde plankjes.

Toen hij uiteindelijk niet meer wist wat hij met z'n tijd en vooral met z'n geld, dat zich maar opstapelde, moest doen, koos hij een van de duurste maar ook een van de meest verfijnde liefhebberijen van zijn land en van zijn tijd: hij ging tulpen kweken.

Weldra sprak men van Dordrecht tot aan Mons nog slechts van de tulpen van mijnheer Van Baerle.

Hij begon met zijn hele jaarinkomen te investeren in de aankoop van zijn collectie en haar vervolgens te verbeteren

Zijn moeite werd rijkelijk beloond: Hij slaagde erin om vijf verschillende nieuwe soorten te kweken. Ze kregen de namen 'Johanna', naar zijn moeder, 'Baerle', naar zijn vader en 'Cornelis', naar zijn peetoom; de andere twee ontsnappen me op het moment maar liefhebbers kunnen ze altijd terugvinden in catalogi uit die tijd.

Zoveel haat als Cornelis de Witt door zijn politieke bezigheden opwekte, zoveel sympathie ondervond Van Baerle omdat hij zich zo volkomen afzijdig hield van de politiek en alleen maar leefde voor zijn tulpen.

Zijn bedienden alsook zijn werklieden hielden dan ook erg veel van hem.

En toch had Cornelis, zonder het te weten overigens, een vuriger tegenstander dan de Ruwaart en zijn broer ooit bil de Orangisten hadden gehad.

In de tijd dat Cornelis zich voor tulpen begon te interesseren, woonde er naast hem een man, Izaak Boxtel geheten, die ook bollenkweker was.

Boxtel beschikte niet over zoveel geld als zijn buurman en het was dus met veel geduld, pijn en moeite, dat hij bij z'n huis een kweektuin had aangelegd. Hij had die tuin aangelegd volgens alle regelen der kunst; de temperatuur en de frisse lucht voor zijn kweekbedden beantwoordden precies aan de voorschriften. Boxtel kende de temperatuur in de broeikassen tot op een twintigste graad. Zijn producten vielen dan ook nogal in de smaak bij de mensen en verschillende kwekers kwamen bij hem kijken.

Na verloop van tijd had Boxtel een tulp uitgebracht die zijn naam droeg. Die tulp had haar eigen weg gebaand door Frankrijk en Spanje en was zelfs tot in Portugal doorgedrongen.

De koning van Portugal, Alphons VI, die nadat hij uit Lissabon was verjaagd, op het eiland Tercera woonde en zich daar bezig hield met het kweken van tulpen, had bij het zien van de 'Boxtel' zelfs gezegd: "niet gek".

Plotseling kreeg Van Baerle het dus ook te pakken van tulpen. Hij liet zijn huis in Dordrecht verbouwen en liet een extra etage bouwen op wat eerst zijn atelier was in de tuin.

Al gauw bleek dat deze etage er de oorzaak van was dat het in de tuin van Boxtel een halve graad kouder werd.

Maar op de keper beschouwd gaf dit niet zo veel, dacht Van Boxtel, want zo dacht hij "Van Baerle is meer een schilder, een soort gek, die probeert de wonderen der natuur op het doek te reproduceren, wat natuurlijk helemaal niet kan. Om meer licht te krijgen laat hij z'n atelier met een etage verhogen, dat moet hij weten."

Trouwens, Boxtel had ontdekt dat teveel zon niet goed voor zijn tulpen was, en dat ze beter groeiden en een veel mooiere kleur hadden als ze alleen maar blootgesteld werden aan de zachte morgenzon of die van de avond en niet in de brandende middagzon stonden.

Hij was Cornelis er dus bijna dankbaar voor dat deze hem helemaal gratis een parasol had bezorgd.

Maar wie schetste zijn verbazing toen hij achter de ramen van de nieuwe étage allemaal bollen, tulpen in aarde en tulpen in potten, kortom alles wat een vurig bollenkweker zich maar kan wensen, zag verschijnen!

Boxtel dacht onmiddellijk aan de vierhonderdduizend gulden kapitaal en de tienduizend gulden inkomen van zijn buurman die natuurlijk al zijn materiële en morele rijkdommen bij het kweken van zijn tulpen zou aanwenden.

En alleen al bij de gedachte aan het toekomstige succes, dat zijn buurman dan ook zeker zou hebben, werd Boxtel groen van jaloezie.

Dus het was voor de bollenkwekerij dat Van Baerle hem een halve graad warmte had ontnomen!

De ligging ten opzichte van de zon van Van Baerle was buitengemeen gunstig. Bovendien had hij nu een ruime kamer om zijn bollen te drogen.

Boxtel beschikte niet over zo'n prachtige, lichte, goed geventileerde kamer. Hij had z'n eigen slaapkamer aan zijn bollen moeten opofferen en om hun groei niet te belemmeren, had hij besloten om maar op zolder te gaan slapen.

Zo kwam het dus, dat Boxtel ineens een rivaal had, die nota bene pal naast hem woonde, en als het nu nog ging om een of ander obscuur kwekertje, maar néén... het was uitgerekend het petekind van Cornelis de Witt dus... een beroemdheid!!!