XVIII. - ROOSJE BLIJFT WEG
's Avonds kwam Roosje terug.
"Vader vindt het goed, dat je bollen kweekt in je cel", zei ze.
"Hoe kan dat nou?"
"Nou, die vriend van mijn vader vroeg wat er gebeurd was. En toen heeft vader op zitten scheppen over de heldendaad die hij meende verricht te hebben door jouw tulp kapot te trappen". Bij die woorden zuchtte Cornelis nog eens.
"Maar toen had je die Mijnheer Jacob moeten zien!", ging Roosje verder. Hij ging ongelooflijk tekeer tegen mijn vader en nep hoe langer hoe wanhopiger uit: "Vernield, hij heeft hem kapot getrapt!" Daarna vroeg hij opeens aan mij.
"Maar dat is toch niet de enige bol, die hij had, meisje, gewoonlijk zijn er drie dezelfde."
"Wat, heeft hij dat gezegd? Heeft hij gezegd dat er drie bollen zijn?"
"Ja, en ik schrok er even hard van als jij nu."
"Roosje toch... ", zei Cornelis met een een spierwit gezicht.
"Ja?"
"Hij is niet verliefd op jou."
"En op wie dan wel?"
" Hij heeft het spoor van mijn bollen gevolgd. Hij is verliefd op mijn zwarte tulp!"
"Ja, misschien heb je wel gelijk."
"We moeten het in ieder geval proberen uit te vinden."
"Ja, maar hoe?"
"Morgen moet je weer in de tuin gaan werken, zodat Jacob het zien kan. Doe dan alsof je een tulpenbol in de grond poot en wacht dan af wat hij zal doen".
" Ja maar, en daarna ? "
"Daarna zullen we wel zien."
"Och Cornelis, je houdt wel veel van je bollen hè?"
"Ja, Roosje, maar het is net of je vader door die bol kapot te trappen, een stuk van mijn leven vernield heeft. Morgen zullen we wel beslissen wat we met jouw tulp gaan doen en je moet haar tot bloei brengen volgens mijn aanwijzingen."
Toen haalde Cornelis diep adem en vervolgde: "En wat die derde bol betreft, lieve Roosje, stop die in je kast en waak erover zoals een moeder over haar kind."
"Pas er alsjeblieft goed op Roosje!"
En terwijl hij zich hoe langer hoe meer opwond: "En als je ook maar het minste of geringste vermoeden krijgt dat je gevolgd word, dan moet je mij maar opofferen en, alhoewel ik niemand anders meer heb op deze wereld dan jou, hier maar niet meer komen."
Bij deze woorden kneep het hart van Roosje samen. Haar ogen vulden zich met tranen en ze zei: "Jij houdt alleen maar van tulpen, voor iets anders is in jouw hart geen plaats meer!"
En toen snelde ze weg.
De nacht die daarop volgde werd een onrustige, slapeloze nacht voor Cornelis.