#

In mijn kunstleren fotoalbum, in Iris’ gewatteerde witte leren album met het monogram ir in de hoek en in een lijstje van zilverpleet dat Danny naar college heeft meegenomen, zit een zwartwitfoto met een witte kartelrand: vijf mensen op een breed, gestreept picknickkleed dat op dik groen gras aan de rand van het strand in Steppingstone Park ligt uitgespreid. Een dikke, knappe, oude man met prachtig zilveren haar dat over de boord van zijn wijde witte overhemd krult, glimlacht warm. Hij houdt een flesje bier op, alsof hij de camera toedrinkt. Een jongere, maar geen jonge, man heft zijn flesje ook. Je ziet de condens erop staan. Het zonlicht weerkaatst op zijn hoornen bril en je ziet de ogen van de man niet. Hij glimlacht breed en een beetje behoedzaam. Een jongen die elf of twaalf zou kunnen zijn ligt op het gras, op zijn buik, onder de boog van de bierflesjes. Zijn hoornen bril is een beetje groot voor zijn gezicht. Hij kijkt recht in de camera, zijn glimlach bijna door zijn handen aan het zicht onttrokken, zijn ellebogen begraven in het gras. Zijn ronde, blote voeten steken achter hem omhoog en op een van zijn voeten heeft iemand een blauw met witte honkbalpet van de Brooklyn Dodgers gezet. De twee vrouwen op de foto staan aan weerszijden naar binnen gebogen, waardoor ze een baldakijn boven de groep vormen. De langste van de twee knielt in een lichte lange broek en een lichte, doorschijnende mouwloze blouse. Je ziet de randen van haar kanten bh eronder. Haar donkere haar is opgestoken en ze draagt lange, glinsterende oorringen. Ze glimlacht en je ziet haar witte tanden. Ze laat haar zonnebril aan de vingers van een omhoog gedraaide hand bungelen alsof ze net opdracht heeft gekregen hem af te zetten. Met haar andere hand houdt ze een zilveren thermosfles in de lucht, naar het midden van de foto toe, en de lange uiteinden van de sjaal om haar nek bollen achter haar op.

De andere vrouw zit ook geknield, buigt zich over de groep onder zich op het kleed. Ze draagt een tuinbroek die tot boven haar enkels is opgerold en een witte blouse en je ziet haar blote voeten op het kleed. Haar donkere haar zit in een paardenstaart en haar bril blinkt boven op haar hoofd. Een paar instappers staat naast haar op het gras. Ze strekt haar rechterarm en haar hand raakt bijna die van de andere vrouw aan. Haar linkerhand rust op de rug van de jongen en de hand van de man met de bril ligt op de hare.

In het water achter hen varen vier zeilboten en in de rechterbovenhoek van de foto zie je de vleugel van een meeuw. De zon staat er pal boven, achter grote wolkensluiers, en het licht valt ongelijk op de mensen, op de picknickmand die bijna schuilgaat achter de oude man, op de ene meeuw die op een prop vetvrij papier afloopt, op het scheef hangende botenhuis, op het gladde, lichte zand, op kleine schuimkoppen die breken in de verte, op alles wat we zien