23. Step We Grandly
Clara was niet helemaal klaar voor het afscheid. Ze was het paadje op gekomen met een boeket bloemen dat Edgar niet meer zou zien en een pan soep die hij niet meer zou eten en Danny zag haar worstelen en ging onder de heggen op zoek naar zijn honkbal. Ze vergaf hem dat hij haar niet hielp. Hij zou haar missen en zij zou hem op een andere manier missen, en zijn manier was erger. Ze gaf Eva de bloemen en de soep en ging naar boven.
Ze bewoog haar hoofd tot haar nek weer soepel was, en toen ze haar zelfbeheersing terug had keek ze naar Edgar. Het was niet echt Edgar meer. Het was maar een huls, maar het was vreselijk zelfs deze huls achter te laten. Op een avond in de Nite Cap, toen Edgar nog gezond was en net zijn loon had gekregen en iedereen dacht dat Clara die avond Ella Fitzgerald pats-boem van haar hoge troon zou stoten, had Edgar een melkglazen vaas met witte rozen op de piano gezet.
‘Trouw met me,’ had hij die avond gezegd.
Ze had op het voeteneinde van zijn bed gezeten, dankbaar en vol spijt dat ze zich door Ozzie had laten afzetten. Ze had Ozzie erbuiten moeten houden. Het was beschamend voor Edgar; niet dat hij het wist. Het was voor beide mannen beschamend. Ze wilde niet blijven. Ze voelde mee met Danny en Eva en ze hoopte dat het met allebei beter zou gaan, en ze verlangde er niet naar deel uit te maken van wat er nu zou gaan gebeuren. Ze was bijna een oude dame en er had een interessante man van haar gehouden en er hield nu een betere man van haar, een man die er nog lang zou zijn en die van haar zou houden tot ze oude mensen waren, in een schommelstoel op de veranda. Clara kon zich niet in een schommelstoel voorstellen, nergens, met Edgar. Ozzie zou haar misschien niet aan het lachen maken zoals Edgar, maar ze kon ook zonder. Ze kon zichzelf wel vermaken.
Of all the boys I’ve known and I’ve known some
Until I first met you, I was lonesome
And when you came in sight, dear, my heart grew light
And this old world seemed new to me
Bei mir bist du schön please let me explain...
Edgar Acton, geboren als Isador Vogel, stierf op dinsdag. Hij werd op donderdag begraven. Clara vertrok zondag.
Tijdens de begrafenis dacht Clara aan het inpakwerk dat ze nog moest doen. Het was ontspannend om die stukjes Hebreeuws te horen, die voor niemand betekenis hadden en een eigen, vreemde oude muziek vormden, en het was goed de rabbi erbij te hebben, voor de komische, lichte toets. Hij leek op geen enkele rabbi die Clara ooit had gezien: mager, Amerikaans, erop gespitst prettig over te komen. Mevrouw Torelli was er, in donkergrijze zijde, namens alle Torelli’s. Danny was een in elkaar gezakte hoop kleren en ze zag hoe Eva hem een paar keer vriendelijk overeind trok en hem dan weer in elkaar liet zakken zodra ze zich weer naar de preekstoel omdraaide. Niemand huilde. Na de begrafenis verborg Eva de reusachtige ham van de Torelli’s in haar kamer om meneer Smedresman geen aanstoot te geven, die de bagels en de zalm en vier soorten haring had meegebracht, en dat aten de mensen. De grote Mexicaanse make-upman op wie ze allemaal dol waren had een toren Italiaanse koekjes bij zich en nam Danny mee voor een wandelingetje. Toen ze terug waren was de kleine Ruthie van Danny er met haar smetteloze moeder, en die vrouw staarde naar Clara tot deze onder Ozzies grote arm wegdook om bescherming te zoeken. Mevrouw Post liet een pan macaroni met kaas op de tafel achter, omhelsde Danny, gaf Eva een klopje op haar schouder en duwde Ruthie de deur uit.
De dag na Edgars begrafenis hielp Clara Eva met het inpakken van zijn kleren en eigendommen. Ze had nog twee dagen voordat zij en Ozzie in zijn grote, schone auto zouden springen en naar het westen, naar Detroit, zouden rijden. Zij en Eva brachten Edgars versleten kleren en nog erger ondergoed naar de bak achter de ame Zion Church. Eva vroeg of ze had gedacht dat Danny eroverheen zou komen. Clara zei dat ze dacht dat dat van Danny’s karakter zou afhangen, dat sommige mensen van een treinongeluk herstelden en dat anderen niet over een bijensteek heen kwamen. Ze gooiden de kleren in de bak en Clara bood Eva een sigaret aan.
‘Ozzie wil met me trouwen,’ zei ze. ‘In Detroit.’
‘Doen,’ zei Eva, en ze drukte de sigaret uit tegen de bakstenen muur achter hen.
Ozzie reed langzaam door Great Neck en toen sneller en doelgericht, waarbij het zomerstof achter hen opvloog en een klein deel ervan als bruin talkpoeder op haar jurk en in Ozzies haar neerdaalde. Clara raakte zijn dijbeen aan, een stalen veer onder haar hand. Ze reden in drie dagen naar Detroit. Ozzie luisterde naar de radio, Clara was verdiept in haar gedachten. Edgar zou als een wit veld van stukjes en bot vlak onder de groene lagen van haar bestaan liggen, de rest van haar leven. Ze zou op de radio een diepe Engelse bariton horen of een blanke man die ergens iets oreerde, zoals mannen dat kunnen, of een foto van John Barrymore zien, die Edgar moest hebben gekopieerd, tot en met de witte pieken in het donkere glanzende haar, en Edgar zou weer vlak naast haar opduiken.
Het enige wat ze nu wilde was serieus afstand scheppen tussen zichzelf en de begrafenis. Ze liet Ozzie stoppen bij het eerste het beste stalletje met vruchtentaart voor een boerderij waar ze langskwamen.
Op haar oude dag was de kleur vrijwel helemaal verdwenen. Het enige bruin dat was overgebleven was een smal lint om haar hals en nek, maar ze ging door met het ultraviolette licht omdat ze zich daarna lekker voelde. Ze voelde zich niet hoopvol, zoals toen ze een meisje was geweest, maar ze mocht de dokter graag. Ze had een zwarte dermatoloog en ze vertelde iedereen over hem.
Het was lastig om de overgang van relaxed (als je een behandeling met bijtend zuur relaxend zou willen noemen) naar natuurlijk haar te maken, en na de eerste knipbeurt voelde ze zich naakt, maar vanaf het eerste moment dat ze die prachtige negermeiden op de televisie had gezien, die haarexplosies van zelfbewustzijn, grote, schitterende boomtoppen boven hun intelligente gezichten, had ze gedacht: daar wil ik ook wel een beetje van. Ze vond een jonge vrouw om haar haar te doen en ze vond het prettig in de schoonheidssalon. Ze waren dol op haar enthousiasme en zij vond het heerlijk door hen aanvaard te worden. Op zondagochtend werkte ze een beetje in de tuin en ze speelde met de gedachte Danny te schrijven, en zelfs Iris en Eva, maar dat was al te lang geleden. Ze stelde zich Danny moeiteloos voor. Ze zag een jongeman zoals hij, voortdurend in de bibliotheek, soms in de bioscoop. Hij zou tamelijk lang haar hebben en zo’n idiote broek met uitlopende pijpen en een felgeel shirt en een blauwe pilotenbril en misschien een leren vredesteken om zijn magere nek. In haar fantasie was Danny slank en glad, springerig op zijn Beatlelaarzen, maar misschien had het ook minder goed uitgepakt. Hij zou dikkig kunnen zijn, met een bril met dikke glazen en gezichtsbeharing die eruitzag alsof het tussen zijn benen vandaan was gekomen. Een keer had ze Danny mee de stad in genomen om boodschappen te doen, en een knappe neger was blijven staan om te zeggen dat ze er precies zoals Lena Horne uitzag. Danny had zich tot de ribbenkast van de man opgericht, zijn bril rechtgezet en gezegd: ‘O, meneer, ik denk niet dat Lena Horne zich in de verste verte met juffrouw Clara Williams kan meten.’ Danny was haar kleine man geweest, en ze had zich meer aan hem gelegen moeten laten liggen.
Op zondagmiddag, als het goed weer was, ging ze een ritje door de omgeving maken. Ze had een radiostation gevonden dat oude nummers uitzond en ze nam een Kool, één maar, uit het handschoenenvakje, reed met het raam omlaag gedraaid en haar elleboog op het portier, heel cool, en als ze het radiostation had gevonden reed ze urenlang. Ze miste Edgar en Ozzie, ze praatte voortdurend met hen, zij het niet met allebei tegelijk, en als ze naar bed ging stelde hen zich hun graven voor, onder een wilg, met voor haarzelf een ruimte tussen hen in. Toen de politieman haar volkomen vernielde en vervormde auto vond, met nog geen centimeter tussen de vangrail en het stuur, hoorde ze zijn voetstappen. Hij sprak zachtjes en Clara hoorde hem zeggen: ‘Mevrouw.’