8. I’ll Get By
Brief van Gus
VS
20 mei 1943
Lieve Eva, mijn Yankee Doodle-maatje
Op 4 mei, terwijl ik Millie Browns carburateur nakeek en Sticky ’s middags vrij had gegeven omdat er weinig te doen viel, kwamen er opeens drie types met stropdassen en jasjes en machinepistolen de garage in. Nou, kleine, ik wist niet of ik het in mijn broek moest doen of maar beter niet kon kijken. Ze haalden de hele werkplaats overhoop, ook de pin-upblaadjes (tja, Reenie had me gevraagd die troep het huis uit te halen, en dat had ik dus gedaan) en ze namen al mijn rekeningen door en haalden mijn hele bureau leeg. Ze rommelden een tijdje met veel lawaai tussen mijn gereedschap, alsof mijn baco opeens in een nazivlammenwerper zou veranderen, en ik zat daar met handboeien om op de werktafel.
Ik weet niet meer precies wat ik zei, maar jij zou het brisant noemen. Het hielp niet. Ik sloeg een andere toon aan. Ik zei: ‘Hoe kan ik jullie helpen, jongens?’ En de grootste gaf me een stomp in mijn buik en sloeg me stevig met mijn gezicht tegen de vloer voordat hij me op de werktafel terugzette. En dat was dat.
‘Waarom zit je niet in het leger?’ vroeg de kleine.
‘Misschien hierom,’ zei ik, en ik trok mijn broekspijp tot mijn knie op en liet hem mijn linkerbeen zien. Ik zei dat ik had gehinkt sinds ik had leren lopen. Ik zei dat het van die dreun in mijn buik niet beter zou worden maar dat hij het zichzelf maar niet kwalijk moest nemen: dat hinken kwam in werkelijkheid van de poliomyelitis en misschien van mijn moeder, die tamelijk slordig was geweest met hygiëne. ‘Vreemd voor een Duitse,’ zei ik.
En meteen daarna zit ik met twee van die klootzakken in een auto. Ze rijden de hele dag en de hele nacht, om de beurt. Waar we ook mogen zijn, het is er verdomd plat. Daarna zit ik twee dagen in een cel. Niemand zegt iets. Het verhoor zijn vier kerels, in dezelfde kleren als die lui die me de werkplaats uit hebben gesleept, maar geen wapen te zien. Er staan twee Amerikaanse vlaggen, voor het geval je mocht denken dat je op een of andere manier de Verenigde Staten hebt verlaten, en op een groot bord achter ze staat united states department of justice. Let op: als je ooit in een kamer met zo’n bord verzeild raakt, ren dan meteen naar buiten en blijf rennen.
Ik en die vier kerels maken een babbeltje. Ze vragen: ‘Wat voor relatie hebt u met Standard Oil?’ en ik zeg: ‘Ik heb een jaar voor ze gewerkt, in 1934.’ Zij vragen: ‘Hoe komt u aan het kapitaal om een eigen werkplaats te beginnen?’ Ik vertel ze dat ik Gibby Schmidt heb uitgekocht. Dat is alsof je een scheet laat in de kerk, nog een Duitse naam: nu is het verdomme een samenzwering. ‘En je vrouw?’ vraagt een van die zakken. Ik vertel ze dat Reenie aan vaderskant Italiaans-Amerikaans is en dat wijlen haar moeder Iers was en we spitten Reenies genenpool dieper uit. Ik vertel dat haar vader in de Eerste Wereldoorlog een Amerikaanse held was en dat haar broer priester is. Ik zeg dat de Medal of Honor van haar vader wel opweegt tegen haar aangeboren onbetrouwbare Italiaansheid. We gaan terug naar de vraag waarom ik soms ’s nachts werk, en wat voor kortegolfradio ik heb. Ze willen niet zeggen wie me heeft verlinkt. Ze vertellen dat fatsoenlijke Amerikanen overal hun ogen en oren openhouden voor bedreigingen voor Amerika, vooral voor bedreigingen binnen onze eigen grenzen.
Ik zeg dat als ze denken dat een dikke, manke monteur met een Duitse achternaam een bedreiging voor Amerika vormt, dat ik me dan grotere zorgen over dit land maak dan toen de jappen ons die dreun gaven. (Later zal ik je over de jappen in dit kamp vertellen. Ze tuinieren en de mannen worstelen. Je hebt niet echt geleefd als je nooit een kleine jap een honderd kilo wegende Beier hebt zien neerhalen zodat hij met zijn gezicht op het canvas ligt. We hebben hier soms wel lol.)
De Wet op Buitenlandse Vijanden van 1798 blijkt belangrijk te zijn. Ik had op school beter op moeten letten. Je kunt je afvragen: wie waren precies onze vijanden in 1798, afgezien van een stelletje indianen, maar ik zeg geen woord. Het oude type achter de tafel vertelt me dat ze me onder de bepalingen van het Programma Controle op Buitenlandse Vijanden twee dingen kunnen bieden: een verblijf in het prachtige Fort Lincoln in Bismarck in North Dakota of repatriëring naar Duitsland. ‘Terug naar Duitsland,’ blijft een van die kerels maar zeggen. Ik zeg tegen hem: ‘Ik ben nooit in Duitsland geweest. Mijn vader sprak thuis geen Duits omdat hij wilde dat we echte Amerikanen werden.’ Ik vertel hem welke Duitse woorden ik ken: ‘Hou je mond, de kinderen luisteren’ en ‘Ik geef je een pak slaag dat je nooit meer vergeet’. De oude man schudt even zijn hoofd, alsof het erg beroerd is dat ik zo’n vreselijk leeghoofd ben, maar de grote man in het midden laat zijn hand als een bijl op de tafel vallen en zegt: ‘Meneer Heitmann, voorlopig zult u onderdak krijgen in Fort Lincoln en de gastvrijheid van Uncle Sam genieten terwijl wij Amerika beveiligen.’
Je kent me. Ik kan gaan zitten broeden. Ik heb veel nagedacht over wie me dit heeft geflikt en wat ik met hem ga doen als ik hieruit kom. Ik denk dat ik vernacheld ben door Louis Ringer, een garagebaas aan de rand van de stad. Die kleine gluiperige zak heeft me nooit gemogen. Ik heb toevallig ooit een paar klanten bij hem weggehaald omdat zijn werkplaats zo’n belazerde zwijnenstal was. ’s Nachts stel ik me Louis Ringer voor, in bed met zijn grote, zacht ogende vrouw, en ik zie Mary Ringer in een roze nachthemd met ruches in de hals, haar tieten schijnen door haar nachthemd heen en ze heeft felrode lippenstift op haar poppenmond. Ik sleur Ringer het bed uit en geef hem een dreun op zijn kaak. Hij gaat neer, maar ik trek hem weer overeind. Dan geef ik hem er een recht in zijn maag. Mary knielt op het bed, haar rode mond gaat open en dicht als die van een regenboogforel. Hij krijgt één klap en meer heb ik niet nodig. Ik maak hem af. Ik laat hem op de slaapkamervloer liggen terwijl zijn vrouw huilt en me smeekt haar niet ook te vermoorden. Er gebeurt nog meer, maar je bent altijd een meisje met fantasie geweest, dus ik laat het hierbij.
Ik hoop dat het leven bij Knippen en Krullen oké gaat. Doe de groeten aan die hete tamales, de meiden Diego. Als je dit ontvangt en je ziet Reenie, zeg haar dan dat het me spijt. Zeg haar dat ik haar geluk toewens.
Gus Heitmann