Bij het eerste licht zag hij iets anders.
Een kleine groep mannen, zo geruisloos als de dageraad, uit Ogeh'ma's kamp hoger langs de kust. Ze hadden van verre zijn vuur gezien en waren terwijl hij sliep naar het zuiden getrokken, waarbij ze het grootste deel van de nacht hadden gereisd, totdat ze in de koude, grijze ochtendmist ineengedoken op de landtong waren gaan zitten, hem hadden gadegeslagen, hadden gewacht tot hij wakker werd en opstond en ze zijn gezicht konden zien, zodat zij zich, in deze gevaarlijke tijden, ervan konden overtuigen of hij Vriend of Vijand was. M'alsum kwam overeind. Hij toonde zijn gezicht. En nog wisten ze het niet.