- Noot van de auteur -


In de laatste twee miljoen jaar heeft onze planeet vier ijstijden gekend. Zo'n vijfduizend jaar geleden kwam de altithermale periode, of de Grote Warmteperiode, tot een eind. Hierop volgde een drastische klimaatverandering en de wereld koelde af; sommige streken werden natter, andere droger. Hoewel de enorme continentale ijskappen zich hadden teruggetrokken tot het hart van Groenland en de uiterste noordwestelijke oevers van Labrador, begonnen zich tussen de hoge pieken van de Siërra's, de Rocky Mountains, de noordelijke bergtoppen van de Appalachen en de hooglanden van het Laurentische Plateau opnieuw berggletsjers te vormen. De zeespiegel, die reeds bij een eerdere stijging in het verre verleden kustlijnen had overspoeld, begon opnieuw te stijgen. Vanaf de noordpool dreef het pakijs zuidwaarts naar baaien en zeearmen waar het gedurende millennia niet was voorgekomen. De boomgrens van de enorme arctische en noordelijke hardhoutbossen die zich uitstrekten tot ruim honderdvijftig kilometer voorbij de tegenwoordige meest noordelijke boomgrens, begon weer terug te wijken. Het Neoglaciaal, de Nieuwe IJstijd, was begonnen.

Het woud van de wintergeesten speelt zich af in deze prehistorische periode. Het is het begin van een nieuwe fase in de saga van de eerste Amerikanen. Evenals de eerder verschenen romans in de reeks zijn het verhaal en de personages gebaseerd op uitgebreid onderzoek, waarbij gebruik werd gemaakt van bewijsmateriaal van archeologen, antropologen, geologen en meteorologen, alsmede de legendes van de inheemse volkeren wier voorouders de eerste Amerikanen waren. De kannibaalse fantomen, mysterieuze beesten en 'bovennatuurlijke' stammen van dwergen, reuzen en behaarde, aan weerwolven verwante mensen zijn geïnspireerd op de mythologie van culturen uit de noordoostelijke bosgebieden, het Canadese kustgebied en de Inuitcultuur. Uit onderzoek is mij gebleken dat deze overleveringen niet uit de fantasie voortkomen, maar dat zij kond doen van de trek van de mens naar en over het Noord-Amerikaanse continent en een bevestiging zijn van de uiterst menselijke neiging om het onbekende als demonisch te bestempelen.

De beenderen van mammoeten en mastodonten zijn overal in de in deze roman beschreven gebieden aangetroffen en worden nog steeds naar boven gehaald in de sleepnetten van de trawlers die bij de Canadese kustprovincies en langs de kust van Maine vissen. In 1994 hebben Russische geleerden die op Wrangel Island onderzoek verrichtten, het bewijs gevonden dat er in 2000 v. Chr. voor de Siberische kust nog mammoeten leefden, en in de verhalen van de Algonquian-talen sprekende stammen die in het gebied tussen Maine en de dorre vlakte in Noord-Canada leefden, wordt gewag gemaakt van harige monsters met vijf poten die staande sliepen, argeloze jagers verpletterden, de bossen opvraten en zoveel water uit de meren en rivieren opslorpten, dat zij tot aan het laatste exemplaar moesten worden uitgeroeid. In Het woud van de wintergeesten zijn de stammen waaraan wordt gerefereerd als het Volk - van het Woud, het Land van de Dageraad, het Land van Gras en het Land van het Meer - Paleo-indianen. In het begin van de Nieuwe IJstijd hadden deze afstammelingen van de eerste Amerikanen hun oorspronkelijke tradities voor de jacht op groot wild aanzienlijk gewijzigd en hun jachtgebied uitgebreid tot geheel Noorden Zuid-Amerika. Kleine groepjes jagers op groot wild eigenden zich jachtgebieden toe en stichtten een maritieme cultuur noordwaarts langs de Atlantische kust. Tegen de tijd dat de wereld weer kouder begon te worden, werden koperen werktuigen, projectielpunten, kralen en versierselen vanuit het gebied rond de Grote Meren ingevoerd en op grote schaal verhandeld, evenals Ramah vuursteen, de felbegeerde grijze steensoort die in deze roman wordt genoemd, een zeldzame kwartssoort die maar op één plaats in Labrador gevonden werd - en gedolven werd op een lokatie die werd bewoond door een 'nieuwe' volksstam uit het noordpoolgebied.

Deze tweede komst van de mens naar de 'nieuwe wereld' vormde de inspiratie voor de zomerdracht van Hasu'u. Aangezien de langs de kust levende Paleo-indianen naalden van been, steen en soms ingevoerd koper gebruikten, heb ik Vrouw uit het Land van de Dageraad een reiskoker meegegeven die vervaardigd is van een holle stekel van een stekelvarken en die zij door haar neustussenschot gestoken draagt. Dit was lange tijd gebruikelijk bij subarctische indianen- en eskimostammen uit het noodpoolgebied, en ik wilde de geleidelijke vermenging van die twee culturen laten zien. Toch is er, ondanks het feit dat handelswaar van eigenaar veranderde en klederdrachten van elkaar werden overgenomen, in de legendes van beide volken sprake van een sterke, vaak moordzuchtige onderlinge vijandschap. De gemaskerde overvallers zijn Paleo-Eskimo/Inuit die hun jachtgebied naar het zuiden uitbreiden naar de kouder wordende subarctische wouden en de kustlijn van Canada en de Verenigde Staten. Zij brengen een nieuw wapen met zich mee, de pijl en boog, die de jachttechnieken van de inheemse Amerikanen ingrijpend zou veranderen, even ingrijpend als de verandering die de 'nieuwe wereld'-uitvinding van de harpoen met een beweeglijk dwarsstuk teweeg zou brengen in de techniek van de jacht op walvissen, zeehonden en walrussen.

De Oude Stam is een zeer oud oer-Ainu volk dat misschien - maar misschien ook niet - aan het begin der tijden naar de nieuwe wereld is gekomen. Hirsutisme is zeldzaam maar niet ongekend onder Inuit of inheemse Amerikaanse volken. Toen Europeanen zich voor het eerst onder de Cherokee begaven, droegen de 'Indianen'-mannen volle baarden en lange snorren. Aangezien veel van de Ainu-gebruiken gekoppeld lijken te zijn aan subarctische sjamanistische culturen in de oude en nieuwe wereld, en aangezien er in het noordpoolgebied al meer dan drieduizend jaar kleine, uit been gesneden beeldjes van wolfvrouwen opduiken, ben ik zo vrij geweest deze component in mijn verhaal te verwerken. Als het verhaal soms wat hard lijkt, is dat de weerspiegeling van wat ik zie als de levenswijze en de mentaliteit van de Paleolithische mens. Deze auteur is er beslist niet op uit om te choqueren of aanstoot te geven. Wreedheid en hebzucht zijn ook onze tegenwoordige tijd en 'beschaafde' levenswijze niet vreemd. Ik moet bekennen dat, als er al een manier zou bestaan om over de ontaarding van de menselijke geest te schrijven zonder mijn lezers aanstoot te geven, ik mij daar niet van zou bedienen. Verkrachting, moord, slavernij, het doden van jonge kinderen, het verraad van dierbaren om de eigen hebzucht te bevredigen: wat zijn wij voor mensen als dergelijke zaken ons niet zouden choqueren en ontstellen? Ik ben ook nu weer dank verschuldigd aan dr. Richard M. Gramly, curator van het Great Lakes Artifact Repository te Buffalo, New York, directeur van het Clovis Project van de Richey Clovis Cache in Wenatchee, Washington, en organisator van de American Association for Amateur Archaeology voor zijn niet-aflatende steun en enthousiasme voor de serie Kinderen van de Dageraad en voor het mij toezenden van wat mij voorkwam als zijn volledig verzameling zeldzame edities over de kustprovincies, alsmede de opmerkelijke artikelen 'North American Indian Traditions Suggesting a Knowledge of the Mammoth' en 'Discussion and Correspondence - Mammoth or "Stiff-Legged" Bear' uit de in 1934-35 verschenen American Anthropologist, deel 36 en 37. Voorts ben ik dank verschuldigd aan Paul Littlecoyote en Jessie Doguiles voor inzicht in de inheems-Amerikaanse geschiedenis, cultuur, spiritualiteit - en een fantastische tijd bij de Littlerock Pow Wow! Aan Elizabeth Tinsley, mijn redactrice bij Book Creations, voor haar geduld, haar scherpe blik en haar vrijwillige overwerk op Paaszondag. Aan Sally Smith, die de diskette naar Bantam heeft 'gezeuld', zodat het project volgens schema zou verlopen, ondanks het feit dat de auteur nog worstelde met de gekste tegenslagen en storingen veroorzaakt door El Nino.

Last hut not least dank ik George Engel, president van Book Creations, wiens vader, Lyle Kenyon Engel, de oprichter van Book Creations, mij op een dag opbelde met de vraag of ik er iets voor voelde 'mijn tijd en talent aan te wenden om een ideetje uit te werken' voor een boek over de eerste Amerikanen. Dertien jaar en, hopelijk, een evenredige hoeveelheid talent later, behelst het verhaal van de Eerste Amerikanen tien delen. Op het moment staan er nog twee boeken op het programma, en vertalingen van de romans zijn in Europa bestsellers, zowel onder mijn eigen naam als onder het pseudoniem William Sarabande. Lyle Engel, een meester in marketing, was van oordeel dat ik 'geen damesachtige auteur was' en dat mijn eigen naam, Joan Lesley Hamilton, klonk als iemand die kasteelromans schreef. Hij was ervan overtuigd dat de reeks onder een mannennaam beter zou verkopen. Nu, met George aan het roer van Lyles schip en de versnelling van de Schepping in zijn vooruit, nooit achteruit, is de tijd aangebroken om mijn identiteit te onthullen. Hartelijk dank, George, met de woorden van Lonit, 'altijd en voor eeuwig' dat je de mogelijkheid hebt geschapen om de identiteit van de auteur achter het pseudoniem te onthullen en 'William' eindelijk in de openbaarheid te laten treden.

Joan Lesley Hamilton Cline ook bekend als William Sarabande Fawnskin, Californië