38 Opnieuw op de Paden
'Een beproefde methode om de vijand te verrassen is hem te bestrijden met zijn eigen wapens. Telkens weer blijkt dat zowel aartswezens als mensen in een crisissituatie verblind worden door hun eigen handelingen. Ze zien vaak niet dat hun tegenstander van dezelfde middelen en strategieën gebruik kan maken.'
Uit: Twaalf eenvoudige richtlijnen voor een legeraanvoerdervan Uhan Shermad - 4717
Tienduizenden mensen en aartswezens schuifelden door de naamloze vallei die het dal achter Ylyn Bragawa met het Hoofdpad naar Lato eir Aid, het bolwerk van de Dvargen verbond. Omdat Antegard, de leerling van Eenhand Varand, de omgeving goed kende, mocht hij meelopen aan het hoofd van de enorme stoet.
Arnarvilli boog naar vorst Rademir, die glimlachend voortliep naast zijn scribent Wedox.
'Dit is het gevaarlijkste deel van onze vlucht, heer,' zei de Ermonmagiër zacht, zodat alleen Rademir het hoorde. 'Er zijn magieduiders in de buurt. De kans dat we door één van hen worden ontdekt is groot. We moeten het plan van Arrahed zo snel mogelijk ten uitvoer leggen. De vijf meestermagiërs gaan nu samen met Antegard en de leerling van Wedox vooruit om de plek te zoeken waar het moet gebeuren.'
Rademir knikte ernstig.
'Ga, Arnarvilli, en zorg ervoor dat mijn volk in veiligheid wordt gebracht voordat de onnoembare er lucht van krijgt.'
Arnarvilli wenkte Antegard, Sym, Eenhand Varand, Arrahed, Pharve en Iantha, draaide zich om en maakte een buiging voor de koning en zijn gevolg. Toen liep hij aan het hoofd van het illustere groepje weg van Rademir.
Hoog boven de vluchtelingen vloog al een poosje een steenhawijt. De grijze vogel bespiedde het eindeloze lint van wezens dat door de vallei slingerde. Toen de meestermagiërs zich met Antegard en Sym afscheidden van de rest, dook hij omlaag en landde in de schaduw van een overhangende rots. De glmsterende kraaloogjes monsterden de groep. Het ontging de hawijt dat één van de meestermagiërs een steelse blik zijn kant op wierp. Toen ze uit het zicht waren verdwenen, wipte het dier op. Even werd het door een duizeling bevangen, toen vloog hij in de schaduw van de noordelijke wand van de vallei snel noordwestwaarts.
'Hier ergens moet het zijn,' zei Antegard. Hij plukte aan zijn onderlip en voegde eraan toe: 'Het is lang geleden. Misschien in een van die holen?' Hij wees naar een hoger gelegen richel waar meerdere grotten op uitkwamen.
'Laat mij maar even,' zei Sym. Voordat iemand bezwaar had kunnen maken, klauterde de knaap lenig naar boven. Hij onderzocht de grotten een voor een. Bij de vijfde was het raak.
'Hier, dit is de Andergï.'
Terwijl Sym weer naar beneden kwam, overlegden de meesternagiërs.
'We zijn nu met z'n vijven,' zei Arnarvilli. 'Nog meer vermogen. Ik vind dat we het dal moeten afschermen, zoals we bij Lanc Y"afa hebben gedaan.'
Arrahed greep Arnarvilli's schouder vast, en wendde zich tot de anderen. 'Arnarvilli heeft gelijk. We wachten tot Rademir en zijn gevolg vlak bij zijn, dan schermen we de vallei af. Onze manifestatie van magie zal duiders en trawanten van de onnoembare aantrekken, maar geen van hen zal vermoeden wat er is gebeurd.'
'Tenzij een duider ons heeft gezien,' zei Sym.
Arrahed grinnikte.
'Maak je geen zorgen, jongen. Ook afzonderlijk zijn we nog tot aardig wat in staat. De duider die ons nog niet zo langgeleden in het oog kreeg zal zich er over een tijdje wel over verbazen dat het steeds kouder wordt, terwijl hij denkt naar Gormorod te vliegen. Ik heb zijn oriëntatievermogen een halve slag gedraaid. Bovendien heb ik zijn drang om toch door te vliegen... eh, noem het maar "vastgezet". Een steenhawijt kan niet zo goed tegen kou. Hij zal ergens in de Noordlanden bevroren uit de hemel vallen.'
Sym grijnsde en zei: 'Een grap om van te beven.'
Antegard vroeg: 'Was dat de enige magieduider?'
'Nee,' zei de doorgaans zwijgzame Eenhand Varand. 'De twee anderen lopen momenteel in een wijde kring achter elkaar aan, ervan overtuigd dat ze een sterke vijand op het spoor zijn.'
Syms grijns werd nog breder.
'Ik wil graag meestermagiër worden. Dan kan ik ook zulke kunsten uithalen.'
'Wie weet, jongen,' zei Arrahed. 'Wie weet. Je beschikt wel over een zekere aanleg.'
Sym, die zijn opmerking gekscherend had bedoeld, zette grote ogen op. Hij wilde iets zeggen, maar Arnarvilli was hem voor.
'Aan de slag,' zei hij. 'We hebben zoals gewoonlijk geen tijd te verliezen. De Bregauanen zijn in aantocht.'
De vijf meestermagiërs gingen in een kring zitten, bogen het hoofd en sloten hun ogen. Zonder hapering liet Pharve de geestspreuken horen, waarmee hij hen samen liet smelten.
Sym en Antegard volgden het ritueel op eerbiedige afstand.
'Vijf is een,' hoorden ze Arnarvilli mompelen. 'Vijfmaal een moet eenmaal een worden.'
'Taquy!'riep Pharve.
Een schok ging door de vijf lichamen heen. Hun contour leek op te lichten. Diep in de aarde rommelde het alsof de vijf met Aidèn zelf waren verbonden. Een geur die ze nooit eerder hadden geroken vulde hun neusgaten. Het leek nog het meest op een mengeling van zwavel en bosgrond. Even later daalde een lichte schemering neer op de vallei.
Toen keken de vijf bijna gelijktijdig op.
'Dat was...' zuchtte Iantha met een dromerige blik. Ze zocht naar woorden, maar vond ze niet. Haar ogen gingen wijd open. Ze keek Arnarvilli aan.
'Dat waren toch Orc'hs, in de andere vallei?' vroeg ze.
'Duizenden,' beaamde de Ermonmagiër. 'Een grote troepenmacht, tot de tanden bewapend. De Bregauaanse vluchtelingen zouden geen partij voor hen zijn geweest.'
Hij wendde zich met een flauwe glimlach tot Sym.
'Je begrijpt het al, zie ik. Toen we ons vijfmaal vijfvoudige vermogen ontplooiden, zagen we een leger Orc'hs. Ze zijn op weg hierheen. Ik denk dat ze deze Andergiwillen gebruiken. We hebben nog genoeg tijd om alle Bregauanen op de Paden te krijgen. Daarna zullen we eens zien of ons vermogen en jouw kennis in staat zijn de Orc'hs te verrassen.'
Sym bloosde. De gedachte dat de machtige meestermagiërs zijn kennis nodig hadden vervulde hem van trots.
Het kostte een halve dag om alle Bregauanen door de Andergi: naar de Zwarte Paden te loodsen. Toen de laatste honderd mensen en aartswezens, voornamelijk krijgers en legeraanvoerders, naar de de elfenput marcheerden, blikte Arnarvilli bezorgd naar de uitkijk die hij op een richel had geposteerd. Alsof dat een sein was, dook de man schielijk weg, en schuifelde naar achteren. Hij keek over zijn schouder en beduidde de Ermonmagiër dat de troep Orc'hs naderde.
Arnarvilli wenkte hem en siste de legeraanvoerders toe: 'Snel, de Orc'hs!'
Zonder in paniek te raken verdwenen ze in looppas door de Andergï. Arnarvilli prevelde een spreuk die de duizenden voetsporen van de Bregauanen verhulde en glipte de Paden op, achter de andere meestermagiërs aan.
Hooguit twintig tellen later marcheerden de Orc'hs het doodlopende dal in en verzamelden zich bij de elfenput.
Een halve dag later slaagde Sym erin om, met de hulp van de vijf meestermagiërs, de troep tussen twee reeksen runetekens te vangen. En zodoende had Yrroth nog eens drieduizend Orc'hs minder tot zijn beschikking.
Onder aanvoering van Arnarvilli en Padenkenner Arrahed begaven de Bregauanen zich over de Zwarte Paden in noordwestelijke richting, naar het land van de Alvií.
De Orc'hs die Bregaua hadden belegerd en ingenomen, waren er stellig van overtuigd dat de vluchtende stedelingen op weg waren naar Tulath Mihim. Ze stuurden het merendeel van hun legermacht achter de vluchtelingen aan.