14 Ismuets vertwijfeling

 

'Ismuet, verloren kind,

bezoedeld is jouw aangezicht.

Vergetelheid danst op de wind

en wervelt weg van 't laatste licht.'

 

Uit: De klaagzangen voor de verdoolden, Vierenveertig lotsgedichten van de Orc'h Savala Qariman - ongedateerd  

 

 

De verscheurde geest van Ismuet zocht naar een manier om te ontsnappen aan het noodlot dat als de ouverture tot een winterstorm van ongewone heftigheid aan de rand van het blikveld van de verrader opdook.  

Vanaf het moment dat de keuze was gemaakt, vele maanden geleden tijdens de bijeenkomst in Odar Muosa Deogand, trok de twijfel tussen een zwarte dood en een schemerig bestaan als banneling een diepgekerfde breuklijn door de geest van het wezen. Naarmate de tijd voortschreed en de ontwikkelingen in een stroomversnelling terecht kwamen, raakte Ismuet er steeds meer van overtuigd dat de verkeerde beslissing was genomen. Ismuet verlangde naar vergetelheid. Elke dag kliefde oude pijn door de sombere gedachtegangen van het wezen. Overal werden de tekenen van de ophanden zijnde overwinning van Yrroth zichtbaar. Ondanks de hardnekkige, door wanhoop gevoede tegenstand van meestermagiërs en andere goedwillende lieden, zou het Rijk van Gormorod zich binnenkort uitstrekken van de rande.n van de Woestenij van Orval tot diep in de Aen Serthe, van de kille Noordlanden tot ver voorbij Masilis. En wat had Ismuet dan gewonnen? Een leven in een schemerwereld vol angst en onderdrukking. Altijd zou Ismuet worden nagewezen als verrader. Vergeefs was dan de speurtocht naar nieuwe eigenwaarde, naar de loutering van hernieuwd zelfvertrouwen.  

Natuurlijk, er was geen alternatief geweest. Dat wist Ismuet ook wel. Het leven van de familieleden van Ismuet, die in de kerkers van Donthorc'h gevangen zaten, was meer waard dan het armzalige leven van de verrader zelf. Er was nooit een andere mogelijkheid geweest dan de keuze voor het verraad.

Er was geen vluchtroute. Ismuet had met groeiende wanhoop naar een uitweg gezocht, maar een eed aan Yrroth was niet zomaar een belofte. De geest van het wezen was met alle vezels gebonden aan de woorden die het ooit had gesproken. Het was onmogelijk om aan het langzaam maar zeker dichterbij sluipende noodlot te ontsnappen. En geen van de wezens in Ismuets nabijheid vermoedde wat hen boven het hoofd hing.

Er sloop twijfel door Ismuets gedachtegangen. Er waren zwaarden vlak bij. Voor het grijpen. Was het wijs om te proberen een zwaard te bemachtigen, het op de een of andere manier te laten verdwijnen? Ismuet wist dat daar moed voor nodig was, en moed was iets dat Ismuet op dat ogenblik niet bezat. Misschien dat er later voldoende kracht in het lichaam van Ismuet zou vloeien. Dan zou opnieuw een keuze moeten worden gemaakt. Ismuet wist dat ook de Erfgenaam voor besluiten stond. Ergens in de geest van het wezen flakkerde een waakvlam. Dat vlammetje zou misschien de aanzet geven tot een onverwacht besluit, als de mogelijkheid daartoe zich voordeed.

Ismuet zonk voor de zoveelste keer weg in een diepe depressie. Elke mogelijke weg die het wezen zou kunnen bewandelen eindigde in duisternis. Aan elke horizon loerden donkere wolken, die leken te wachten op een teken van Ismuet.

De wereld was vol duisternis en Ismuet was de katalysator die de nacht zou verdiepen. Ismuet was een willoos wapen. Door de ophanden zijnde gebeurtenissen en daden leek het wezen het recht op een gelukkig bestaan te hebben verkwanseld.