32

 

 

 

 

 

 

 

Die avond nam Jake Clementine apart. ‘Ik moet je even spreken,’ zei hij ernstig.

Ze liep achter hem aan de bibliotheek in. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Het gaat om Rafa.’

‘Wat is er dan met hem?’

‘Ik heb hem betrapt toen hij vanochtend in het stallencomplex aan het rondneuzen was.’

‘Wat versta jij onder “rondneuzen”?’

‘Nou, hij was niet in de keuken thee aan het zetten.’ Clementine wierp hem een vernietigende blik toe. ‘Hij was boven op de overloop.’

‘Heb je gevraagd wat hij daar deed?’

‘Hij zei dat hij Koekie zocht.’

‘Dat zou toch ook best kunnen?’

‘Welnee! Hij was Koekie helemaal niet aan het zoeken. Hij liep rond te neuzen.’

‘Weet je het zeker?’

‘Honderd procent. Hij deed heel schichtig.’

‘Wat probeer je nou te zeggen?’

‘Je weet dat Harvey hem heeft meegenomen naar het huis van de Powells voordat daar werd ingebroken.’

Clementine slaakte geschrokken een kreetje. ‘Je wilt toch niet suggereren dat hij Baffles is, hè?’

‘Vind jij het dan niet toevallig dat er uitgerekend in het huis waar hij geweest is kort daarna wordt ingebroken?’ Clementine was zo verbijsterd dat ze geen woord kon uitbrengen. ‘Hij is daar gaan kijken omdat hij wilde weten of het een geschikte plek voor zijn schilderleerlingen was. Hij moet de keuken in zijn gegaan en de ring op de vensterbank hebben gezien.’

Clementine geloofde haar oren niet. ‘Hoe dúrf je dat zelfs maar te suggereren! Het is helemaal niets voor hem om oneerlijk te zijn.’

‘Geloof je echt dat hij er als kunstenaar genoegen mee neemt om de hele zomer tegen kost en inwoning oude dametjes te leren schilderen? Denk nou eens na. Waarom was hij om te beginnen in deze buurt? Om in landhuizen en hotels in te breken. Dan ziet hij Marina’s advertentie in de plaatselijke krant en denkt: aha, ik ga deze zomer undercover en dan verdenkt niemand me.’

Clementine kneep haar ogen vol ongeloof tot spleetjes, maar Jake ging verder, want het sneeuwbaleffect van zijn hypothese beviel hem wel. ‘Hoor eens, hij zit hier midden in Devon, omringd door grote dure huizen, en tot de meeste daarvan heeft hij toegang, doordat Marina hem per se aan al haar vrienden wil voorstellen. Een betere dekmantel bestaat er niet. Er zal echt niemand met een beschuldigende vinger naar hem gaan wijzen, toch?’

‘Ik weet het niet, hoor, Jake.’ Maar Clementine schaamde zich omdat er toch een piezeltje twijfel bij haar was gezaaid.

‘Ik heb hem altijd al een lepe gozer gevonden. Het was van meet af aan te mooi om waar te zijn.’

‘Nou, je hebt anders geen bewijs.’

‘Dat vind ik nog wel.’

‘Hij is een heel goede schilder.’

‘Dat is toeval.’

‘Als hij inbreker was, zou hij dan niet een stervensduur horloge dragen of in een opzichtige auto rijden?’

‘Alleen als hij een heel domme inbreker was, en dat is hij duidelijk niet.’ Hij grijnsde haar toe. ‘En jíj bent verliefd op hem geworden, waar of niet?’

Clementine was woest. ‘Als hij zo’n schurk was als jij denkt, zou hij me weken geleden al verleid hebben.’

‘Nee hoor. Dat zou hem maar van zijn doel afleiden.’

‘Ik geloof er niks van, Jake. Jij moest hem van begin af aan al niet, omdat je jaloers bent. Hij is knapper dan jij, slimmer dan jij – wat niet zo moeilijk is, mag ik er wel bij zeggen – en hij is stukken charmanter. Geen wonder dat je hem niet kunt uitstaan.’

‘Ik heb een goede neus voor onoprechte mensen.’

‘Ga je het aan Marina vertellen?’

‘Nog niet.’

‘Mooi, want ze gelooft je toch niet.’

‘Ik zorg wel dat ik bewijs vind.’

‘De Ruebens komen dit weekend. Daarmee heeft ze wel genoeg aan haar hoofd.’

‘Ach, de Ruebens.’ Hij trok een gezicht. ‘Die hebben hun zinnen op dit pand gezet, zoveel is zeker.’

‘Als ze een bod doen dat papa niet kan weigeren, stort Marina zich van het klif.’

‘Doe niet zo dramatisch. Ze komt er wel overheen. Dan kopen ze ergens anders iets.’

‘Jij begrijpt het gewoon niet, hè?’ viel ze tegen hem uit. ‘Dit is voor Marina veel meer dan alleen maar een thuis. Dit is haar kind.’ Jake had het fatsoen om enigszins beschaamd uit zijn ogen te kijken. ‘En denk maar niet dat ze het wel redt, want ze redt het niet. Ze zal er kapot van zijn, en niets zal haar er dan weer bovenop kunnen helpen.’ Ze beende weg de gang in en Jake keek haar verbaasd na.

 

Clementine zat in haar kamer na te denken over wat Jake tegen haar had gezegd. Haar intuïtie zei haar dat hij het bij het verkeerde eind had. Rafa was geen inbreker. Hij was zachtmoedig, vriendelijk en meelevend. Als hij een inbreker was, zou hij meedogenloos en onbetrouwbaar zijn, en ze wist zeker dat hij dat niet was. Toch kon ze het knagende gevoel dat hij iets voor zich hield niet van zich af zetten. Jake had die twijfel aan het licht gebracht en nu moest zij toegeven dat die er al die tijd al was geweest en dat die als klei op de bodem van haar geluk had gelegen. Was hij te mooi om waar te zijn? En als hij de inbreker niet was, wat was hij dan wel?

Nog veel zorgwekkender dan de verdenkingen van Jake was het feit dat het Polzanze in zijn voortbestaan werd bedreigd, en wat dat verlies voor Marina zou betekenen. Ze merkte tot haar verbazing dat de gedachte dat Marina gedwongen zou worden om datgene wat haar het liefst was op te geven haar een scherpe pijn in het midden van haar borst bezorgde. Ze legde haar hand op die plek. Kon ze maar helpen, maar ze kon niets doen. Als haar vader echt in financiële problemen verkeerde en de Ruebens een goed bod deden, zou hij het hotel verkopen. De arme Marina zou er kapot van zijn. Ze zou er nooit overheen komen. De pijn werd verzacht doordat ze plotseling een ingeving kreeg: ze zou bij haar blijven en niet naar het buitenland gaan. Dat zou ze doen. Ze zou Marina helpen om ergens anders opnieuw te beginnen. Ze zouden samen een nieuw hotel opzetten, een hotel dat nog mooier was dan het Polzanze.

Met die gedachte voelde ze zich meteen een stuk beter. Ze richtte haar aandacht weer op Jake en zijn bespottelijke theorie. Alsof Rafa Baffles kon zijn; het idee alleen al was te zot voor woorden!

 

Op vrijdag 12 juni arriveerden Charles Rueben en zijn ijzige vrouw Celeste voor het weekend. Marina had Grey gesmeekt om te zeggen dat ze vol zaten, maar dat had hij geweigerd. Hij had hen nodig, ook al was het nog zo moeilijk voor hem om dat daadwerkelijk toe te geven.

Het goot van de regen, en Marina hoopte dat ze er daardoor van af zouden zien, want het pand zag er erg grauw uit bij slecht weer. Zware donkere wolken hingen laag boven zee en een koude wind geselde tegen het klif en joeg over het dak, dat kreunde alsof het tegen de nieuwe gasten protesteerde.

Marina moest Celeste meteen al niet. Ze was bijna een meter tachtig lang en zo mager dat ze zo ongeveer verdween als je haar van opzij zag. Ze had nog wel iets van een ijskoude schoonheid, met lichtblauwe ogen, zwaar opgemaakt met eyeliner en mascara, en wit haar dat in een strakke bob tot op haar schouder was geföhnd. Haar jukbeenderen waren hoog en net zo scherp als de grote diamanten die in haar oorlelletjes glinsterden, en ze had lange, rimpelige vingers. Haar lippen waren dun en in de afkeurende tuitmond van een zeer ongelukkige vrouw geperst. Ondanks haar kostbare crèmekleurige kasjmieren trui, haar Birkin-tas van zwart kroko en bijpassende schoenen van Ralph Lauren, zag ze eruit als een vrouw die geen enkele illusie meer over haar leven koesterde.

‘Wat een curieus huis,’ zei ze met nasale stem toen ze de gang in liep, gevolgd door Tom en Shane, die met haar bagage van Louis Vuitton achter haar aan gewankeld kwamen. ‘Dan bent u zeker Marina.’ Ze keek hooghartig en produceerde een strak glimlachje, voor zover haar recente facelift dat toeliet.

Marina stak haar hand uit en glimlachte beleefd, hoewel haar ogen vijandig bleven staan. ‘Hartelijk welkom,’ zei ze. De heer en mevrouw Rueben waren de vijand, die zich haar huis binnenpraatte om het vervolgens voor zichzelf in te pikken. Grey begroette de vrouw hartelijk, want onhebbelijkheid lag nu eenmaal niet in zijn aard. Marina keek door de open deur naar buiten en zag Charles Rueben met zijn BlackBerry tegen zijn oor gedrukt over het grind heen en weer lopen, terwijl zijn chauffeur met een grote golfparaplu achter hem aan liep. Hij was klein en gezet, met de dikke buik van een man die veel tijd in restaurants doorbrengt. Hij was kaal en had een vlezig gezicht, breed als dat van een pad. Toen hij eindelijk dan toch binnenkwam, schudde hij de regen van zijn trenchcoat en klaagde met een sterk plat Londens accent over het slechte bereik. ‘Je zou bijna denken dat we hier in de rimboe zitten. Ik was vorige week nog in het binnenland van India en daar was het bereik echt super. Nou, wat zegt dat over Engeland?’

‘Gebruikt u gerust de telefoon in uw kamer,’ zei Grey.

‘Er zit niets anders op, vrees ik.’ Hij schudde Grey de hand en glimlachte. ‘Mooi hotel hebt u.’

‘Dank u wel,’ antwoordde Grey. ‘Het is Marina’s hotel, eigenlijk.’

‘Aangenaam,’ zei hij tegen Marina, en hij schudde haar ferm de hand. ‘Ik heb er al veel over gehoord, dus ik dacht: ik ga zelf maar eens kijken.’

‘Mag ik u voorstellen aan de bedrijfsleider, mijn zoon Jake?’ Grey was zich bewust van de toenemende afkeer van zijn vrouw en er was hem veel aan gelegen haar zo ver mogelijk bij de heer en mevrouw Rueben uit de buurt te houden.

‘Een familiebedrijf, dat mag ik wel,’ zei Charles. ‘Heb ik u al voorgesteld aan mijn vrouw? Celeste.’

Zijn vrouw sprak, anders dan hij, op een krakerige, chique jammertoon. ‘Wij hebben allang kennisgemaakt, hoor,’ wierp ze tegen. ‘Jij hebt tien minuten lopen bellen. Dacht je dat ik hier had staan kijken hoe de bloemen verwelken?’

‘Ik zal u uw kamer laten zien,’ zei Grey.

Marina keek hen na toen ze de hal uit liepen en zette als een tijger met territoriumdrift al haar haren overeind. Het zware bloemige parfum van Celeste bleef hangen en Marina stond erop dat de deur openbleef tot de lucht weg was. Ze keek naar het schitterende bloemstuk van witte lelies en rozen, waarvan er geen een zelfs maar in de buurt van verwelken kwam, en bedacht dat ze Celeste Rueben de meest onbeschofte vrouw vond die ze ooit had ontmoet.

De telefoon ging en Jennifer, die na het gênante voorval met meneer Atwood weer op haar post zat, nam met haar meest professionele stem op. ‘Het is voor u, mevrouw Turner. Clementine.’

Marina nam hem aan het bureau. ‘Clemmie.’

‘Zijn ze er al?’

‘Ja, ze zijn er net.’

‘Wat zijn het voor mensen?’

‘Verschrikkelijk.’

‘Als ze een dier was, wat voor een zou ze dan zijn?’

Marina moest lachen. ‘Een albino-hyena met diamanten om.’

‘Geweldig. En hij?’

‘Een pad in suède en kasjmier.’

Ze liet haar stem dalen. ‘Heb je morele steun nodig? Ik kan hier elk moment weg. Na die inbraakvertoning van meneer Atwood kan ik doen waar ik zin in heb.’

Marina keek even naar Jennifer, die druk in de weer was met de agenda, en onderdrukte een glimlach. ‘Ik red me wel, maak je maar geen zorgen. Ik kan het wel aan. Grey wil per se dat we ze vorstelijk ontvangen, dus ik ga ze overladen met vriendelijkheid.’

‘Kun je ze niet gewoon hun gang laten gaan?’

‘Neem nou maar van mij aan dat dit het soort mensen is dat erop staat om beziggehouden te worden.’

‘Goed, maar bel me als je hulp nodig hebt. Ik wil hier het liefst zo snel mogelijk weg, want het is een rotdag en er valt niks te beleven.’

‘Kom dan vroeg naar huis, dan eten we samen. Als de situatie niet zo tragisch was, konden we er eens flink om lachen.’

‘We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, Marina. Eén voor allen en allen voor één. Als je dat maar goed onthoudt.’

‘Dat zal ik doen, liefje. Bedankt voor het bellen. Ik vind het heel fijn dat je zo meeleeft.’

Ze liep de woonkamer in, waar de open haard was aangestoken om het vocht te verdrijven. Het was er gezellig en warm, en het rook er lekker naar brandend hout. Ze ging op de haardrand zitten en dacht aan Clementine en hoe ontzettend ze veranderd was. Ze was bijna de donkere schaduw vergeten die haar stiefdochter vroeger altijd en overal vergezelde. Het meisje had een gedaanteverandering ondergaan. Ze keek naar de serre, waar Rafa een groep jonge vrouwen uit Londen les gaf, en wist dat ze eigenlijk hém moest bedanken. Op de een of andere manier was door zijn aanwezigheid in het hotel alles veranderd.

De rust in de salon werd al snel verstoord door de jammerstem van Celeste. ‘Het is vreselijk koud voor juni,’ klaagde ze, terwijl ze naar een van de banken liep. Toen ze zag dat Koekie lekker in de leunstoel lag, trok ze vol afgrijzen haar neus op. ‘Lieve hemel, een hond. Zijn dieren in het hotel toegestaan?’ Ze richtte haar vraag tot Marina.

‘Natuurlijk. Maar Koekie woont hier. Hij hoort bij het meubilair.’

‘Dus hij is van u?’

‘Nou, hij is van ons allemaal en van niemand.’

‘Gelukkig dat ik mijn goede broek niet heb aangetrokken.’ Voordat ze ging zitten veegde ze met een hand over de bank.

‘U hoeft niet bang te zijn, hij ligt nooit ergens anders dan in de leunstoel.’

Celeste liet haar blik de kamer rondgaan. ‘De Somerlands hadden een uitstekende smaak qua inrichting, vindt u niet?’ zei ze. Marina nam maar niet de moeite om haar te vertellen dat die smaak geheel en al de hare was. ‘Hoe heet die mooie bloem ook alweer?’ Ze weer op de schikking van paarse orchideeën op de salontafel aan de andere kant van het vertrek.

‘Orchidee,’ zei Marina.

‘Nee, lieve kind, ik bedoel de volwassen naam.’

‘Die zou ik niet weten,’ antwoordde Marina, en ze beet op haar tong. ‘Ik moet nog volwassen worden.’

Op dat moment kwam Grey de kamer binnen, samen met Charles, die helemaal een rood gezicht had van de opwinding. ‘Grey geeft me even een rondleiding door de tuin,’ verkondigde hij.

Marina raakte in paniek. Het idee dat ze hier alleen met Celeste achterbleef was haar net even te veel. ‘Hebt u geen zin om ook mee te gaan?’ vroeg ze hoopvol.

Maar Celeste installeerde zich lekker op de bank en sloeg haar armen over elkaar. ‘Ik ga de regen niet in,’ antwoordde ze vol afgrijzen. ‘Doen jullie maar stoer, dan blijven de meisjes hier bij het vuur, hè Marina?’ Heather kwam binnen met de thee. ‘Goed getimed. Ik zou wel een moord kunnen doen voor een kopje thee. Is het Earl Grey?’

‘Ja, mevrouw,’ zei Heather, en ze zette het blad op de salontafel.

‘O, koekjes. Daar blijf ik van af.’

‘Het is zelfgemaakt shortbread,’ zei Marina.

‘Ik geloof het graag. Echt iets voor dit soort provincieplaatsjes. Ongetwijfeld heerlijk, maar ik sla even over. Ik ben niet zo slank gebleven door me vol te proppen met shortbread.’

Heather schonk haar een kopje thee in. ‘Wilt u er melk in, mevrouw?’

‘Is het sojamelk?’

‘Nee, koemelk.’

‘Volle melk of magere melk?’

‘Volle melk.’

Celeste trok wit weg. ‘Geef me er dan maar een schijfje citroen bij.’

Marina rolde met haar ogen naar Heather. Het zou een vermoeiend weekend worden.

 

Toen Rafa de salon binnenwandelde, ging Celeste gretig rechtop zitten. Marina stelde hen aan elkaar voor en zag dat Celeste meteen als een jong meisje begon te flirten. Ze was er kennelijk aan gewend bewonderd te worden, want het leek haar niet te deren dat dit onbetamelijk gedrag was tegenover een man die haar zoon had kunnen zijn. Ze giechelde verlegen en keek knipperend met haar dichte zwarte wimpers naar hem op. Rafa praatte haar naar de mond, vroeg haar dingen over haarzelf en keek haar op die intense manier van hem in de ogen, waardoor ze het gevoel kreeg dat ze de enige in het vertrek was met wie hij wilde praten. Marina vroeg zich af of hij dat expres deed, als gunst aan háár, of dat het onbewust was. ‘Schilder je ook, Celeste?’ vroeg hij.

‘Vroeger was ik een heel goede schilderes,’ antwoordde ze. ‘Ik heb echt oog voor detail.’

‘Kom mee, dan gaan we schilderen.’

Marina wist niet hoe snel ze haar moest aanmoedigen. ‘O ja, dat moet u doen. Dan kunt u die meisjes laten zien hoe het echt moet.’

‘O, maar ik heb al jaren niet geschilderd.’

‘Schilderen verleer je nooit,’ zei Rafa.

‘Dat is net als fietsen,’ viel Marina hem bij.

‘Dan moet ik wel even iets anders aantrekken.’

‘Ik heb wel een overall voor je,’ zei Rafa. ‘Kom, ik zou het echt leuk vinden.’

Celeste stond op. ‘Wat een enig idee, een inwonende kunstenaar, Marina.’

‘Dank u wel,’ antwoordde ze, terwijl ze wachtte op de belediging. Die kwam echter niet. Celeste liep achter Rafa aan de serre in en Marina maakte zich uit de voeten – maar niet voordat Rafa achterom had gekeken en snel naar haar had geknipoogd.

 

Rond het middaguur kwam Charles, dolenthousiast, terug met Grey. Ze waren helemaal langs de top van het klif naar Dawcomb Devlish gelopen en hadden bij de Wayfarer een kopje koffie gedronken. ‘Heerlijk hier,’ zei hij opgetogen, verrukt inademend. ‘Er gaat niets boven de zee en de geur van ozon om de luchtwegen vrij te maken en de geest tot rust te brengen. Er hangt hier een bijzondere energie. Die bevalt me wel. Die bevalt me heel erg zelfs.’ Grey wilde zich vooral niet te veel opdringen en liet het echtpaar alleen, zodat ze samen in de eetzaal konden lunchen.

De sommelier had eindelijk iemand getroffen die verstand had van goede wijn. Ze namen de wijnkaart gedetailleerd door en Charles koos een rode cabernet, Château Palmer ’90, een van de duurste wijnen op de kaart. De sommelier danste bijna om de tafeltjes heen, zo popelde hij om de fles uit de kelder te gaan halen. Celeste had een paar uur met Rafa in de serre doorgebracht en was nu deskundig op het gebied van aquarelleren. Ze vertelde haar man dat de jonge kunstenaar haar had aangespoord om te gaan schilderen omdat hij een verwante ziel in haar had herkend, iemand die dezelfde natuurlijke flair en hetzelfde talent had als hij.

‘Het probleem is,’ legde ze uit terwijl de sommelier een bodempje wijn in het glas van haar man schonk en wachtte tot hij het had geproefd, ‘dat de dagen gewoon te kort zijn om alle dingen te doen waar ik goed in ben.’ Charles liet de wijn rondwalsen en bracht het glas toen naar zijn lippen. De sommelier wachtte; hij durfde bijna geen adem te halen. Deze cabernet was een van zijn lievelingswijnen en hij wist zeker dat een zakenman met smaak als meneer Rueben die zou weten te waarderen.

‘Vol van smaak, en fruitig,’ vond hij, en hij tikte tegen zijn glas. De sommelier schonk eerst het glas van mevrouw Rueben in en vulde toen dat van haar man bij. Tot zijn ontsteltenis zag hij dat de vrouw niet eens even vergenoegd glimlachte toen ze een slokje had genomen. Ze had het veel te druk met over zichzelf praten om nog oog te hebben voor de uitzonderlijke smaak van de wijn.

Na de lunch wilde Celeste graag verder schilderen. Charles ging naar zijn kamer om wat telefoontjes te plegen. Grey en Marina gingen terug naar het stallencomplex. Het was opgehouden met regenen en de zon liet zich zien en scheen op de natte bladeren, waardoor de regendruppels glinsterden als glas. Geen van beiden had zin om over de heer en mevrouw Rueben te praten. De implicaties waren veel te pijnlijk. Dus omzeilden ze het onderwerp, al bleef dat als een hel neonbord tussen hen in hangen.

 

Tegen etenstijd scheurde Clementine in haar Mini Cooper de oprit op, benieuwd naar de Ruebens. Ze trof Rafa in de serre, waar hij net de verf en penselen aan het opbergen was. ‘En?’ fluisterde ze, terwijl ze hem van achteren besloop.

Hij draaide zich om. ‘O, jij bent het!’ lachte hij. ‘Je bedoelt vast niet hoe meneer en mevrouw Rueben waren.’

‘Kom op, wat zijn het voor mensen?’

Pesados,’ antwoordde hij. ‘Zwaar.’

‘Waar zijn ze nu?’

‘Weet ik niet. Marina en je vader zijn terug naar het stallencomplex. De sfeer is erg gespannen.’

‘Ik weet het. Dat voel ik zo wel.’ Ze keek even de salon rond naar de andere gasten die in groepjes thee zaten te drinken en sandwiches met ei aten, en vroeg zich af of zij het ook voelden.

‘Ik kan gewoonweg niet geloven dat mijn vader daadwerkelijk bereid zal zijn het te verkopen.’

‘Dat wil hij ook niet, Clementine.’

Ze keek hem ernstig aan. ‘Het staat er heel slecht voor, hè?’

‘Ik ben bang van wel. Ik wilde dat ik kon helpen.’

‘Ik ook.’ Ze legde een hand op zijn arm. ‘Maar dat kan niet. We kunnen ze alleen maar steunen, en hopen dat de Ruebens het hier verschrikkelijk vinden.’

Hij grijnsde haar verdrietig toe. ‘Dat is jammer genoeg uitgesloten. Het Polzanze heeft een bepaalde magie die je niet vaak aantreft.’

‘Een magie die Marina met zich mee zal nemen als ze hier weg moet. Dan komt het er dus op neer dat ze een leeg omhulsel kopen.’ Ze liep naar de glaswand en keek uit over de zonovergoten tuinen. ‘Zullen we met Koekie gaan lopen?’

‘Je hebt mijn gedachten gelezen, Clementine. Ik wil niets liever.’

 

Clementine week het hele weekend niet van Marina’s zijde en beschermde haar tegen de stekelige opmerkingen van de hyena en maakte de vrouw achter haar rug om belachelijk om haar stiefmoeder aan het lachen te krijgen.

Dat Celeste van haar schilderlessen had genoten of dat Charles het heerlijk had gevonden om er met Greys boot op uit te gaan en vis te vangen zei helemaal niets, want als het gebeente van het hotel ze aanstond en ze kochten het, dan zouden ze de ingewanden er toch uit halen, net zoals ze bij al hun andere hotels hadden gedaan, en dan zouden ze het in elk opzicht veranderen.

 

Zondag brachten Grey en Charles lange tijd door in de bibliotheek, waar ze over boeken spraken. Toen ging de deur dicht en bleven ze daar tot de lunch zitten, en niemand wist waar ze het over hadden. Marina had er genoeg van en wilde niet bij hen gaan zitten. Ze zat met Clementine, Rafa en Koekie in de keuken, dronk koppen sterke thee en at van het shortbread dat Celeste geweigerd had te proeven. ‘Ik weet dat hij Grey een aanbod doet dat hij niet kan weigeren,’ zei ze, en ze wrong zich in de handen.

‘Het staat hem altijd vrij om te weigeren,’ zei Rafa hoopvol.

‘Niet als we failliet zijn.’ Ze zuchtte. ‘Zo, dat is eruit. Je mag het best weten, Rafa. We zitten tot onze nek in de schulden en we verdienen gewoonweg niet genoeg.’

‘Maar het hotel zit nu toch vol?’ wierp Clementine tegen. ‘Nu moeten we toch wel geld verdienen?’

‘Tenzij je een petemoei hebt die met haar stokje kan zwaaien en ons een grote financiële injectie kan geven zijn we niet in staat onze schulden terug te betalen.’

‘Er moet een oplossing te bedenken zijn,’ zei Rafa.

Marina schudde haar hoofd. ‘Als die al bestaat, is het mij niet gelukt te bedenken wat die dan zou zijn.’ Ze begon op de nagelriem van haar duim te knauwen, want het was niet helemaal waar wat ze gezegd had. Er was wél een oplossing, en die was haar op haar meest radeloze momenten vaak te binnen geschoten. Aanvankelijk was het niet meer dan een dolende troosteloze gedachte van iemand die volkomen over zijn toeren was. Toen de mogelijkheid dat ze het Polzanze zouden kwijtraken reëel was geworden, waren die dolende gedachten steeds doelgerichter en strategischer geworden.

Maar onder haar verlangen om het hotel te redden lag een verlangen dat veel intuïtiever was. Aanvankelijk had ze er niet eens echt over durven nadenken, maar beetje bij beetje had het idee de vorm van een echte optie aangenomen en had haar hart zich gevuld met hoop. Was haar plan om het hotel te redden louter een excuus om haar in staat te stellen op haar schreden terug te keren en die verschrikkelijke fout goed te maken? Ze haalde zich de doos boven in haar kast voor de geest en huiverde bij de gedachte dat ze haar verleden weer moest binnengaan. Clementine zag haar huivering aan voor hulpeloosheid en pakte haar hand. Marina glimlachte flauwtjes tegen haar.

 

Eindelijk vertrokken de heer en mevrouw Rueben in hun Bentley met chauffeur en stond Grey in de deuropening van de keuken. Zelfs Koekie tilde zijn kop op om te horen wat hij te zeggen had. ‘En?’ vroeg Marina. Maar aan zijn sombere gezicht kon ze het al zien. ‘O god, hij heeft een bod gedaan, hè?’ Rafa keek Clementine snel aan. Ze dachten allebei hetzelfde. Ze draaiden zich om naar Marina, en terwijl die voor hun ogen ineen leek te schrompelen, keken ze machteloos toe. ‘Is het een heel hoog bod?’ vroeg ze met bevende stem.

‘Het is het hoogste bod dat we ooit zullen krijgen,’ antwoordde Grey. Hij schaamde zich te erg om toe te geven dat hij ergens opgelucht was dat hun eindelijk een uitweg uit hun financiële nachtmerrie was geboden.

‘En wat ga je doen?’

Clementine kneep in Marina’s hand. ‘Je kunt het niet verkopen, pap. Er móét een andere oplossing zijn.’

Grey zuchtte en krabde op zijn hoofd. ‘Ik weet alleen niet welke.’

Marina sloot haar ogen. In dat korte moment zag ze haar leven aan zich voorbijtrekken. Alsof er een filmspoel voor haar ogen werd afgespeeld zag ze hoe ze haar thuis, dat haar zo lief was, had opgebouwd. Harvey en zij, die lachend de gang stonden te schilderen; meneer Potter die op de nieuwe tractor die ze gekocht hadden de gazons maaide; Grey die in het weekend kwam en de vorderingen bewonderde; ze zaten in de serre, terwijl de regen tegen de ruiten sloeg, aten de biscuitjes van meneer Potter en bespraken wat voor planten ze zouden kopen en waar ze die zouden zetten. Ze hadden alles samen bedacht: Harvey, meneer Potter, Grey en zij. Ze waren een team geweest, een familie. Ze had haar droom werkelijkheid laten worden, puur op wilskracht, en die water gegeven met liefde. Hij was groter en mooier geworden dan ze zich ooit had kunnen voorstellen. Die liet ze zich door niemand afpakken. Niet nu. Niet nu ze hem het hardst nodig had.

‘Ik weet wel iemand die kan helpen,’ zei ze, en ze stak haar kin naar voren. ‘Eén iemand, als jullie het goedvinden dat ik diegene om hulp vraag.’