4

 

 

 

 

 

 

 

Gekleed in een skinny jeans en een dikke grijze truin bijna tot aan haar knieën wankelde Clementine op hoge hakken naar haar werk. Het was lente, maar ze voelde zich verkild tot op het bot. Ze wist niet wat meer pijn deed: haar moreel of haar hoofd. Sylvia zat in een strakke jurk en met stiletto’s aan haar voeten aan haar bureau haar nagels te lakken. Meneer Fisher, de partner van meneer Atwood, zat al in zijn kantoor aan de telefoon. Ze was opgelucht dat ze eerder was dan haar baas, al kon ze zich niet voorstellen dat er veel uit haar handen zou komen. ‘Lieve help,’ zei Sylvia hoofdschuddend, ‘je ziet er niet best uit.’

‘Ik voel me verschrikkelijk.’

‘Ga dan even koffie halen.’

‘Ik heb thuis al koffiegedronken.’

‘Haal er dan nog maar een. Zo meteen komt meneer Atwood en die wil vast een magere latte en een bosbessenmuffin. Als je die alvast klaarzet op zijn bureau, vergeeft hij het je dat je er zo afgetrokken uitziet.’

‘Is het zo erg dan?’

‘Ja, schat, heel erg. Je zou op jouw leeftijd geen foundation moeten gebruiken. Pas als je tegen de dertig loopt, zoals ik, mag je jezelf helemaal dichtplamuren.’

Clementine liet zich op haar stoel zakken en zette haar computer aan. ‘Ik kan me van gisteravond maar weinig herinneren.’

‘Wat herinner je je wél?’

‘Joe.’ Ze sloot haar ogen, in de hoop dat zijn beeld zou verdwijnen.

‘Wat een lekker ding, hè? En zo knap! Jullie konden het kennelijk prima met elkaar vinden, en dat doet me deugd, want ík was degene die jullie aan elkaar heeft voorgesteld. Volgens mij is hij tot over zijn oren verliefd. Ik heb hem nog nooit zo zien doen.’

‘Hoe zien doen?’

‘Hij kon niet van je afblijven.’

‘O nee?’

‘Nee!’ Ze grijnsde. ‘Meestal is het andersom en moet hij zich de vrouwen van het lijf slaan.’

‘Dat klinkt bemoedigend.’

‘Je klinkt niet erg blij. Hij is een goede partij, hoor.’

‘Dat zal best. Een grote vis in een kleine vijver.’

‘Er is niets mis met een kleine vijver. Beter dan een kleine vis in een grote vijver.’

‘Ik weet het niet, hoor. Hoe groot die vijver ook is, over de vis ben ik niet zeker.’

Sylvia fronste haar wenkbrauwen. ‘Nu volg ik je even niet.’

‘Ik weet nog dat we naar zijn huis zijn gegaan. Ik weet nog dat Freddie en jij hebben gedanst.’

‘Freddie is dol op dansen.’

‘Vervolgens herinner ik me zijn bank.’

Sylvia liet een hese lach horen. ‘Dat geloof ik graag. Die bank heeft in zijn leven al heel wat meegemaakt.’

‘Ja, daar zat ik net op te wachten. Bedankt.’

‘Je weet best wat ik bedoel. Hij is geen monnik.’ Ze hield haar nagels op en wapperde ze droog. ‘En jij bent geen engel.’

‘Ik wil er niet over nadenken.’

‘Je hebt er toch geen spijt van? Het geheim van het leven is dat je nergens spijt van moet hebben. Zonde van de tijd. Je hebt het toch leuk gehad?’

‘Ik kan het me niet herinneren.’

‘Toen we weggingen zag je eruit alsof je je amuseerde.’

Clementine voelde haar stemming kelderen. ‘Ik was bang dat jullie weg waren gegaan.’

‘Ik ben geen voyeur, Clemmie. Trouwens, Freddie en ik hadden zelf het een en ander te doen. Mmm, dat is nog eens een man die weet hoe hij het een vrouw naar de zin moet maken zonder dat hij daar satellietnavigatie bij nodig heeft.’

De deur zwaaide open en meneer Atwood kwam binnen. ‘Goedemorgen, dames,’ zei hij opgewekt. Vervolgens zag hij Clementine op haar stoel in elkaar gezakt zitten, met haar tas op haar knie. ‘Ga je ons alweer verlaten, Clementine?’

‘Ik wilde net een latte en een muffin voor u gaan halen,’ antwoordde ze terwijl ze opstond.

‘Mooi zo. Wil je dan ook een Gazette en een Telegraph voor me meenemen? O, en als je toch de deur uit gaat: mijn vrouw is morgen jarig; kijk maar of je een passend cadeautje kunt vinden.’

‘Passend?’

‘Een geurkaars of zoiets. Jij bent een vrouw, jij weet waar vrouwen van houden. Ik heb zelf geen idee en zit er altijd naast.’

‘Ik weet niet waar uw vrouw van houdt.’

‘Ik wel,’ zei Sylvia, die het dopje op het flesje nagellak schroefde. ‘Je moet naar Kitchen Delights gaan en daar iets voor haar uitzoeken. Dat is haar favoriete winkel.’

‘Maar als ze dat nou al heeft?’

‘Het gaat om het idee,’ zei meneer Atwood. ‘Het idee alleen is al genoeg om het vrouwtje gelukkig te maken.’

‘Ik zal mijn best doen.’ Clementine vond het wel fijn om even van kantoor weg te kunnen.

‘Wees eens lief en neem een chocoladebrownie en een beker thee met melk en zonder suiker voor me mee,’ voegde Sylvia eraan toe. ‘En een zwarte koffie voor meneer Fisher.’ De telefoon ging. Ze pakte hem op, oplettend om haar nagels niet te bederven, en antwoordde met zangerige stem: ‘Atwood & Fisher, met Sylvia. Wat kan ik voor u doen?’ Meneer Atwood beende naar zijn kantoor en legde onderweg daarnaartoe de tijdschriften op de salontafel bij de receptie recht, waarna hij de deur achter zich dichttrok.

Clementine stapte de straat op en kneep haar ogen tot spleetjes in de zon. Ze wilde doorlopen tot ze zichzelf vergeten was.

Eerst ging ze naar Kitchen Delights, waar ze welbewust zo veel mogelijk tijd doorbracht met rondneuzen om een geschikt cadeautje te vinden. Ze zag die arme mevrouw Atwood al voor zich met een schort voor, zwoegend bij de oven voor een man die niet eens de moeite wilde nemen om zelf iets voor haar uit te zoeken. Wat voor soort echtgenoot was dat? Ze kon zich niet voorstellen dat het mens blij zou zijn met een paar pannen. Wat was er mis met een mooie ketting of een handtas? Meneer Atwood had er helemaal geen verstand van, en Sylvia in feite ook niet. Wat een provincialen, snoof ze vol verachting bij zichzelf, terwijl ze een set puddingvormpjes oppakte. Na een kwartiertje besloot ze een glimmende roze mixer aan te schaffen. Ontzettend leuk, dacht ze, tevreden over haar keus. Ze keek op het prijskaartje en kromp in elkaar. Duur, maar wie lui is moet nu eenmaal dokken.

Ze slenterde met haar aankoop naar de Black Bean Coffee Shop en kocht onderweg de kranten, een verjaardagskaart en cadeaupapier; bij de kaarten was ze een minuut of tien bezig en zocht om zichzelf op te vrolijken de meest ongeschikte kaart uit.

Tegen de tijd dat ze bij de koffieshop aankwam, voelde ze zich een heel stuk beter. Ze zeeg neer op een van de velours banken met een latte en een broodje, en las in de Gazette over de laatste inbraken. Zo gingen er nog eens twintig minuten op uiterst bevredigende wijze verloren. Vergenoegd haalde ze diep adem en sloeg de andere klanten gade: een paar moeders met kleine kinderen, een drietal zakenmannen die een bespreking voerden, een schoolmeisje dat spijbelde. Maar ze kon hier niet de hele ochtend blijven zitten. Met tegenzin dronk ze haar kopje leeg en sloot aan in de rij om de lange lijst verzoeknummers te bestellen die ze mee terug moest nemen naar kantoor. Ze dacht aan Joe, en haar angsten keerden terug en bezorgden haar maagzuur.

De deur zwaaide open en er kwam een man in een suède jasje en een spijkerbroek binnen. Ze keek even naar hem. Maar in plaats van zich weer om te draaien bleef ze als aan de grond genageld staan, niet in staat haar blik af te wenden. Hij keek de koffieshop rond en ging toen achter haar in de rij staan.

Clementine rukte haar ogen met enige moeite van hem los, maar niet dan nadat ze hem een glimlach had ontlokt. Ze voelde een blos vanuit haar hals omhoogkruipen en haar wangen kleuren, en ze vergat Joe en het gevoel dat ze tekort was geschoten geheel en al. Ze kon het sandelhout in zijn aftershave ruiken. Ze ademde de geur in, genietend van het aroma van exotische oorden. Hij was duidelijk geen Engelsman. Engelsen wisten niet met zo veel flair een spijkerbroek te dragen en ze bekommerden zich niet om riemen met zulke rijk versierde gespen. Ze keek omlaag naar zijn voeten: bruine suède loafers. Dat soort schoenen had ze al niet meer gezien sinds ze uit Londen was vertrokken. De klanten voor haar waren snel geholpen en algauw kon ze bij de balie haar bestelling opgeven. Daarna stapte ze opzij om ruimte te maken voor de vreemdeling, terwijl de serveerster de muffin en brownie in een tastje deed en wegliep om haar thee en koffie klaar te maken.

‘Is al dat gebak voor jou?’ vroeg hij.

Clementine schrok. Ze had er geen moment rekening mee gehouden dat hij haar zou aanspreken. Ze probeerde haar hoofd koel te houden, maar haar hart danste lawaaiig in haar borstkas. ‘Wou je soms zeggen dat dat onverstandig is?’

‘Natuurlijk niet. Het is belangrijk dat vrouwen goed eten.’ Nu grijnsde hij haar toe.

‘Neem jij ook iets verbodens?’

‘Als je het zo stelt, lijkt me dat geen verkeerd plan.’

‘Het zou onbeleefd zijn om het niet te doen. Waar kom je vandaan?’

‘Uit Argentinië.’

‘Argentinië? Het land van het polo.’

‘Je bent goed op de hoogte.’

Ze lachte en voelde zich dwaas. ‘Ik weet er helemaal niets van. Ik ben naar de Cartier Polo Match geweest en heb de Argentijnen de Britten zien inmaken, en ik heb Evita in het theater gezien. Dat is zo’n beetje alles wat ik ervan weet.’

‘Het is een goed begin.’

‘Maar dan ben je wel ver van huis.’

‘Dat valt wel mee, hoor. De wereld wordt steeds kleiner.’

Het meisje achter de balie stond afwachtend bij de kassa. ‘Kan ik u helpen?’ Het viel Clementine op dat zij ook opklaarde zodra ze hem zag.

‘Een chocoladebrownie en een espresso.’ Hij draaide zich om naar Clementine. ‘Zoals je al zei: het zou onbeleefd zijn om het niet te doen.’

Ze lachte. ‘Reken maar. Maar als je uit Argentinië komt, moet je eigenlijk naar Devil’s gaan en onze scones met room en jam eens proberen. Die zijn goddelijk.’

‘De volgende keer dat we elkaar tegenkomen moet je me daar maar eens mee naartoe nemen.’

‘Afgesproken.’ Ze hoopte oprecht dat er een volgende keer zou komen.

Ze rekende af. Hij nodigde haar niet uit bij hem te komen zitten. Misschien was hij ook niet van plan te blijven. ‘Nou, dagdag dan maar, vreemdeling.’

‘Dag. Geniet van je verboden muffin.’

‘Die is niet voor mij, om eerlijk te zijn. Hij is voor mijn baas.’

‘De mazzelaar.’

‘Hij is inderdaad een mazzelaar. Hij verdient het bepaald niet.’ Ze kon nu niet anders dan weggaan. De rij achter hen keek ongeduldig toe. Ze schonk hem een terloopse glimlach, zo terloops als ze kon opbrengen, terwijl haar mond haar hele gezicht wel wilde opslokken van geluk, en liep de zaak uit.

Opgewonden haastte Clementine zich terug naar kantoor. Met tassen en al wierp ze zich tegen de deur en tuimelde naar binnen. ‘O mijn god!’ riep ze uit tegen Sylvia, die net olie in haar nagelriemen zat te masseren.

‘Je ziet er een stuk beter uit. Wat heb je gedaan? Heb je het cadeau?’

‘Een roze mixer.’

‘Geweldig!’

‘Dat vond ik ook. Ik heb ook cadeaupapier en een kaart.’

‘Laat eens kijken.’ Clementine zette de tas op Sylvia’s bureau. ‘Jij moet het eruit halen, schat. Mijn nagels zijn nog niet droog.’

‘Ik heb net de allerlekkerste man ontmoet die ik ooit heb gezien!’

‘Nog lekkerder dan Joe?’ Sylvia keek teleurgesteld.

‘Hou maar op over Joe, Sylvia. Die komt niet in aanmerking.’

‘Jammer, want hij heeft je net een bos rozen gestuurd.’ Ze knikte naar Clementines bureau.

Toen Clementine de tien forse rozen zag, verpakt in cellofaan met een strik eromheen, zonk de moed haar in de schoenen. ‘O god!’

‘Die kan je niet helpen.’

‘Je weet het nooit.’

‘Vertel verder. Amuseer me eens.’

‘Er kwam net een verrukkelijke buitenlander, een Argentijn, de Black Bean Coffee Shop binnenparaderen en hij knoopte een praatje met me aan.’

‘Meen je dat serieus? Met al die aangekoekte lagen make-up op je gezicht?’

‘Ja.’

‘Een buitenlander. En?’

‘Nou, dat is het.’

‘Heb je hem je nummer gegeven?’

‘Natuurlijk niet.’

‘Heeft hij jou het zijne gegeven?’

‘Nee.’

‘Weet hij waar je werkt?’

‘Sylvia, hij weet niets van me. We hebben een babbeltje gemaakt, meer niet.’

‘Ik ben niet eens een klein béétje geamuseerd. Dus Joe ligt eruit vanwege een man met wie je vijf minuten hebt gepraat en die je nooit meer terugziet?’

‘Ik ben in de zevende hemel.’

Sylvia keek verbijsterd. ‘Je bent een heel rare meid, Clemmie. Wat is je sterrenbeeld?’

‘Ram.’

‘Daar moet een Waterman tegenover staan.’

‘Wat jij wilt. Maar mijn kater is over.’ Ze glimlachte breed.

‘Nou, godzijdank heb ik dit.’ Ze overhandigde Sylvia de kaart. Sylvia keek naar de zwart-witfoto uit de jaren vijftig van een vrouw met een schort voor die met een serene glimlach op haar gezicht met een houten lepel stond te zwaaien. De bijbehorende tekst luidde: Je raadt vast niet waar ik deze in wil steken.

‘Vind je dit gepast?’

‘Hij heeft toch geen idee voordat ze hem openvouwt. Ik vind het wel geestig.’

‘Maar híj vast niet.’

‘Maar zijn vrouw wel.’

Sylvia lachte en gaf de kaart terug. ‘Dat denk ik ook. Geef me nou het cadeau en het papier maar; dan pak ik het als mijn nagels droog zijn voor je in. Want als jij cadeaus net zo inpakt als je jezelf aankleedt, krijg je commentaar van meneer Atwood.’

 

Clementine was het grootste deel van de ochtend bezig papieren op te bergen in de eerste de beste mappen, zonder ook maar enigszins rekening te houden met degene die ze later zou moeten kunnen terugvinden. Ze mijmerde over de knappe Argentijn. Ze vroeg zich af wat hij hier in Dawcomb te zoeken had, of hij hier zou blijven, of dat hij de trein naar Londen zou nemen en voorgoed zou verdwijnen. Ze verwachtte niet dat ze hem nog terug zou zien, maar ze kon het niet nalaten erover te fantaseren dat ze hem mee zou nemen naar Devil’s voor scones met room. Misschien, als ze genoeg geld had verdiend, zou ze naar Argentinië gaan in plaats van naar India. Belde hij maar op om voor de zomer woonruimte te huren; ze had spijt als de haren op haar hoofd dat ze niet naar een manier gezocht had om Atwood & Fisher ter sprake te brengen. Ze had die naam met gemak ergens in het gesprek kunnen laten vallen en bovendien zat ze vlak om de hoek. Hij had langs kunnen komen na zijn koffie en haar mee uit lunchen kunnen vragen.

Helaas was het niet de Argentijn die om half een het kantoor binnenkwam, maar Joe, die voorstelde even snel een hapje te gaan eten bij de Brasserie aan zee. Clementine deed alsof ze het leuk vond en legde een hand tegen haar buik om de krampen van spijt te laten stoppen, en ze bedankte hem voor de bloemen. Ze durfde hem amper in de ogen te kijken, voor het geval die nog meer herinneringen opriepen aan de vorige avond. Ze besloot dat ze er maar beter niets van kon weten, want op die manier bleef de mogelijkheid dat ze het níét had gedaan nog steeds bestaan.

Joe was ontzettend onbehouwen vergeleken met de buitenlandse man, met zijn grove en regelmatige trekken waar geen enkel karakter uit sprak. In zijn spijkerbroek zonder enig model en met zijn V-halstrui haalde hij het in de verste verte niet bij de man die ze nooit meer terug zou zien. Ze kon nog steeds het sandelhout op zijn huid ruiken en zag zijn schalkse grijns en diep in hun kassen liggende ogen nog zó voor zich. Aan Joe was niets dieps – alleen het gat waar ze zich nu zonder dat het haar bedoeling was dieper in groef door erin toe te stemmen met hem te gaan lunchen.

Meneer Atwood gaf haar een uur, zolang Sylvia het kantoor maar zou bemannen. Hij was ingenomen met het cadeau voor zijn vrouw, dat keurig was ingepakt met een strik eromheen. Het leek nu alsof hij veel moeite had gedaan om het ideale cadeau te vinden. Ze zou dolblij zijn met de mixer; roze was haar lievelingskleur. Hij ondertekende de kaart zonder die te bekijken en stopte hem in de tas bij het geschenk, waarna hij de telefoon pakte om zijn maîtresse te bellen.

 

In het hotel was de eetzaal bijna leeg, op een paar hotelgasten na die bij het raam in stilte zaten te eten en een ouder echtpaar dat uit de stad was gekomen om met een dure lunch hun gouden bruiloft te vieren. Heather bediende slaperig de tafels, terwijl Arnaud, de sommelier, zijn enorme lichaam gewichtig tussen de gasten door loodste, zwaaiend met de zilveren tasse de dégustation die aan een rijk bewerkte ketting om zijn hals bungelde.

Marina was te blij om het jammer te vinden dat de tafels leeg bleven. Ze had haar kunstenaar voor de zomer gevonden. Hij was charmant, getalenteerd en hartelijk. Bovendien mocht Harvey hem, en Harvey had een goede neus wat mensen betrof. Ze ging aan haar bureau zitten en begon een lange lijst op te stellen van spullen die ondanks het weinige geld dat ze beschikbaar had aangeschaft moesten worden. Ze was er zeker van dat Rafa mensen naar het hotel zou trekken zodra ze zijn komst op hun website had aangekondigd. Shelton stond bekend om zijn natuurschoon en vogels. Als ze op de een of andere manier overal ter wereld mensen die wilden schilderen zou weten te bereiken, wist ze zeker dat ze het hotel van een faillissement zou kunnen redden.

Het geluid van de zee en de krijsende meeuwen dreef door het open raam naar binnen en voerde haar gedachten naar het water waar haar geheime pijn verspreid lag over de golven en in de wind. Heel even werd ze overspoeld door een overweldigende sensatie van verlies. Ze hield haar pen een moment stil boven het papier en gaf er bijna aan toe. Maar toen herinnerde ze zich weer haar geliefde Polzanze. Het pand waar ze een schitterend hotel van had gemaakt, met alle vastberadenheid en doelgerichtheid van een vrouw die vastbesloten is om, als haar lichaam het niet kon, dan toch zeker iets met haar handen te scheppen. Het Polzanze had haar op de been gehouden wanneer haar verdriet had gedreigd haar te breken. Ze had al haar liefde in de conceptie en de geboorte van het hotel gestoken. Zonder dat zou ze verloren zijn. Ze begon te schrijven tot het gebrul van de oceaan en het gekrijs van de meeuwen vervaagden tot een doffe jammerklacht.

Ze werd gestoord door een zachte tik op het raam. Ze keek op. Daar, met zijn wollig behaarde gezicht tegen het glas gedrukt, stond meneer Potter, de tuinman. Toen hij zag dat ze hem had opgemerkt, zette hij zijn pet af, liet een tandeloze glimlach zien en wenkte dat ze naar buiten moest komen om met hem te praten. Met een zucht stond ze op en deed het raam open. ‘Het spijt me, ik was het helemaal vergeten,’ zei ze, zich naar buiten buigend. ‘De lathyrus.’

‘Inderdaad, mevrouw Turner.’

‘Ik moet even mijn laarzen aantrekken en dan kom ik naar buiten.’

‘Neem me niet kwalijk dat ik u stoor. Het zag eruit of u druk aan het werk was.’

‘Het geeft niet. De tuinen zijn net zo belangrijk als het huis.’

Zijn grijze ogen twinkelden onder witte suikerspinwenkbrauwen. ‘Dat zijn ze zeker.’

‘Ik zie u bij de kas.’ Ze liep weg van het raam en keek met een golf van genegenheid toe hoe de oude man zijn pet weer opzette en ervandoor stiefelde, waarbij hij door zijn stijve heup een beetje hinkte.

Net toen ze naar buiten wilde gaan herinnerde ze zich de ansichtkaart van Katherine Bridges, en ze haalde hem uit haar zak. Ze las de tekst nogmaals en glimlachte liefdevol bij zichzelf toen ze terugdacht aan haar oude vriendin, die nu achter in de zestig was en aan de oever van Lake Windermere in British Columbia woonde. De liefde had haar naar de andere kant van de wereld gevoerd en dat kon ze haar niet kwalijk nemen, maar ze miste de enige vrouw in wie ze ooit echt vertrouwen had gesteld. Ze pakte een gebloemde opbergdoos van de plank en maakte hem open. Ze stopte de kaart erin en zette de doos terug. Vervolgens stapte ze de tuin in om meneer Potter te zoeken.

 

‘Nou, ze heeft haar kunstenaar gevonden,’ zei Bertha, die met Heather aan de keukentafel zat. De lunch was voorbij, de paar gasten waren vertrokken, en de drie koks hadden hun schort afgedaan en zich teruggetrokken voor de middag.

‘Wat een heerlijke man,’ verzuchtte Heather, en haar onmiskenbare Devonse accent wolkte rond de woorden als de damp die opsteeg van haar warme chocolademelk.

‘Denk je dat het waar is wat ze over buitenlanders zeggen?’

‘Wat zeggen ze dan?’

‘Dat het zulke goede minnaars zijn.’

Heather giechelde. ‘Ik zou het niet weten.’

‘Waarom zouden zij beter zijn? Wat doen ze dan dat Engelsen niet doen?’

‘Misschien houden ze het langer vol?’

Bertha bromde: ‘Daar is niets goeds aan.’

Heather nam haar warme kop in haar handen. ‘Zou ze nou wat kalmer worden nu ze haar kunstenaar heeft gevonden?’

‘Ik mag het hopen. Ze is behoorlijk gespannen. Volgens mij zit ze in een midlifecrisis.’

‘Echt?’

‘O, zeker weten. Ze is over de vijftig en ze heeft geen kinderen. Ik wil wedden dat ze daar verdriet van heeft.’

‘Het arme mens. Iedere vrouw verdient het om kinderen te krijgen.’

‘Je kunt er gek van worden, weet je, als je geen kinderen krijgt. Dat heeft er iets mee te maken dat je baarmoeder verdroogt.’

‘Echt?’

‘O, zeker weten. Die verdroogt, en dat schijnt iets met je hersenen te doen.’

‘Wat kunnen we dan verwachten?’

‘Geen idee.’ Bertha schudde onheilspellend haar hoofd. ‘Misschien dat die kunstenaar haar opvrolijkt.’ Haar boezem schudde van het lachen. ‘Ík word er in elk geval vrolijker van!’

 

Clementine drong erop aan de helft van de rekening voor hun lunch te betalen. Veel was het niet, en Joe wilde haar met alle geweld trakteren, maar ze legde twaalf pond op het schaaltje en weigerde die terug te pakken. ‘Je hebt me al een bos rozen gegeven. Ik wil niet dat je ook nog eens voor de lunch betaalt.’

‘Ik ben blij dat je ze mooi vond.’

‘Prachtig. Het hele kantoor fleurt ervan op.’

‘Jij hebt mijn dag opgefleurd.’

‘Mooi zo.’ Ze voelde iets knijperigs in haar stem en glimlachte stijfjes.

‘Afgelopen nacht was fantastisch.’

‘Ja. Mooi zo.’ Ze speurde verwoed naar de ober.

‘Je klinkt niet erg overtuigd. Vond jij het dan niet fijn?’

Ze richtte haar blik op de vissersbootjes die op zee dobberden en wilde dat ze met een daarvan weg kon varen. ‘Ik kan me er niet veel van herinneren,’ mompelde ze. ‘Ik had te veel wodka gedronken. Vanochtend voelde ik me verschrikkelijk. Dus nee, ik vond het niet zo fijn.’

Teleurgesteld kromp Joe in elkaar. ‘Wat jammer.’

‘Dat vind ik ook.’

‘Ik had je niet zo veel moeten laten drinken.’

‘Ik ben er niet aan gewend,’ loog ze.

‘Maar je was wel grappig.’

‘Dat zal best.’ Dreigend keek ze hem aan. ‘Het is niet mijn gewoonte om bij een eerste afspraakje meteen met iemand het bed in te duiken.’

Joe keek verbaasd. ‘Denk je dan dat je met mij het bed in bent gedoken?’

‘Niet dan?’ Nu was het haar beurt om in elkaar te krimpen.

‘Voor wat voor soort man zie je me aan? Denk je soms dat ik je vol zou gieten met drank en je dan zou misbruiken?’

‘Heb je dat niet gedaan dan?’

‘Natuurlijk niet!’

‘Dus we hebben alleen maar wat gerommeld?’

‘Zo zou ik het niet willen noemen. Op het moment zelf had je er helemaal geen bezwaar tegen. Je kon er zelfs geen genoeg van krijgen.’

‘Niet te veel details graag.’

Hij grijnsde. ‘Voel je je nu beter?’

‘Ja, een stuk beter. Toen ik vanochtend wakker werd, schaamde ik me kapot. Zo’n soort meisje ben ik helemaal niet.’

‘Dat weet ik. Daarom vind ik je ook zo leuk.’

Het zou niet zo makkelijk worden om zich hieruit te redden nu ze zich zo dankbaar voelde. ‘Dank je wel.’

‘Je bent een eigenzinnig type. Dat mag ik wel.’

‘Ben ik dat?’

‘En die overbeet vind ik erg leuk. Sexy.’

‘Mijn overbeet?’

‘Ja, zoals je boventanden…’

‘Zoals jij het zegt ben ik een soort Goofy.’

‘Wanneer zie ik je weer? Vanavond?’

‘Vanavond niet, Joe.’

‘Morgen dan?’

‘Misschien.’

Hij schonk haar een grijns. ‘Ik hou wel van vrouwen die zich niet zomaar gewonnen geven.’

 

Clementine keerde mismoedig terug naar kantoor, ondanks de ontdekking dat ze uiteindelijk toch geen dingen had gedaan die niet hoorden. Ze had gehoopt er een eind aan te maken met Joe, maar het leek nu juist geheel op eigen kracht pas goed te beginnen, zonder dat er ook maar enige rekening met haar werd gehouden.