8
De volgende morgen liepen de twee meisjes door het klaprozenveld naar Villa Magdalena. Costanza zag meteen dat haar vriendinnetje een mooie jurk aanhad en dat haar haar glansde, en ze stikte van jaloezie. In werkelijkheid had Floriana maar heel weinig, en toch, zoals ze die ochtend vol zelfvertrouwen door het veld liep, leek het of ze alles had. Onwillig liep Costanza achter haar aan, alsof ze haar wilde tegenhouden. ‘Als je geen zin hebt om mee te gaan, hoeft het niet, hoor,’ zei Floriana, die even bleef staan, zodat ze haar kon inhalen.
‘Ik wil wél mee.’
‘Schiet dan een beetje op.’
‘Vanwaar die haast? La Magdalena loopt heus niet weg.’
‘Maar Dante misschien wel.’
‘Je had je voor hem niet zo mooi aan hoeven kleden, hoor. Hij ziet je toch als een kind, of je nou je mooiste jurk aanhebt of dat groezelige geval waar je anders altijd in loopt.’
‘Ik heb me niet voor hem mooi aangekleed!’ voegde Floriana haar toe.
‘Voor wie dan wel?’
‘Voor mezelf, gekkie. Signora Bruna zei tegen me dat ik beter voor mezelf moet zorgen nu ik bijna volwassen ben.’
‘Ik mag van mijn moeder de deur niet uit als ze mijn haar niet heeft geborsteld en mijn gezicht niet heeft opgepoetst. Ik ben haar zó zat!’
Floriana wierp Costanza een blik toe. In haar onberispelijk gestreken blauwe jurk en schone sandalen zag ze er veel verzorgder uit dan zijzelf. Haar lange blonde haar was uit haar gezicht gekamd en vastgezet met blauwe strikken. Het maakte echt een heel verschil of je een moeder had die voor je zorgde. Floriana beende verder en deed haar best de gedachte aan haar afwezige moeder van zich af te zetten.
‘En als hij er nou niet is?’ vroeg Costanza bezorgd.
‘Dan gaan we toch een beetje rondsnuffelen in de tuin? Nu hij me alles heeft laten zien weet ik er de weg.’
‘En als we dan iemand tegenkomen? Er loopt vast een heleboel personeel rond.’
‘Ik ben gisteren met hem samen gezien. Ze kennen me nu allemaal.’
‘Misschien bellen ze de politie wel.’
‘Natuurlijk niet. Twee meisjes zijn toch geen bedreiging? We zien er niet bepaald uit als zigeuners, of wel soms?’
‘We zouden in de problemen kunnen komen. Beppe is een heel machtig man.’
‘Nou en? Hij is nog altijd een gewoon mens, net als wij. Wees toch niet zo’n bangeschijter.’
‘Ik ben alleen maar verstandig.’
‘Nou, hou daar dan mee op. Verstandig zijn is stom.’
Uiteindelijk stonden ze voor de grote zwarte ijzeren hekken en tuurden naar binnen. De gele villa piepte koket tussen de cipressen langs de laan door.
‘Het is in elk geval wel een heel mooi palazzo,’ zei Costanza bewonderend.
‘Het is nog veel meer. Het is een sprookje.’
‘Ik heb een heleboel van dit soort huizen gezien, hoor.’
‘Dat zal best.’
‘Om eerlijk te zijn leek ons huis in Portofino er heel veel op.’
‘Jammer dat je vader dat niet meer heeft.’
‘Dat is helemaal niet jammer. Het is veel werk om zo’n groot huis te onderhouden.’
‘Niet als je mensen hebt die dat voor je doen.’
‘Nou ja, we hadden natuurlijk wel personeel. Een heleboel.’
‘Hier ben ik Dante gisteren tegengekomen,’ zei Floriana dromerig.
‘Kennelijk komt hij vandaag niet.’
‘O ja hoor, hij komt heus wel.’
‘Ik vind dat we nu naar huis moeten gaan.’
‘Je bent bang.’
‘Niet waar. Ik vind het alleen niet zo tof om als een stel zwerfhonden bij deze hekken rond te hangen.’
‘Als hij niet komt, klimmen we op de muur.’
‘In onze jurken?’
‘Geen probleem. Die kunnen we uittrekken.’
Costanza was ontzet. ‘Ze uittrekken?!’
‘Ja, we doen ze uit en gooien ze over de muur, klimmen eroverheen en trekken ze aan de andere kant weer aan. Makkelijk zat.’
‘Dat meen je niet.’
‘Jawel, dat meen ik wel. Kom op, ik zal het je laten zien.’
Ze huppelde er zorgeloos vandoor en ging Costanza voor langs de erfgrens die ze zo goed kende, waarbij ze de muur volgden tot ze bij het gedeelte kwamen waar die was afgebrokkeld en laag genoeg was om erop te klimmen. ‘Als we erbovenop zitten, kunnen we de tuinen in kijken. Die zijn echt prachtig.’
‘Daar voel ik niets voor. Als ik een gat in mijn jurk krijg, vermoordt mijn moeder me.’
‘Doe hem dan uit.’ Costanza keek verbijsterd toe toen Floriana uit haar eigen jurk stapte en op een wit onderbroekje na, dat tot een grauwe kleur verwassen was, in haar blootje stond. Ze had nog steeds het lichaam van een achtjarige. Costanza had echter weelderiger vormen en haar borstjes begonnen al te ontluiken.
‘Dat ga ik niet doen,’ protesteerde ze toen Floriana een dansje maakte om haar te plagen.
‘Ik voel me vrij zo zonder kleren. Kom op, het is leuk!’
‘Je bent te oud om in je blootje rond te dansen.’
‘Oké, dan doe je het niet.’ Floriana hield op met dansen en gooide met een gierende lach haar jurk over de muur. ‘Daar gaat-ie dan! Ik hoop maar dat er aan de andere kant geen hond staat!’ Vervolgens klom ze als een aapje omhoog. Boven gekomen ging ze trots op de muur zitten en glimlachte naar haar vriendin omlaag. ‘Ik help je wel een handje, kom op!’ Costanza reikte omhoog en pakte de hand aan. ‘Zet je voet in dat gat en hijs jezelf op.’ Ze deed wat haar werd gezegd, en langzaam, heel behoedzaam en angstig, voegde ze zich bij haar vriendin.
‘Niet te geloven dat je dat deed,’ zei Costanza verhit, haar jurk gladstrijkend. ‘Stel nou dat iemand je ziet!’
‘Wie zou me moeten zien?’
‘Ik!’ klonk een lage stem vanaf de andere kant van de muur. Floriana keek omlaag en zag dat Dante haar jurk voor haar ophield. ‘Ik zal niet kijken,’ zei hij, zijn ogen afschermend met zijn andere hand. Proestend van de lach en niet in het minst in verlegenheid gebracht pakte Floriana de jurk aan, stapte erin en trok hem over haar schouders. ‘Mag ik al kijken?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde ze, terwijl ze de knoopjes dichtmaakte. ‘Er valt trouwens niets te zien.’ Costanza kleurde tot aan haar haarwortels terwijl ze zich probeerde voor te stellen hoe erg het zou zijn geweest als zij zo dwaas was geweest om haar vriendin na te doen en haar eigen jurk over de muur te gooien. Het was al erg genoeg dat ze werd betrapt terwijl ze onuitgenodigd zijn terrein binnenklom.
‘Hoe heet je vriendin?’ vroeg Dante, terwijl hij zijn trotse blik op Costanza liet rusten.
‘Costanza Aldorisio,’ liet Floriana hem weten.
‘Ken ik jouw ouders niet?’
‘Ja,’ antwoordde Costanza.
‘Conte Carlo Aldorisio?’
‘Ja.’ Haar stem was nauwelijks meer dan een fluistering.
‘Nou, jullie hoeven niet de hele ochtend daar te blijven staan. Laten we jullie allebei maar eens naar beneden helpen.’ Hij stak zijn handen omhoog, die Floriana zonder aarzelen pakte, en hielp haar op het gras te springen. Costanza was verlegen en pakte zijn handen met de grootste gêne vast. Hij was heel knap om te zien en ze nam het Floriana helemaal niet kwalijk dat ze verliefd op hem was geworden. Ze had in haar hele leven nog nooit zo’n knapperd gezien. Ze sprong omlaag, zich er voor de eerste keer van bewust hoeveel zwaarder ze moest zijn dan Floriana.
‘Dus jíj bent de kleine Costanza Aldorisio,’ zei hij peinzend terwijl hij naar haar grijnsde. ‘We hebben elkaar al eerder ontmoet, maar dat herinner je je vast niet meer, want je was toen nog heel klein.’
‘Echt waar?’
‘Je bent hier met je ouders geweest.’ Ze knikte schaapachtig. ‘Bespioneer jij ons ook?’
Costanza’s blos werd dieper. ‘Nee. Ik niet. Alleen Floriana.’
‘Dus jij bent de Eenzame Spion?’ vroeg hij aan Floriana.
‘Ik geloof niet dat iemand jullie tuin mooier vindt dan ik.’
‘Daar kon je wel eens gelijk in hebben.’
‘Kunnen we weer naar de tuin met de zuilen gaan? Die zou ik graag aan Costanza laten zien.’
‘Natuurlijk.’
Op dat moment kwam Truste tussen de bomen vandaan gedrenteld. Costanza slaakte een kreet van angst toen de hond opgewonden naar hen toe kwam rennen. ‘Truste!’ riep Floriana uit, en ze bukte zich om haar vriendje met open armen welkom te heten.
‘Je hoeft niet bang te zijn, Costanza,’ zei Dante, terwijl hij een beschermende hand op haar schouder legde. ‘Het is een lieve hond.’ Costanza keek toe hoe de hond zich in Floriana’s armen stortte en haar bijna omvergooide.
‘Is het geen schatje? Moet je kijken, hij likt me weer!’
‘Hou jij van dieren?’ vroeg Dante aan Costanza.
‘Nee,’ antwoordde die.
‘Ik wel!’ zei Floriana enthousiast. ‘Had ik maar een hond. Een maatje dat altijd bij me is en zonder vragen te stellen van me houdt. Dat zou ik wel fijn vinden.’
‘Je mag Truste van me lenen wanneer je maar wilt,’ zei Dante, die haar blijdschap aanstekelijk vond. ‘Kom op, laten we in de tuin van mijn moeder gaan zitten.’
Hij stak zijn handen in zijn zakken en liep weg in de richting van het huis. Truste voelde dat er iets bewoog in de bosjes, spitste zijn oren en hield zijn staart stijf, waarna hij eropaf schoot om een kijkje te gaan nemen. Floriana schonk haar vriendin een glimlach alsof ze wilde zeggen: ‘Ik zei toch dat hij knap was?’ en Costanza glimlachte zenuwachtig terug, al voelde ze zich beter nu Dante en zij officieel aan elkaar waren voorgesteld.
Ze liepen door de tuinen en bewonderden de marmeren beelden en de hagen die tot volmaakte ronde bollen waren gesnoeid. In de borders waren een paar tuinmannen aan het werk; ze gaven de planten water voordat de zon te warm zou worden en wiedden onkruid, dat ze in kruiwagens gooiden. Toen ze Dante zagen, staakten ze hun bezigheden, namen hun hoed af en knikten eerbiedig. Floriana merkte het op en was trots dat ze naast zo’n belangrijke man liep.
Dante glimlachte toegeeflijk terwijl de twee meisjes opgetogen babbelden. Costanza vergat haar zenuwen en liet zich door Floriana alles aanwijzen, alsof het palazzo en het terrein eromheen haar nu al toebehoorden. Toen ze bij de tuin met de zuilen kwamen, ging Floriana zitten en verkondigde dat dit haar favoriete plekje was omdat ze hier de vogels in de bomen en het geklater van de fontein kon horen, en de zon op haar gezicht kon voelen. ‘Hemels is het hier,’ stelde ze eenvoudigweg, en ze leunde achterover en sloot haar ogen. ‘Op zo’n mooie plek moet God wel wonen, denk je niet? Als Hij niet in de kerk is.’
Dante lachte en kwam bij haar op de bank zitten. ‘Misschien is de kerk de plek waar Hij werkt, als een soort kantoor, en is Hij hier wanneer Hij weg kan van al die mensen die Hem onmogelijke dingen vragen.’
‘Wat ík Hem vraag is niet onmogelijk,’ zei Floriana. ‘Ik zou Hem nooit onder druk zetten.’
‘Wat heb je dan gevraagd, piccolina?’
Ze glimlachte geheimzinnig. ‘Dat kan ik niet zeggen. Als ik dat wel zou doen, zou ik je moeten vermoorden.’
‘Nou, vertel het me dan maar niet.’
‘Ze vraagt of haar moeder terug kan komen,’ zei Costanza uit zichzelf; ze voelde zich nu meer op haar gemak en was een tikje jaloers dat Dante Floriana daarnet ‘kleintje’ had genoemd, alsof hij haar al een hele tijd kende en dol op haar was. Ze ging op een van de andere banken zitten.
‘Waar is je moeder dan?’
‘Die is ervandoor met een man die ze was tegengekomen op de markt,’ zei Floriana onbekommerd. Aangezien ze toch met Dante zou gaan trouwen, mocht hij best alles over haar weten.
‘Wat erg.’
‘Dat vind ik ook. Ik wilde vroeger altijd dat ze mij had meegenomen, maar als ze dat had gedaan zou ik hier nu niet op deze prachtige plek zitten.’
Nieuwsgierig keek hij haar aan. ‘Wil je liever hier zijn dan bij je moeder?’
‘Natuurlijk. Ik kan me niet voorstellen dat mijn moeder zo’n soort tuin zou hebben. Misschien heeft ze wel een druivenplant, want de man met wie ze ervandoor ging verkocht tomaten.’ Ze lachte, alsof het er allemaal niet toe deed.
‘Dus je woont bij je vader?’
‘Hij is de chauffeur van mijn vader,’ voegde Costanza er gewichtig aan toe.
‘Hij is een ramp,’ zei Floriana.
Dante fronste zijn voorhoofd, want ineens leek ze ontmoedigd. ‘Kom, ik wil jullie iets laten zien.’ Hij stond op. ‘Een verrassing.’
Floriana zette de gedachte aan haar vader van zich af en glimlachte alweer. ‘Ik ben dol op verrassingen!’ zei ze stralend.
Ze liepen achter hem aan door de poort in de muur en kwamen in de siertuin, waar een stenen trap in een elegante bocht omhoogvoerde naar het huis. Een man in een groene overall stond het grind te harken, zijn hoofd beschermd tegen de zon door een witte hoed. Een andere man gaf de borders water met een tuinslang. Een grijze kat lag op de balustrade te slapen en Floriana huppelde naar hem toe om hem te aaien. ‘Is die van jou?’
‘Hij is niet echt van iemand,’ antwoordde Dante. ‘Nog zo’n zwerver.’
‘Jij boft maar. Ik zou ook wel een zwerfdier willen adopteren.’
‘Van mij mag je hem adopteren, maar hij komt alleen telkens hiernaartoe, want hij weet dat hij hier te eten krijgt.’
‘Ik zou er niet over piekeren om hem hier weg te halen. Kijk, hij is net een prinsje dat aan de voet van het paleis ligt te slapen. Bij ons thuis is het heel klein en zou hij erg ongelukkig zijn.’
‘Je vader zou hem waarschijnlijk villen,’ zei Costanza.
‘Welnee, zeg,’ zei Floriana fel en defensief. ‘Maar hij zou hem niet leuk vinden.’
Geïntrigeerd sloeg Dante Floriana gade. Ze leek zelf wel een zwerfkat – een brutaal, eigengereid katje dat graag wilde dat iemand voor haar zou zorgen. Hij liep verder, naar de andere kant van de tuin, waar achter een oeroude stenen muur een olijfgaard was aangelegd. Tussen de olijfbomen stonden vijgen-, appel-, kersen- en sinaasappelbomen, en enorme terracotta potten met deksels erop die vroeger werden gebruikt om voorraden in op te slaan. De grond was bedekt met honderden gele bloempjes die tussen het hoge gras uit piepten, en langs de muur stonden kronkelige eucalyptusbomen die als afgeleefde oude mannen de wacht leken te houden.
‘Wat een verrassing!’ riep Floriana enthousiast uit bij de aanblik van alweer een verpletterend mooie tuin om van te genieten.
‘Je hebt de verrassing nog niet eens gezien,’ lachte Dante, terwijl hij met zijn handen in zijn zakken zoekend rondkeek. ‘Ah, daar is hij.’ Floriana en Costanza volgden zijn blik en zagen een schitterende pauw pikkend over de grond lopen, wiens blauwe borstveren glansden als olie.
‘Ik zei toch al dat er zeldzame vogels in deze tuin waren?’ zei Floriana. ‘Wat is hij mooi. Heeft hij ook een naam?’
‘Nee. Hij heet gewoon Pauw.’
‘Wat lui van je om geen naam voor hem te bedenken. Dan bedenk ik er wel een.’ Ze kneep haar ogen tot spleetjes en grijnsde toen triomfantelijk. ‘Michelangelo.’
‘Is dat niet een beetje te veel van het goede?’
‘Nee hoor, een deftige naam voor een deftige pauw. Hij moet hier het hoofd hooghouden, dus laten we hem een beroemde naam geven.’
‘Bijt hij?’ vroeg Costanza, een beetje zenuwachtig.
‘Ik denk niet dat hij het fijn vindt als je te dichtbij komt,’ antwoordde Dante waarschuwend. Floriana negeerde hen allebei en liep zachtjes op de pauw af, met uitgestoken hand om hem vriendschap aan te bieden. ‘Pas op, piccolina.’ Dante en Costanza keken toe terwijl Floriana de pauw benaderde. Michelangelo hief zijn kop op en sloeg haar argwanend gade. Toen ze naderbij kwam, zette hij een stapje naar haar toe, nieuwsgierig naar wat ze in haar hand had. Met schokkerige bewegingen sloeg hij haar gade, en naderbij sluipend fluisterde ze hem bemoedigend toe.
Uiteindelijk was ze bij hem. Hij verstijfde, maar pikte haar niet toen ze met haar vingers zachtjes over zijn trotse borst aaide en de kleine veertjes gladstreek die aanvoelden als bont.
‘Hij mag je zo te zien wel,’ zei Dante. Costanza wenste dat zij niet zo bang was. Op dat moment vouwde de vogel zijn prachtige veren uit tot een kleurige, glanzende waaier. ‘Nu weet ik zeker dat hij je mag!’ lachte Dante.
‘Jij bent een heel bijzondere vogel, hè Michelangelo?’ fluisterde Floriana. ‘Ik geloof dat hij blij is met zijn nieuwe naam.’
‘Die is heel voornaam.’
‘Beter dan Pauw. Hoe zou jij het vinden om Man genoemd te worden?’
‘Niet zo leuk.’
‘Hij vindt Michelangelo mooi.’ Ze knielde neer op het gras en legde haar hand op zijn rug. De vogel liet zich haar liefkozing even welgevallen, maar stapte toen weg. ‘Hij heeft genoeg gehad,’ verkondigde ze. ‘Kan hij een beetje opschieten met de kat?’
‘Het gaat,’ antwoordde Dante. ‘Maar hij vindt de kat niet half zo leuk als jou.’
Ze liepen door de boomgaard, op een afstandje gevolgd door Michelangelo, die net zo nieuwsgierig was naar Floriana als Dante.
‘Mijn zus komt hier een week naartoe met een paar vriendinnen,’ zei Dante. ‘Jullie kunnen ook komen; dan kunnen jullie in het zwembad zwemmen.’
‘O, dat lijkt me niet zo’n goed idee,’ zei Costanza snel.
‘Waarom niet?’ vroeg Floriana. ‘Ik zou je zus wel willen leren kennen. Hoe oud is ze?’
‘Zestien. Ik heb nog een zus, Giovanna, van dertien. Die zit met mijn ouders in Mexico.’
‘Dan is ze maar een klein beetje ouder dan wij,’ zei Floriana tegen Costanza.
‘Ik denk niet dat we ons moeten opdringen. Zeker niet als Giovanna er niet is.’
‘Damiana vindt het vast leuk als jullie komen. Ze heeft graag jongere kinderen om zich heen die ze kan rondcommanderen.’
‘Ik weet niet…’ mompelde Costanza zorgelijk.
‘Je kunt niet de hele tijd op de muur blijven zitten spioneren.’ Dante gaf Floriana een knipoog. ‘Zou je het fijner vinden als ik je moeder opbel om je officieel uit te nodigen?’
Costanza was opgelucht. Ze liet haar schouders zakken en glimlachte. ‘Ja, graag.’
‘En wie moet ik voor jou bellen, piccolina?’
‘Niemand,’ zei ze vlot.
‘Niemand?’ Hij trok een wenkbrauw op.
‘Nee.’ Ze schokschouderde, alsof het er allemaal niets toe deed. ‘Het kan toch niemand iets schelen.’ Op dat moment, toen hij haar schalkse gezicht uitdagend naar hem zag opkijken, besefte hij dat het hém, op een broederlijke manier, wél kon schelen.
Dante deed zijn woord gestand en belde Costanza’s moeder die avond op. Ze was blij dat haar dochter op La Magdalena werd uitgenodigd om te komen zwemmen met zijn zus, Damiana, en stelde voor dat ze als gezelschap haar vriendinnetje Floriana zou meenemen. ‘Dat is de dochter van Carlo’s chauffeur,’ legde ze op hoogdravende toon uit, alsof ze zich wilde excuseren voor de lage afkomst van het meisje. ‘Het is een lieve meid en Costanza gaat graag met haar om. Ik gedoog haar omwille van mijn dochter, hoewel ik liever zou zien dat ze vriendschap zou sluiten met iemand van haar eigen klasse.’
‘Zij is ook van harte welkom,’ zei Dante, die bij zichzelf moest glimlachen om haar gewichtigdoenerij.
‘Ik stuur onze dienstbode wel met ze mee.’
‘Natuurlijk.’
‘Bedank Damiana hartelijk voor de uitnodiging.’
‘Dat zal ik doen.’
‘Ik hoop niet dat ze voor problemen zorgen.’
‘Natuurlijk niet. Het is leuk om ze hier te hebben. Ze mogen zo vaak komen als ze maar willen.’
‘Dat is heel aardig aangeboden. Fijn om te weten dat Costanza met het juiste soort mensen omgaat. Doe je ouders de groeten van me. Het is alweer lang geleden dat we ze hebben gezien. Komen ze van de zomer nog deze kant op?’
‘Dat betwijfel ik. Ze zijn met Giovanna op rondreis door Zuid-Amerika.’
‘Wat jammer dat ze de zomer hier mislopen.’
‘Moeder heeft een hekel aan de zon. Daar krijgt ze maar rimpels van.’
‘Tja, ze heeft inderdaad wel een heel lichte huid.’
‘Goed, dan verwachten we de meisjes morgen.’
‘Heel hartelijk bedankt. Ik weet zeker dat Costanza er erg naar uitkijkt.’
De volgende ochtend arriveerden de meisjes bij de grote poorten van Villa Magdalena vergezeld door Graziella, de dienstbode, een donkere kleine vrouw die zo rond was als een theepot, formeel gekleed in een pastelroze uniform en keurige witte schoenen. Ze werden welkom geheten door een van de tuinmannen, die de poorten openmaakte en met hen meeliep door de cipressenlaan naar het huis. Floriana huppelde blij over de schaduwen, vervuld van gedachten aan Dante en de dag die voor hen lag en die zo opwindend beloofde te worden.
Costanza was zenuwachtig. Ze maakte zich zorgen om de vreemde mensen die ze zou leren kennen en die zo veel ouder waren dan zij, en omdat ze een badpak aan zou moeten. Was ze maar net zo onbevreesd als haar vriendin. Maar ze had zich geen zorgen hoeven maken. Ze werden regelrecht naar het zwembad gebracht, dat was aangelegd aan het einde van een lang pad, hoog op de rotsen en met uitzicht op zee. Vier meisjes in bikini lagen aan een kant ervan in een met zuilen afgezet gedeelte op zonnebedden te nippen van drankjes en tijdschriften te lezen, terwijl ze hun huid goudbruin lieten kleuren in de zon. Muziek van Bob Dylan klonk op uit het huisje aan de andere kant, waar een bar, hoge krukken en kleedkamers waren.
Dante lag in het water aan de rand van het zwembad met de meisjes te praten. Toen hij de kinderen de treetjes af zag komen, zwaaide hij en riep naar hen. Damiana ging rechtop zitten en wuifde ook, waarbij haar mooie gezicht opbloeide in een glimlach. Haar blonde haar was in een paardenstaart gebonden onder een witte zonnehoed, en aan haar polsen bungelden gouden armbanden. Ze stond op in haar minuscule witte bikini en liep om het zwembad heen om hen te begroeten. ‘Dante heeft me veel over je verteld,’ zei ze tegen Floriana. ‘En ik geloof dat wíj elkaar al eens eerder hebben gezien,’ voegde ze er tegen Costanza aan toe.
Costanza voelde zich heel gewichtig nu ze zo apart werd genoemd, en ze antwoordde ferm dat hun ouders elkaar kenden. ‘Trek jullie zwemkleren maar aan en kom bij ons zitten. Willen jullie iets drinken?’
‘Ik hoef niets, dank je wel,’ zei Costanza, die zich te opgelaten voelde om ergens om te vragen.
‘Ik zou wel wat lusten,’ zei Floriana vermetel.
‘Wat mag het wezen?’
‘Wat heb je?’
Damiana glimlachte toegeeflijk. ‘Kom maar even kijken. Er staat een hele bar tot je beschikking.’ Ze liepen achter haar aan het huisje in, waar Graziella al was gaan zitten en zichzelf koelte toewuifde. Een bediende stond in een formeel zwart pak en een wit hemd achter de bar. Costanza vond hem er erg verhit uitzien. ‘Moet Primo een vruchtensapje voor je maken?’
‘Je mag zelf kiezen van welk fruit,’ zei Primo tegen Floriana.
‘Dat klinkt leuk,’ antwoordde ze, op een kruk klauterend. ‘Waarom neem jij niet ook een sapje, Costanza?’
‘Nou, goed dan,’ antwoordde die, dankbaar dat haar vriendin haar had overgehaald. Ze had echt ontzettende dorst.
De kleedruimte zag er heel mooi uit, met twee toiletten en marmeren wastafels met allerlei soorten lotions en parfums in een rijtje op plankjes onder grote, rijk bewerkte spiegels. De meisjes hingen hun jurken aan haken en zetten hun schoenen keurig onder de houten bank daaronder. Opgewonden wurmden ze zich in hun zwemkleding.
‘Wat is ze aantrekkelijk,’ fluisterde Costanza. ‘Zag je hoe slank ze is? En die bikini, echt piepklein. Ze laat alles zien!’
‘Ik vind haar net een engel,’ antwoordde Floriana, die de bandjes van haar zwempak over haar schouders trok.
‘Ze is aardig.’
‘Volgens mij kun je ook alleen maar aardig zijn als je op zo’n plek woont als deze.’
‘Klopt. Jij zou hier niet ongelukkig kunnen zijn, toch?’
‘Geen moment.’
‘Ga je meteen zwemmen?’
‘Natuurlijk,’ zei Floriana enthousiast. ‘Ik kan niet wachten.’
Costanza huiverde zenuwachtig. ‘Oké, als jij gaat, ga ik ook.’
Ze kwamen het huisje uit met hun drankjes. Damiana stond met een eigen drankje op hen te wachten. Ze had een babbeltje gemaakt met Graziella, die heel verrast was dat de jonge vrouw zich überhaupt had verwaardigd haar aan te spreken en onder haar bruine huid bloosde van genoegen.
‘Oké, meiden, ik zal jullie even aan mijn vriendinnen voorstellen. Die malle broer van me kennen jullie al, dus die slaan we over.’
Ze liepen achter haar aan naar de zonnebedden, waar een bediende in een witte korte broek en een poloshirt er nog twee bij zette, handdoeken over de matrasjes drapeerde en er nog een paar extra voor na het zwemmen keurig opgevouwen op het voeteneinde legde. Floriana zoog alle details in zich op en was dolgelukkig.
De drie andere meisjes keken op van hun tijdschriften en glimlachten. Damiana stelde hen voor als Maria, Rosaria en Allegra. Ze waren allemaal knap om te zien, met een slank figuur en smetteloze huid, maar geen van allen waren ze zo aanbiddelijk als hun gastvrouw, die, samen met haar broer, een superieure glans leek uit te stralen.
‘Nou, komen jullie er nog in?’ riep Dante vanuit het zwembad. ‘Het water is heerlijk.’
Floriana hoefde zich niet te laten overhalen. Ze zette haar drankje op het witte tafeltje naast haar zonnebed en gooide haar handdoek op de grond. Met een grote sprong plonsde ze zo het water in. Costanza zag het vanaf de kant timide aan.
‘Zij is die kleine zwerver, l’orfanella,’ hoorde ze Damiana tegen haar vriendinnen zeggen terwijl Floriana naar Dante toe zwom.
‘Poverina!’ verzuchtte Allegra meelevend.
‘Wat erg om geen moeder te hebben,’ zei Maria.
‘Beter een overleden moeder dan een moeder die je niet wil,’ voegde Rosaria eraan toe, en ze stak een sigaret op.
‘Dante heeft haar gered,’ zei Damiana. ‘Echt iets voor hem. Als er binnen een straal van tien kilometer ergens een hond gewond is, vindt hij die, neemt hem mee naar huis en zorgt ervoor. Hij kan op honderd meter afstand voelen of een vogel een gebroken vleugel heeft!’
‘En zíj dan?’ fluisterde Allegra, met een knikje naar Costanza, die deed alsof ze niet luisterde.
‘Zij is de dochter van contessa Aldorisio.’
‘Wat aristocratisch,’ zei Rosaria, onder de indruk.
‘De graaf heeft de vader van die kleine zwerfster in dienst als chauffeur.’
‘Wat lief van Costanza om zich over haar te ontfermen,’ zei Allegra goedkeurend. ‘Dat overstijgt elk plichtsgevoel.’
Toen ze die woorden hoorde, voelde Costanza zich heel trots. Ze kneep haar neus dicht en sprong in het water, blij dat ze allemaal wisten dat zij niet zomaar een arbeiderskind was, zoals Floriana, maar tot hun kringen behoorde. Terwijl ze naar haar vriendin toe zwom, glimlachte ze blij bij zichzelf, want zij was hier helemaal op haar plaats. En Floriana mocht haar handjes dichtknijpen.