Hoofdstuk 39

 

 

 

 

 

 

 

 

Toen Sofia langzaam terug naar huis kuierde, moest ze aan de ontelbare keren denken dat ze hier had gelopen. Dit was ooit haar thuis. De geur van eucalyptus hing in de vochtige lucht en ze hoorde de pony’s snuiven in de velden. De krekels sjirpten ritmisch – zolang Argentinië bestond, zo lang moesten er hier krekels zijn. Ze hoorden bij deze plek, net als de ombu-boom. Ze kon zich de campo niet zonder het geluid voorstellen. Ze ademde de geuren van de pampa in en liet zich op de bitterzoete echo’s uit haar jeugd meevoeren. 

   Tegen de tijd dat ze bij het huis aankwam, was ze misselijk van nostalgie. Ze moest even alleen zijn om na te denken. Omdat ze verwacht had dat Santa Catalina veranderd was, verontrustte het haar dat alles bij het oude was gebleven. Ze had weer een kind kunnen zijn, en toch was ze hier in het lichaam van een volwassen vrouw, vol ervaringen uit een ander land, een ander leven. Terwijl ze om zich heen keek besefte ze dat de tijd op Santa Catalina had stilgestaan, alsof de wereld er stilletjes aan voorbij was gegaan. Ze liep naar het zwembad en slenterde eromheen. Maar de herinneringen bleven ongewild komen; waar haar oog ook op viel, alles voerde haar terug naar het verleden. De tennisbaan waarop zij en Santi zo vaak gespeeld hadden, doemde uit de duisternis op; ze kon hun spookstemmen bijna horen plagen en lachen in de wind.

   Sofia ging aan de rand van het zwembad zitten en dacht aan David. Ze haalde zich zijn gezicht voor de geest, zijn lichtblauwe ogen, de rechte, aristocratische neus die ze zo vaak had gekust. Ze dacht aan alle dingen aan hem waarvan ze hield. Ja, ze hield van hem, maar niet op de manier zoals ze van Santi hield. Ze wist dat het verkeerd was. Ze wist dat ze niet naar de armen van een ander moest verlangen, naar de lippen van een ander, de liefkozingen van een ander, en toch was ze nooit opgehouden van deze andere man, die op een vreemde manier met haar ziel was vergroeid, te houden. Ze verlangde zo naar Santi dat ze het gevoel had te stikken. Na vierentwintig jaar was de pijn nog even hevig als altijd.

   Het was donker toen ze weer terug bij het huis was. Ze was weer rustig geworden, had een beetje gewandeld en diep ingeademd – al die wijze dingen die grootvader O’Dwyer haar had aangeraden wanneer haar broers haar weer eens hadden geplaagd en ze hees van woede was geweest. Ze liep de keuken in, waar Soledad haar met een likje van de nog op te stijven dulce de leche-mousse begroette. Nadat ze op haar vaste plaats aan tafel was gaan zitten, kletsten ze als vriendinnen terwijl Soledad doorging met koken. Sofia moest haar zinnen verzetten, en Soledad vormde de perfecte afleiding. 

   ‘Señorita, hoe kon je zo lang wegblijven? Je hebt me niet eens geschreven. Wat bezielde je? Dacht je soms dat ik je niet zou missen? Dacht je dat het mij allemaal koud liet? Natuurlijk niet. Ik voelde me afgewezen. Ik dacht dat je niet meer om me gaf. Na alles wat ik voor je heb gedaan. Ik heb jaren gehuild. Ik zou woedend op je moeten zijn, maar dat kan ik niet. Ik ben veel te blij dat ik je zie,’ zei ze verwijtend, terwijl ze met haar neus boven de dampende zapallo-soep ging hangen om haar gezicht te verbergen. Sofia vond het verschrikkelijk voor haar. Soledad had van haar gehouden als was ze haar eigen kind en Sofia had nauwelijks aan haar gedacht. 

   ‘O Soledad, ik ben je nooit vergeten. Het was alleen onmogelijk voor me om terug te gaan. Ik heb een nieuw leven in Engeland opgebouwd.’

   ‘Señor Paco en señora Anna zijn na je vertrek nooit meer de oude geworden. Vraag me niet wat er is gebeurd, ik steek mijn neus niet graag in andersmans zaken, maar tussen hen is het nooit meer geworden zoals het was. Jij vertrok en zij groeiden uit elkaar. Alles veranderde. Ik vond het maar niks; de fijne sfeer was verdwenen. Ik verlangde ernaar dat je terug zou komen, maar je schreef niet eens! Geen woord. Nada! 

   ‘Het spijt me, dat was heel onattent van me. Soledad, als ik heel eerlijk ben, en ik ben altijd eerlijk tegen je geweest, dan moet ik bekennen dat het pijn deed om aan Santa Catalina te denken. Ik miste jullie allemaal zo, ik kon niet schrijven. Ik weet dat ik het wel had moeten doen, maar op de een of andere manier was het gemakkelijker om alles te vergeten.’

   ‘Hoe kun je je roots vergeten, Sofia? Hoe kun je?’ vroeg ze, haar grijze hoofd schuddend. 

   ‘Geloof me, als je aan de andere kant van de wereld zit, dan lijkt Argentinië heel ver weg. Ik probeerde het beste van mijn leven te maken. Ik had alleen eerder moeten terugkomen.’

   ‘Je bent al even koppig als je grootvader was.’

   ‘Maar nu ben ik hier,’ zei ze, alsof haar dat voldoende troost zou moeten schenken.

   ‘Ja, maar je zult weer weggaan. Er is hier nu niets meer voor jou. Señor Santiago is getrouwd. Ik ken je, je blijft niet.’

   ‘Ik ben ook getrouwd, Soledad. Ik heb ook een gezin en een man die ik aanbid.’

   ‘Maar je hart is hier bij ons,’ zei ze. ‘Ik ken jou. Vergeet niet dat ik je heb grootgebracht.’

   ‘Wat vind je van Claudia?’ hoorde ze zichzelf ineens vragen.

   ‘Ik roddel niet graag over mensen, laat staan over een Solanas – ik verdedig de familie door dik en dun. Niemand is zo loyaal als ik; anders was ik al jaren geleden vertrokken. Maar omdat jij het bent, zal ik je vertellen wat ik ervan vind. Señora Claudia is geen Solanas. Ik denk niet dat hij van haar houdt. Ik denk dat er maar één persoon is van wie hij ooit heeft gehouden. Ik wil de details niet weten, dat gaat me niets aan. Nadat jij was vertrokken, heeft hij hier als een geest rondgedoold. La vieja bruja zei dat zijn aura dof was. Ze vroeg of ze hem kon zien, ze zou hem er weer bovenop hebben geholpen, maar hij heeft nooit belangstelling voor die duistere wereld gehad. Na die vreselijke toestand met señor Fernando, begon señor Santiago señora Claudia voor de weekenden op Santa Catalina uit te nodigen, en kon hij weer lachen. Ik dacht dat hij nooit meer zou lachen. Toen trouwde hij met haar. Ik denk dat wanneer hij haar niet had ontmoet, hij de strijd zou hebben opgegeven. Dan had hij de handdoek in de ring gegooid, echt waar. Maar ik denk niet dat hij van haar houdt. Ik hou mijn ogen open – ik zie dingen. Het gaat me natuurlijk niets aan. Hij respecteert haar; ze is de moeder van zijn kinderen. Maar ze leeft niet in zijn hart. La vieja bruja zegt dat je maar één hartsvriend of -vriendin kunt hebben.’ 

   Sofia luisterde naar haar woordenstroom. Hoe meer ze hoorde, des te meer ze ernaar verlangde hem uit zijn verdriet te kunnen verlossen. Het amuseerde haar dat Soledad zoveel wist. De roddels moesten haar via de andere dienstmeisjes en de gauchos ter ore zijn gekomen. Maar ze wist dat ze met hun roddels slechts naar de waarheid konden gissen.  

 

Rafael en zijn vrouw Jasmina voegden zich bij Sofia en haar ouders op het terras voor het avondeten. Sofia was blij met hun gezelschap. Jasmina was vriendelijk en sensueel; haar weelderige lichaam straalde iets van rijpe vruchtbaarheid uit, wat de koele Claudia ten enenmale miste, en Sofia was haar dankbaar voor haar wereldse humor. Ze had haar twee maanden oude dochtertje bij zich in een omslagdoek en gaf haar aan tafel discreet de borst. Sofia kon zien dat haar moeder het afkeurde maar dat ze haar best deed haar ongenoegen voor zich te houden. Jasmina kende haar schoonmoeder goed genoeg om de signalen op te vangen, maar was zo verstandig om haar te negeren.

   ‘Rafa wil geen kinderen meer, hij zegt dat vijf genoeg is. Ik kom uit een gezin van dertien – imagináte!’ Er verscheen een volle glimlach op haar gezicht en haar lichtgroene ogen hadden in het kaarslicht een schalkse schittering. 

   ‘Echt, mi amor, dertien is tegenwoordig niet praktisch meer. Hoeveel denk je dat alleen hun opleiding al kost?’ zei Rafael, die zijn vrouw een liefdevolle grijns schonk. 

   ‘Dat zien we dan wel weer. Ik zie niet in waarom we zouden moeten stoppen,’ lachte ze, en ze schoof haar bloesje iets opzij om te zien of de baby goed dronk. ‘Als ze nog zo klein zijn ben ik helemaal weg van ze. Zodra ze groter worden hebben ze je veel minder nodig.’

   ‘Dat ben ik toch niet met je eens,’ zei Paco, die zijn grote, ruwe hand op die van Sofia legde. ‘Ik denk dat als je je kinderen een liefdevol thuis geeft, ze er altijd naar zullen terugkeren.’

   ‘Jij hebt ook kinderen, hè Sofia?’

   ‘Ja, twee dochters.’ Ze liet haar hand onder die van haar vader liggen, maar anders dan vroeger was ze zich ervan bewust dat hij er lag.

   ‘Qué pena dat je ze niet hebt meegebracht. Clara en Elena zouden het hartstikke leuk hebben gevonden. Ze zijn allemaal ongeveer van dezelfde leeftijd, nietwaar, amor? En het zou zo goed zijn voor hun Engels.’ 

   ‘Ze zouden meer met mij moeten oefenen, Jasmina,’ zei Anna.

   ‘Ja, maar je weet hoe kinderen zijn, je kunt ze niet dwingen tot iets wat ze niet willen.’

   ‘Misschien zou je strenger moeten zijn,’ hield Anna vol. ‘Kinderen weten niet wat goed voor ze is.’

   ‘O nee, dat wil ik ze niet aandoen. Na school zijn ze thuis, en thuis willen ze spelen.’

   Sofia begreep meteen dat dit een strijd was die haar moeder niet zou winnen, en ze bewonderde de aardige manier waarop Jasmina haar dat duidelijk maakte. Ze was taaier dan haar zachte uiterlijk deed vermoeden.

   Soledad greep elke kans aan om op het terras te komen, om eten op te dienen, borden weg te nemen, de mosterd te brengen, de waterkan te vullen. Ze stak zelfs twee keer haar hoofd om de deur onder het voorwendsel dat ze Anna had horen bellen. Telkens had ze een brede, alerte grijns om haar mond. Na een paar keer kon Sofia zich niet meer inhouden en moest ze haar lach smoren in haar servet. Soledad was er kennelijk nieuwsgierig naar om haar met haar ouders samen te zien. Later zou ze hun reacties aan de andere dienstmeisjes op de ranch doorbrieven.

   Tegen elf uur wandelde Jasmina met haar dochter naar huis; ze verdween als een engel tussen de bomen. Paco en Rafael praatten verder, omringd door muggen en motten die op de stormlampen afkwamen. Anna trok zich terug om naar bed te gaan, en toen Paco haar probeerde over te halen om te blijven, wierp ze tegen dat ze daar te oud voor was. Sofia was blij dat ze ging, want ze wist niet wat ze tegen haar had moeten zeggen. Ze had een te grote hekel aan haar moeder om over het verleden te praten, en uit kwaadaardigheid wilde ze haar niet in haar huidige leven betrekken. Toen Anna eenmaal weg was, voelde ze zich een stuk prettiger en voor ze het wist zat ze net als vroeger met haar vader en broer te kletsen. Met hen haalde ze graag herinneringen op. Tegen half twaalf sloop ze naar haar slaapkamer.

 

De volgende dag werd Sofia als gevolg van het tijdsverschil vroeg wakker. Ze had de hele nacht doorgeslapen – een droomloze slaap die zelfs Santi niet had kunnen verstoren. Daar was ze blij om. Ze was doodmoe geweest van de reis en alle emoties. Maar nu ze eenmaal wakker was, kon ze niet meer rustig in bed blijven liggen. Ze sloop naar de keuken, waar het vroege ochtendlicht naar binnen scheen. Het bracht haar terug naar de dagen waarin ze snel iets uit de goedgevulde koelkast had gegrist, om vervolgens naar José te hollen en samen polo te oefenen. Van Rafael had ze gehoord dat José tien jaar geleden was gestorven. Hij was weg en zij had nooit afscheid kunnen nemen. Zonder José was Santa Catalina als een glimlach waarbij een voortand ontbreekt. 

   Terwijl ze een appel uit de koelkast pakte, dipte ze een vinger in de schaal met mousse. Niets smaakte zo lekker als de dulce de leche van Soledad. Ze maakte het van melk en suiker die ze op het fornuis aan de kook bracht. Hoe vaak Sofia hem ook in Engeland had gemaakt, hij smaakte nooit hetzelfde. Ze schepte een lepel mousse op haar appel en liep door de woonkamer naar het terras, dat spookachtig stil in de schaduw van de grote bomen op de stralen van de zon wachtte. Ze nam een hap van haar appel en genoot van de zoete karamelsmaak. Terwijl ze naar de ochtendmist keek die in de verte boven de vlakte hing, kreeg ze ineens zin om een pony te pakken en door de velden te galopperen. Ze liep met grote passen door het park naar de puesto, het groepje schuurtjes waar José altijd de pony’s had verzorgd.  

   Pablo begroette haar toen ze naderde, en veegde zijn handen af aan een smoezelige lap. Hij glimlachte zijn scheve, zwarte tand bloot. Ze schudde hem de hand en zei hem hoe erg ze het vond dat zijn vader was overleden. Hij knikte ernstig en bedankte haar verlegen. ‘Mijn vader mocht u erg graag, señora Sofia,’ zei hij met een bedeesde grijns. Het viel haar op dat hij haar nu ‘señora’ noemde in plaats van ‘señorita’. Het schiep een afstand die er jaren geleden nooit was geweest toen ze samen polo hadden gespeeld. 

   ‘Ik mocht hem ook erg graag. Zonder hem is het gewoon niet meer hetzelfde hier,’ zei ze oprecht, terwijl ze om zich heen naar de vreemde bruine gezichten keek die haar vanachter de ramen aanstaarden.

   ‘Wilt u gaan paardrijden, señora Sofia?’ vroeg Pablo.

   ‘Ik ga niet spelen, maar wil alleen een beetje rondgalopperen. Even lekker uitwaaien in de wind. Dat is lang geleden.’

   ‘Javier!’ riep hij. Een jongere man kwam in zijn bombachas uit het huis gerend; de munten aan zijn riem glinsterden in het bleke licht. ‘Una yegua para señora Sofia, ya.’ Toen Javier naar een donkere merrie liep, riep Pablo naar hem: ‘Niet Azteca, Javier. La Pura! Señora Sofia moet het beste paard krijgen. La Pura is de beste,’ zei hij, weer naar haar grijnzend. 

   Javier kwam met een lichte vos aanzetten en Sofia streelde de fluwelen neus terwijl hij het dier zwijgend opzadelde. Eenmaal in het zadel, bedankte ze hem, waarna ze in handgalop het veld op reed. Het voelde goed. Ze kreeg weer lucht. De spanning die zich in haar keel en borst had vastgezet, trok langzaam weg en ze voelde hoe haar lichaam door de rustige beweging van de galop ontspande. Ze wierp een blik op Chiquita’s huis en dacht aan Santi, slapend naast zijn vrouw. Op dat moment wist ze niet – dat hoorde ze pas later van hem – dat hij haar door het raam nakeek en zich afvroeg hoe hij de dag moest doorkomen. Haar komst had alles veranderd. 

   Sofia zag Santi de hele dag niet. Toen ze bij hem thuis kwam om Maria te bezoeken, was hij met zijn kinderen de stad in, en hij keerde pas terug toen zij al weer weg was. Bij elke auto die de oprit op kwam hoopte ze dat hij het was. Ze probeerde zich er niet druk om te maken, maar ze had het gevoel dat de tijd als zand door haar vingers wegglipte en dat ze veel te snel weer terug in Engeland zou zijn. Ze verlangde ernaar met hem alleen te kunnen zijn. Ze wilde over het verleden praten – hun verleden. Ze wilde de spoken voorgoed begraven.