Hoofdstuk 28

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Ik wist dat er iets aan de hand was toen we dat weekend met Gonzales bij je waren,’ zei Zaza een maand later. ‘Ik kon het aan je ogen zien. Je bent een slechte acteur.’ Ze lachte schor. Hij had haar die ochtend gebeld om haar uit te nodigen voor de lunch omdat hij een paar dagen voor zaken in de stad moest zijn. ‘Ik moet me echt losscheuren van Sofia,’ had hij gezegd, en vervolgens had hij haar over hun relatie verteld. ‘Die arme Gonzalez stond perplex,’ zei ze, toen ze in de Ivy tegenover hem zat aan een klein tafeltje en haar wijnglas aan haar dieprode lippen zette. 

   ‘Ik dacht dat ze verliefd op hem zou worden,’ zei hij schaapachtig.

   ‘Ik ook, en dat was ook de reden waarom ik er bij je op aandrong om hem uit te nodigen. Als ik ook maar had kunnen vermoeden wat jij voor haar voelde, was ik niet zo tactloos geweest. Kun je het me vergeven?’

   ‘Je bent een slechte vrouw, Zaza, maar toch vind ik je aardig,’ zei hij grijnzend, waarna hij de menukaart opende.

   ‘En wat zijn nu je plannen?’ vroeg ze. ‘Heb je er bezwaar tegen als ik rook?’

   ‘Ga je gang.’

   ‘Nou?’

   ‘Ik weet het niet.’

   ‘Je gaat natuurlijk met haar trouwen,’ zei ze, en even leek het alsof haar keel werd dichtgeknepen.

   ‘Ik weet het niet. Weet je al wat je neemt?’ vroeg hij, terwijl hij de ober wenkte. Maar Zaza liet zich nu eenmaal niet afleiden als ze iets wilde weten. Haastig gaf ze haar bestelling op en ging door met haar verhoor.

   ‘Natuurlijk wil ze trouwen. Dat willen alle meisjes nu eenmaal. En hoe zit het met Ariella?’

   ‘Hoezo? We zijn al negen jaar geleden gescheiden.’

   ‘Heb je Sofia al over haar verteld? Ze zal ernaar gaan vragen.’

   ‘Wat valt er over Ariella te vertellen? Ze was mijn vrouw, ze hield van tuinieren.’

   ‘Ze was een kreng, zij het een adembenemend mooi kreng,’ zei Zaza, die het woord ‘kreng’ met hoorbaar genoegen uitsprak. ‘Die springt uit haar vel van woede als ze het hoort.’

   ‘Welnee, waarom zou ze. Die zit veilig en wel opgeborgen in Frankrijk met haar minnaar,’ zei hij. Er was een tijd dat de herinnering aan die gladde Fransman die zijn vrouw van hem had afgepikt hem pijn zou hebben gedaan. Het was een enorme klap geweest, maar nu was dat allemaal voorbij en had hij Sofia van wie hij meer hield dan hij ooit van Ariella had gehouden. 

   ‘Ik wed dat ze terugkomt om onrust te stoken. Nu je van iemand anders houdt, wil ze je weer terug. Dat is het gekke van Ariella, ze wil altijd datgene hebben wat ze niet kan krijgen, en jij, David, bent nu extra onweerstaanbaar voor haar.’

   ‘Je begrijpt Ariella helemaal niet,’ zei hij afwerend.

   ‘Maar jij ook niet. Vrouwen begrijpen elkaar veel beter. Als vrouw begrijp ik haar beweegredenen nu eenmaal beter dan jij. Ze is slecht, weet je. Ze houdt van uitdagingen. Ze houdt van choqueren, van onverwachte acties, van onrust zaaien.’ Zaza kneep haar ogen tot spleetjes samen. ‘Daar was ze altijd goed in, onrust zaaien. Natuurlijk is ze daar bij mij nooit in geslaagd. Nee, bij mij kreeg ze geen voet aan de grond. Maar ze komt terug, let op mijn woorden.’

   ‘Oké, genoeg over Ariella. Hoe is het met Tony?’ vroeg David, die zich opzij boog zodat de ober een bord met dampende zeebaars voor hem op tafel kon zetten.

   ‘Je moeder – heeft ze je moeder al ontmoet?’ vroeg Zaza, zijn vraag negerend. Ze boog zich voorover om de geur van de pastinaaksoep op te snuiven.

   ‘Nee, ze heeft mijn moeder nog niet ontmoet.’

   ‘Maar dat gaat nog wel gebeuren, nietwaar?’

   ‘Ik zie geen reden waarom ik haar aan moeder zou moeten blootstellen.’

   ‘Nou, je moeder was toch dol op Ariella? De juiste opvoeding, de juiste afkomst, afgestudeerd in Oxford, intelligent en stijlvol. Een Argentijnse zal haar niet aanstaan, ze kan dan niet zeggen: “O wat leuk. De Solanasjes uit Norfolk.” Ze weet niets van haar af, ze kan haar in geen enkel hokje plaatsen. God, lieverd, is ze trouwens katholiek?’

   ‘Ik weet het niet. Ik heb het haar nooit gevraagd,’ gaf David geduldig toe.

   ‘God verhoede het – een katholiek. Dan kun je het helemaal schudden. Maar goed, je bent haar enige zoon. Je zou toch veronderstellen dat ze je gelukkig wil zien. Ja toch?’

   ‘Ik heb haar nog niet over Sofia verteld en ik ben het ook niet van plan. Het gaat haar niet aan. Ze zou zich alleen maar onaangenaam gedragen. Waarom zou ik haar die kans geven?’

   ‘Het heeft me altijd verbaasd dat een draak als Elizabeth Harrison zo’n schat van een zoon op de wereld heeft kunnen zetten, David. Het verbaast me werkelijk.’ Ze zwaaide met haar lepel in de lucht alsof het een sigaret was.

   ‘Zo, en nu ben je klaar met je verhoor. Hoe is het met Tony?’ herhaalde hij met een glimlach.

 

Terwijl David door de novemberkou terugliep naar zijn kantoor, stopte hij zijn handen diep in zijn zakken en trok zijn schouders op tegen de wind. Hij dacht aan Sofia en glimlachte. Ze had geen zin gehad om mee naar Londen te gaan, ze bleef liever op Lowsley bij de honden en de paarden. Sinds dat vreselijke weekend met Gonzalo waren ze intens gelukkig met zijn tweetjes. Er kwamen weliswaar vrienden op bezoek, maar ze genoten nog veel meer van de tijd die ze alleen doorbrachten. Ze reden paard in de heuvels, ze wandelden door de bossen, ze bedreven de liefde op de sofa voor een knapperend haardvuur.

   Hij hield ervan wanneer ze zijn kantoor kwam binnenlopen als hij aan het werk was en achter hem ging staan, haar armen om hem heen sloeg en haar zachte gezicht tegen het zijne aan drukte. ’s Avonds zat ze vaak opgerold op de bank voor de televisie, met de beide honden naast zich, nippend van een beker warme chocolademelk en met een trommel biscuitjes binnen handbereik. Hij zat dan in de kleine, groene zitkamer ernaast te lezen. ’s Nachts lag ze met haar armen en benen om hem heen geslagen te slapen, totdat hij het zo warm kreeg dat hij niet anders kon dan zich voorzichtig van haar losmaken om haar niet te wekken. Als ze dan toch wakker werd, moest hij weer in dezelfde houding gaan liggen totdat ze weer in slaap was gevallen. Ze had nu eenmaal behoefte aan geborgenheid. 

   Sofia had Anton en Maggie al een paar maanden niet meer gesproken. Daisy had wel contact met haar gehouden en was zelfs een paar keer op bezoek geweest. Ze werkte nog steeds in de kapsalon en hield Sofia op de hoogte van de laatste roddels. Daisy had erop aangedrongen dat ze Maggie belde. ‘Anders denkt ze nog dat je het te hoog in je bol hebt gekregen,’ had ze gezegd. Maggie was niet in het minst verrast toen Sofia haar vertelde over David. 

   ‘Ik heb je toch gezegd dat hij je zou verleiden?’ zei ze, en Sofia hoorde haar diep inhaleren. Ze stak altijd een sigaret aan op het moment dat ze wist dat het telefoongesprek lang genoeg zou duren om hem helemaal op te kunnen roken.

   ‘Ja, dat is waar,’ lachte Sofia.

   ‘Ouwe snoeperd.’

   ‘Hij is niet oud, Maggie. Hij is pas tweeënveertig.’

   ‘Maar een snoeperd is hij wel, liefje.’ Ze liet een vette grinnik horen. ‘Heb je zijn ex al ontmoet?’

   ‘De beruchte Ariella. Nee, nog niet.’

   ‘Dat staat je dan nog te wachten. Exen verschijnen vroeg of laat op het toneel om een spaak in het wiel te steken,’ zei ze, en weer inhaleerde ze hoorbaar.

   ‘Dat kan me niet schelen. Ik ben zo gelukkig, Maggie. Ik had niet gedacht dat ik nog van iemand zou kunnen gaan houden.’

   ‘Liefhebben verleer je nooit. Het is een mythe dat er voor elke vrouw slechts één ware Jacob rondloopt. Ik heb meer dan één man gehad, liefje. Meer dan één en ze waren allemaal even verrukkelijk.’

   ‘Zelfs Viv?’ vroeg Sofia schalks, terugdenkend aan Tony’s achterneef.

   ‘Zelfs Viv. Hij was groot geschapen – als je begrijpt wat ik bedoel. Het lukte hem altijd me te bevredigen, zelfs toen we een hekel aan elkaar hadden. Ik hoop dat David jou ook bevredigt,’ zei ze.

   ‘O Maggie!’

   ‘Je bent zo onschuldig, liefje – nou ja, ik veronderstel dat dat een deel van je charme is. Een van de redenen waarom hij van je houdt, ongetwijfeld. Verlies je onschuld niet, het is een schaars goed geworden,’ zei ze droogjes. ‘Zien we je nog eens? Anton kwijnt weg van verdriet.’

   ‘Ik kom echt snel weer naar Londen. Op het moment is het nogal druk hier.’

   ‘Voor Kerstmis nog? Dat zou leuk zijn.’

   ‘Ik zal het proberen.’

 

Sofia stak het haardvuur aan in de kleine, groene zitkamer. Als ze alleen thuis waren, was de zitkamer gezelliger dan de veel grotere salon, die pas tot leven kwam als er veel mensen over de vloer waren. David had twee keer gebeld terwijl ze aan het rijden was in de heuvels. Daarom had ze hem zojuist teruggebeld, met haar vrije hand de honden voerend. Ze miste hem. Hij was pas een nacht en een dag weg, maar ze was inmiddels zo aan hem gewend geraakt dat hun bed zonder hem te groot en te koud leek.

   Toen het vuur vrolijk begon te flakkeren, zette ze een elpee op. Omdat David van klassieke muziek hield, koos ze een van zijn elpees; dan leek het net of hij thuis was en werd de stilte verdreven. De avond viel, het licht verdween langzaam in de winterse nevelen. Ze sloot de zware, groene gordijnen en dacht aan Ariella. Het lag voor de hand dat het huis door haar was ingericht. Het straalde een vrouwelijke sfeer uit. David was niet het soort man dat belangstelling had voor woninginrichting. Sofia vroeg zich af hoe ze eruitzag. David had haar niet veel verteld over zijn ex-vrouw, behalve dat ze een zeer verfijnde smaak had, een goed gevoel voor kunst en een grote liefde voor muziek. Ze was beschaafd en intelligent. Ze hadden elkaar tijdens hun laatste jaar op de universiteit van Oxford ontmoet. Nooit eerder was hij door een vrouw versierd; in zijn kringen waren het de mannen die op jacht gingen. Maar Ariella was niet het type vrouw dat rustig afwachtte tot haar het hof gemaakt werd – ze ging recht op haar doel af en kreeg wat ze wilde. Aanvankelijk had hij geen belangstelling voor haar gehad, omdat hij verliefd was op een meisje dat dezelfde literatuurcolleges volgde als hij. Maar ze hield vol en uiteindelijk belandden ze samen in bed. Ariella was geen maagd meer; op seksueel gebied gedroeg ze zich eerder meer als een man, had David haar verteld. Na ongeveer een jaar trouwden ze, om na negen jaar weer te scheiden. Dat was nu tien jaar geleden. Een ander leven, had hij gezegd. Geen kinderen, Ariella wilde geen gezin. Dat was alles wat ze wist. 

   Sofia had geen vragen gesteld. Het deed niet terzake en bovendien bestookte hij haar evenmin met vragen over haar verleden. Maar nu ze alleen thuis was, voelde ze plotseling de aanwezigheid van Ariella in de bekleding van de stoelen en het behang. Nergens stonden ingelijste foto’s, maar dat was ook wel begrijpelijk, want ze waren niet bepaald als vrienden uit elkaar gegaan. Tenslotte had zij hem verlaten, en niet andersom. 

   Voor ze het wist, opende Sofia allerlei laden en zocht ze tussen Davids wanordelijke papieren en boeken naar foto’s van zijn verleden. Ze dacht dat hij het niet erg zou vinden. Als hij thuis was geweest, had hij ze waarschijnlijk ook wel aan haar laten zien. Maar ze wilde het hem niet vragen, ze wilde niet te nieuwsgierig overkomen. Niets is erger dan een jaloerse vriendin, dacht ze. Trouwens, ze was niet jaloers, alleen maar nieuwsgierig. 

   Ten slotte vond ze onder in een kast op zijn studeerkamer iets wat op een stoffig fotoalbum leek. Ze haalde het tevoorschijn. Het was zwaar, in leer gebonden en afgeknauwd aan een hoek, ongetwijfeld door een hond. Ze liet het album in het midden openvallen om er zeker van te zijn dat ze het juiste te pakken had. Toen ze het lachende gezicht van David zag, met zijn arm losjes om de schouders van een knappe blondine, sloot ze het album en nam ze het mee naar de zitkamer, waar ze zich met een schaal koekjes en een glas koude melk op de bank nestelde. Nu begon ze bij het begin. Met een schuin oog op de schaal met koekjes lagen Sam en Quid voor haar op de grond bij het haardvuur, terwijl ze met hun dikke staarten tevreden tegen het tapijt sloegen.

   De eerste bladzijden bevatten foto’s van David en Ariella tijdens hun studie in Oxford en tijdens een koude picknick ergens in de heuvels. Ariella was erg mooi, moest Sofia erkennen. Ze had bijna wit, golvend haar, een bleekroze huid en een lang, smal gezicht. Ze droeg een dikke laag zwarte mascara, die aan haar groene ogen iets katachtigs gaf, en haar verrassend dunne lippen straalden iets geniepigs uit. Ze was mooi, maar als je elke gelaatstrek afzonderlijk bekeek, was er niets bijzonders aan; het paste allemaal goed bij elkaar, dat was alles. Eigenlijk komt het alleen maar door haar hoogblonde haren dat ze op alle foto’s zo opvalt, dacht Sofia, die niet van plan was om haar behalve schoonheid ook nog eens uitstraling toe te schrijven. 

   Ze bladerde door, glimlachend om foto’s van David als jonge man. Hij zag er mager en wild uit in die jaren; de scherpe kantjes waren er inmiddels door de tijd en de welvaart afgesleten. Ook had hij een dikke bos zongebleekt haar dat over zijn voorhoofd viel. David was altijd omringd door mensen, lachend en dollend, in tegenstelling tot Ariella, die zich juist terughoudend opstelde en iedereen rustig observeerde. En toch straalde ze op een eigenaardige manier iets uit: op elke foto trok ze onmiddellijk de aandacht naar zich toe. 

   Sofia zocht naar albums van hun huwelijk en de daaropvolgende jaren, maar vond er geen een. Dat ene album was kennelijk het enige dat hij bezat. Ze was blij dat het ergens onder een laag stof in een kast lag, waar hij waarschijnlijk nooit in keek.

   Toen David een paar dagen later terugkwam, rende Sofia hem met de honden tegemoet, die tegen hem op sprongen en modderige pootafdrukken op zijn broek achterlieten. Ze bedekte zijn gezicht met kussen totdat hij in de hal zijn tas liet vallen en haar naar boven droeg.

   Toen Sofia het huis in de kerstsfeer bracht, dacht ze al niet meer aan Ariella. Omdat David, die de kerstdagen meestal doorbracht met zijn familie, het niet eerlijk vond om Sofia nu al aan zoveel vreemde mensen bloot te stellen, kwam hij met een heel ander voorstel. ‘We gaan met Kerstmis naar Parijs,’ kondigde hij bij het ontbijt aan. Sofia stond perplex. 

   ‘Dat is niets voor jou. Parijs?’ zei ze ademloos. ‘Wat bezielt je?’

   ‘Ik wil met jou alleen zijn op een mooie plek. Ik ken een klein hotelletje aan de Seine,’ antwoordde hij nonchalant.

   ‘Wat leuk. Ik ben nog nooit in Parijs geweest.’

   ‘Dan zal ik het je laten zien. En we gaan winkelen op de Champs-Elysées.’

   ‘Winkelen?’

   ‘Ja, je kunt niet je hele leven in spijkerbroeken en T-shirts lopen, of wel soms?’ zei hij, waarna hij zijn koffie opdronk.

   Sofia vond Parijs betoverend. David reisde met stijl. Ze vlogen eersteklas en werden op het vliegveld afgehaald door een glimmende, zwarte auto waarmee ze direct naar hun bescheiden hotel aan de oever van de rivier reden. Het was een tintelende ochtend. De zon schemerde door de vale winterlucht en een dun laagje smeltende sneeuw lag op de trottoirs en de bomen. De straten schitterden van de lichtjes en kerstversieringen. Sofia drukte haar neus tegen het raam van hun hotelkamer en keek opgewonden uit over de stenen bruggen die het ijzige water omspanden.

   Zoals David had beloofd, nam hij haar mee uit winkelen. Sofia vond hem er in zijn oude, kasjmieren jas en zijn vilten hoed gedistingeerd en aantrekkelijk uitzien. Hij stapte elke winkel binnen, ging op een stoel zitten en gaf zijn mening over wat Sofia voor hem aanpaste. ‘Je hebt een jas nodig,’ zei hij bijvoorbeeld, ‘maar die is te kort,’ of ‘Je moet echt een avondjurk hebben – die staat je ongelofelijk goed.’ Hij ging zelfs zo ver dat hij haar meenam naar een lingeriewinkel, waar hij haar overhaalde om kanten en zijden lingerie te kopen ter vervanging van haar katoenen ondergoed. ‘Een mooie vrouw zoals jij moet mooie dingen dragen,’ zei hij. Hij stond niet toe dat ze ook maar één tas droeg, maar regelde het zo dat alle tassen die avond in het hotel zouden worden afgeleverd. 

   ‘David, volgens mij heb je een klein fortuin uitgegeven,’ zei ze tijdens de lunch. ‘Waar heb ik dat aan verdiend?’

   ‘Je hebt het allemaal verdiend, lieveling, en meer dan dat. We zijn nog niet klaar,’ antwoordde hij. Hij genoot er zichtbaar van om haar te verwennen.

   Toen ze terugkwamen in het hotel, was ze als een kind zo blij bij het zien van alle aankopen, die in het zitgedeelte naast hun slaapkamer netjes in glimmende tassen bij elkaar stonden. Terwijl zij haar spulletjes uitpakte, ging David naar beneden om ‘even rond te kijken’. Sofia trok al haar aankopen uit het vloeipapier en legde ze op de sofa en de stoelen, zodat zelfs de hotelkamer op een exclusieve boetiek begon te lijken. Vervolgens zette ze de radio aan, en al luisterend naar de sensuele Franse muziek lag ze lui achterover in een dampend heet schuimbad. Ze genoot met volle teugen. Ze was de laatste maanden zo gelukkig geweest dat ze niet meer aan thuis of aan Santiguito had gedacht, en dat wilde ze ook graag zo houden. Vanaf dat moment werd ze niet meer achtervolgd door het verleden en kon ze onbekommerd genieten van het heden. 

   Toen David terugkwam, stond Sofia al ongeduldig bij de deur te wachten in de nieuwe rode jurk die hij voor haar had gekocht. Het was een aan de voorkant laag uitgesneden jurk, waarvan het decolleté een smal strookje van haar kanten ondergoed liet zien. De strakke jurk, die bijna tot aan de grond reikte, had aan de zijkant een split dat, wanneer ze liep, uitzicht bood op haar in nylonkous gehulde been. Dankzij haar hoge hakken leek ze een stuk langer en haar gewassen haren dansten glanzend om haar hoofd. Hij stond versteld en zijn bewonderende blik veroorzaakte een golf van geluk in haar buik.

   Na het diner in een klein, smaakvol restaurant met uitzicht op de betoverende Place des Vosges, hielp David haar in haar nieuwe jas en nam haar bij de hand de heldere nacht in. Honderden sterren schitterden ver weg aan de hemel en de maan was zo groot en helder dat ze er allebei door overrompeld werden.

   ‘Het is kerstavond,’ zei hij, terwijl ze langzaam over het plein liepen.

   ‘Dat is waar ook. Sinds ik in Engeland ben, heb ik eigenlijk nooit echt Kerstmis gevierd,’ zei ze zonder een spoor van zelfmedelijden.

   ‘Nou, vanavond vier je Kerstmis met mij,’ zei hij, en hij kneep in haar hand. ‘Het kon geen mooiere avond zijn.’

   ‘Het is fantastisch. De kerstman zal vanavond moeiteloos zijn weg door de lucht kunnen vinden, denk je niet?’ lachte ze. Ze slenterden om de bevroren, stenen fontein en keken omhoog naar het beeldhouwwerk dat een vlucht opvliegende wilde ganzen voorstelde. ‘Het lijkt net alsof iemand ze heeft opgeschrikt door in zijn handen te klappen,’ riep ze vol bewondering uit. ‘Knap, hè?’

   ‘Sofia,’ zei hij kalm.

   ‘Ongelofelijk dat die bovenste er niet afbreken. Ze zien er zo kwetsbaar uit.’

   ‘Sofia,’ herhaalde hij ernstig.

   ‘Ja?’ antwoordde ze zonder haar ogen van het beeld af te houden.

   ‘Kijk me aan.’ Het was zo’n vreemde opmerking dat ze zich omdraaide en hem aankeek.

   ‘Wat is er?’ vroeg ze, maar ze zag aan zijn uitdrukking dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Hij nam haar met handschoenen bedekte handen in de zijne en keek haar teder aan.

   ‘Wil je met me trouwen?’

   ‘Trouwen?’ herhaalde ze verbaasd. Gedurende een fractie van een seconde zag ze Santi’s gepijnigde gezicht voor zich en hoorde ze zijn stem in de verte weerklinken op de golven van de wind: Laten we samen heel ver weg gaan. Laten we trouwen. Wil je met me trouwen? Maar het volgende moment was het weg en stond David tegenover haar, die haar bezorgd aankeek. Ze voelde de tranen in haar ogen komen en wist niet of ze huilde van geluk of van verdriet. 

   ‘Ja, David, ik wil met je trouwen,’ stamelde ze. David haalde zichtbaar opgelucht adem en zijn gezicht plooide zich in een glimlach. Hij haalde een klein zwart doosje uit zijn zak en drukte het in haar handen. Voorzichtig maakte ze het open en een grote robijnen ring kwam tevoorschijn. ‘Rood is mijn lievelingskleur,’ fluisterde ze.

   ‘Weet ik,’ antwoordde hij zacht.

   ‘O David, hij is prachtig. Ik weet niet wat ik moet zeggen.’

   ‘Zeg maar niets. Pas hem eens.’

   Ze gaf de ring aan hem terug, zodat ze haar handschoen kon uittrekken en het sieraad niet op de glimmende kinderkopjes zou laten vallen. Toen nam hij haar bleke hand en schoof de ring om haar vinger, waarna hij haar hand tegen zijn lippen drukte en kuste. ‘Door jou ben ik de gelukkigste man van de wereld, Sofia,’ zei hij. Zijn ogen waren vochtig van ontroering. 

   ‘En door jou voel ik me compleet, David. Ik had niet gedacht dat ik ooit nog van iemand zou kunnen houden. Maar ik hou van je,’ zei ze, en ze sloeg haar armen om zijn hals. ‘Ik hou echt van je.’