Hoofdstuk 4

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Meisjes zijn net zo goed in sport als jongens,’ beweerde Sofia, terwijl ze afwezig door een van Chiquita’s tijdschriften bladerde.

   ‘Onzin!’ antwoordde Agustin, die zijn gesprek met Fernando en Rafael onderbrak en zich als een hongerige forel in haar aas vastbeet.

   ‘Let toch niet op haar,’ zei Fernando korzelig. ‘Calláte, Sofia. Ga toch met Maria spelen en laat ons met rust.’ Sofia was vierenhalf jaar jonger dan hij en hij had nu eenmaal weinig geduld met kinderen. 

   ‘Ik verveel me,’ blies ze, terwijl ze uitgestrekt op de bank lag en haar bruine tenen heen en weer wiebelde. Het regende. Dikke zomerdruppels kletterden tegen de ruiten. De hele dag al had het hard en onophoudelijk geregend. Santi was met zijn neven Sebastian, Angel en Niquito de stad in. Maria was met Chiquita, Panchito en hun tante Valeria met haar jonge zoon Horacio bij Anna op bezoek. In tegenstelling tot Maria hield Sofia er niet van om met kleine kinderen te spelen, dus had ze haar alleen laten gaan. Lui rekte ze zich uit. Ze had niets te doen en niemand om mee te spelen. Met een zucht keek ze de kamer rond. De jongens waren druk met elkaar in gesprek. 

   ‘Ik ben net zo goed in polo als Agustin, en dat weet papa ook,’ hield ze vol. Ze wachtte op een reactie van haar broer. ‘Hij heeft me tenslotte ook in de Copa Santa Catalina laten spelen.’ 

   ‘Hou je mond, Sofia,’ zei Fernando.

   ‘Sofia, wat ben je vervelend,’ vond Rafael.

   ‘Ik zeg alleen maar de waarheid. Moet je jullie daar nu zien zitten. Jullie praten over sport alsof alleen mannen er goed in zijn. Meisjes zouden net zo goed als jongens kunnen zijn, als ze maar een kans krijgen. Ik ben het levende bewijs.’

   ‘Ik heb geen zin om op te staan, Sofia,’ zei Agustin, terwijl hij opstond, ‘maar wat ik wil zeggen is dat ik meer kracht heb dan jij ooit bij elkaar kunt schrapen. Dus een vergelijking tussen ons is onmogelijk.’

   ‘Ik heb het niet over kracht. Ik heb het over inzicht en behendigheid. Natuurlijk weet ik wel dat mannen sterker zijn dan vrouwen, maar daar gaat het niet om. Typisch voor jou, Augustin, om dat niet in te zien.’ Ze lachte schamper, verheugd dat ze hem een reactie had ontlokt. 

   ‘Sofia, als je nu je mond niet houdt, dan gooi ik je eigenhandig de regen in en dan zullen we wel eens zien wie er als een klein meisje staat te piepen,’ gromde Fernando geërgerd.

   Op dat moment stormde Santi als een natte hond binnen, gevolgd door Sebastian, Angel en Niquito. Terwijl ze de regen van hun gezichten veegden, klaagden ze allen hevig over het weer.

   ‘Op de terugweg konden we maar met moeite op het pad blijven,’ zei hij buiten adem. ‘Het is een glijbaan van modder.’

   ‘Het is een wonder dat we niet vast zijn komen te zitten,’ zei Sebastian hoofdschuddend, zodat de druppels uit zijn haren op de tegelvloer vielen.

   ‘Wat doet je grootvader buiten met dit weer?’ vroeg Santi aan Sofia.

   ‘Weet ik niet. Waar zag je hem dan?’

   ‘Hij liep buiten rond alsof de zon scheen.’

   ‘Typisch grootvader,’ giechelde Sofia. ‘Zeg Santi, vind je ook niet dat meisjes net zo goed zijn in sport als jongens?’

   ‘Zo is ze de hele ochtend al bezig, Santi. Doe ons een plezier en haal haar hier weg!’ zei Rafael.

   ‘Ik kies echt geen partij als dat je bedoeling is, Chofi.’

   ‘Het gaat toch niet alleen om kracht? Behendigheid en intelligentie…’

   ‘Jij bent intelligenter dan menige jongen,’ stemde hij in, terwijl hij haar benen wegschoof zodat hij naast haar op de bank kon gaan zitten.

   ‘Ik zei net dat ik even goed ben als Agustin,’ verkondigde ze. Ze zag Agustin geïrriteerd zijn schouders optrekken. Hij fluisterde iets naar Fernando en Rafael.

   ‘Nou, bewijs dat dan maar,’ zei Santi schouderophalend. ‘Je hebt makkelijk praten. Goh, je bent inderdaad vervelend bezig.’

   ‘Oké, Agustin, zullen we een potje backgammon doen?’ daagde ze hem uit.

   ‘Speel maar met Santi. Ik heb geen zin,’ bromde hij.

   ‘Ik wil niet tegen Santi spelen.’

   ‘Omdat je weet dat je dan verliest,’ zei Santi zelfvoldaan.

   ‘Daar gaat het niet om. Ik beweer niet dat ik beter ben dan Santi of Rafa of Fercho. Ik beweer alleen maar dat ik beter ben dan Agustin.’

   Plotseling kwam haar broer uit zijn stoel en staarde haar boos aan. ‘Oké Sofia, jij wil dus door mij verslagen worden? Nou, haal het bord dan maar, dan zullen we eens zien wie beter is.’

   ‘Laat haar toch, Agustin,’ zei Rafael, die onderhand genoeg had van het constante gekibbel van zijn broer en zus. Fernando schudde afkeurend zijn hoofd. Sofia kon normaal al vreselijk lastig zijn, maar als ze zich verveelde was ze gewoonweg onverdraaglijk. 

   ‘Nee, ik speel tegen haar, maar op één voorwaarde,’ zei Agustin.

   ‘En dat is?’ vroeg ze, terwijl ze het bord uit Miguels la met spelletjes pakte.

   ‘Als ik win, zul je moeten toegeven dat ik in alles beter ben dan jij.’

   ‘Goed.’

   ‘Zet het spel maar op en roep me als je klaar bent. Ik ga even iets te drinken halen.’ En hij liep de kamer uit.

   ‘Ben je echt bereid om dat toe te geven?’ vroeg Santi, die haar het spel zag opzetten.

   ‘Ik verlies toch niet.’

   ‘Hoe weet je dat zo zeker? Je weet toch dat er ook een dosis geluk bij komt kijken. Misschien heb je vandaag geen geluk.’

   ‘Geluk of geen geluk, ik win,’ antwoordde ze hooghartig.

   Toen Agustin en Sofia de dobbelsteen gooiden om het spel te beginnen, waren de anderen om hen heen komen staan als een stel nieuwsgierige kippen. Behalve Fernando. Hij zat aan zijn vaders kaarttafel, stak een sigaret op en begon verder te werken aan de halfafgemaakte legpuzzel, die op de tafel lag uitgespreid.

   ‘Santi, jij mag Sofia niet helpen. Ze moet het helemaal alleen doen,’ zei Rafael ernstig. Santi grijnsde toen Sofia tweemaal zes gooide.

   ‘Niet te geloven, geluksvogel die je bent,’ sputterde Agustin strijdlustig. Hij zag dat zijn zusje een hoge muur van stenen opbouwde, waarmee ze twee van zíjn stenen blokkeerde. Sofia was net zo strijdlustig als haar broer, maar probeerde het niet te laten merken. In plaats daarvan gooide ze de dobbelstenen nonchalant over de tafel, gaf onzinnig commentaar en trok haar gezicht in een arrogante grijns, waarvan ze wist dat hij zich eraan zou ergeren. 

   Sofia won het eerste spel – maar dat was niet voldoende. Net als bij elk spel, of het nu om een potje tennis of om het vlooienspel ging, ging het ook nu om twee gewonnen potjes. Toch kon ze niet nalaten om met haar overwinning te pronken.

   ‘Zie je nu wel? Arme Agustin! Hoe is het nu om van een meisje te verliezen?’ kraaide ze. ‘En ik ben nog wel jonger dan jij!’

   ‘We spelen drie potjes. Ik heb nog alle kans om te winnen,’ zei hij geforceerd kalm.

   Sofia ving Santi’s blik en knipoogde naar hem. Langzaam schudde hij zijn hoofd en keek haar verwijtend aan. Hij was ervan overtuigd dat ze met al haar gebluf alleen maar dieper in de problemen zou raken.

   Het tweede spel begon. Sofia’s commentaar verstomde, omdat ze alleen nog maar lage getallen gooide terwijl Agustin vijven en zessen gooide. De glimlach verdween van haar gezicht en maakte plaats voor een lelijke frons. Geamuseerd sloeg Santi haar gade. Een enkele keer zag hij dat ze een domme zet deed en probeerde hij haar blik te vangen, maar ze keek niet op van het bord. Ze voelde dat ze het spel ging verliezen. Haar wangen kleurden dieprood, toen Agustin een van haar stenen sloeg en weer mocht gooien, omdat ze nergens meer heen kon. 

   ‘Schiet op,’ beval ze kregelig. ‘Je zit de boel expres te vertragen om mij op de kast te jagen.’

   ‘Nu praat je wel anders, hè?’ stookte hij. ‘Waar is nu die grijns van je gebleven?’

   ‘Oké, het is 1-1,’ zei Agustin triomfantelijk. ‘Ben je klaar voor de beslissende ronde, zusje?’

   Fernando had niet veel van de wedstrijd meegekregen. Hij had zich met opzet afgezonderd. De puzzel nam hem eventjes helemaal in beslag en zijn sigaret had hem goed gesmaakt. Hij nam zijn pakje en stak er nog een aan. Toen hij Sofia aan de andere kant van de kamer hoorde jammeren, kreeg hij meer belangstelling voor wat zich daar afspeelde. Nadat hij de lucifer in de open haard had gegooid, kuierde hij naar de anderen om te zien wat er allemaal gebeurde.

   ‘Kijk eens aan, Sofia wordt ingemaakt door een jongen!’ zei hij lachend, terwijl hij de stand op het bord bekeek. Zijn nichtje zei niets en liet haar hoofd hangen. Als een grote vleermuis leunde hij voorover en wierp een schaduw over het bord. Telkens wanneer Sofia de dobbelsteen gooide, lachten Sebastian, Niquito en Angel haar uit. Agustin, die aan de winnende hand was, lachte nog harder. Zoals altijd koos Rafael, die eerst zijn broer had aangemoedigd, nu partij voor de underdog. Als zijn zusje een opdoffer kreeg, had hij altijd medelijden met haar. Uiteraard stond Santi aan Sofia’s kant. Hij had altijd al een zwakke plek voor haar gehad. Nu ze ging verliezen, kon hij aan haar zien dat ze zich ellendig voelde en dat ze misschien wel spijt had van haar overmoed. Toen hij dan eindelijk haar blik opving, keek ze hem schaapachtig aan. Waarschijnlijk was het haar alleen maar om Agustins aandacht te doen geweest, en omdat ze vanwege de regen niets te doen had gehad, had ze iedereen zitten provoceren. Hij kende Sofia immers. Hij kende haar beter dan wie ook. 

   ‘Ik heb gewonnen!’ riep Agustin trots uit, terwijl hij zijn laatste stukken in de leren gleuf aan de zijkant van het bord zette.

   ‘Je hebt vals gespeeld,’ zei Sofia kwaad. Santi lachte en sloeg zijn ogen ten hemel.

   ‘Hou je mond,’ reageerde Agustin. ‘Ik heb precies volgens de regels gespeeld en ik heb vijf getuigen.’

   ‘Volgens mij heb je toch vals gespeeld,’ mopperde ze.

   ‘Chofi, je kunt niet tegen je verlies,’ zei Santi ernstig, waarna hij de kamer uit liep.

   ‘Dat kan ik wel, maar niet met Agustin. Niet tegen hem, nooit!’ schreeuwde ze. Driftig rende ze achter hem aan de kamer uit.

   ‘Goed gespeeld, Agustin,’ zei Fernando, die in zijn handen klapte en hem hard op zijn schouders sloeg. ‘Nu houdt ze voorlopig haar mond wel en hebben wij tenminste een rustige middag.’

   ‘Jullie hebben nu inderdaad rust,’ zei Rafael met een zucht, ‘maar wij hebben nog een vreselijke avond voor de boeg. Ik weet zeker dat ze nog dagenlang chagrijnig zal zijn.’

   ‘Niemand kan zo chagrijnig zijn als Sofia,’ bevestigde Agustin, ‘maar deze overwinning is me dat wel waard. Heerlijk. Heeft iemand nog zin in een potje?’

 

Sofia liep door de hal achter Santi aan.

   ‘Waar ga je heen?’ vroeg ze, terwijl ze haar hand langs de muur liet glijden.

   ‘Je kunt je wel eens wat sportiever gedragen als je verliest.’

   ‘Kan me niet schelen.’

   ‘Het zou je wel moeten kunnen schelen. Ik hou niet van mensen die niet tegen hun verlies kunnen.’ Hij wist dat hij haar daarmee op de kast zou jagen. Sofia was immers erg ijdel.

   ‘Zo onsportief was ik niet. Het komt door Agustin. Je weet toch hoe hij me altijd zit te ergeren.’

   ‘Volgens mij ben jij begonnen met hem te provoceren.’

   Op dat moment zwaaide de deur open en kwamen Chiquita, Maria en Panchito onder een grote, zwarte paraplu binnenvallen.

   ‘Het is beestenweer,’ hijgde Chiquita. ‘Ah, Santiago, wees eens lief en help Panchito uit zijn jas. Dat kind is doornat. Encarnación!’ riep ze.

   ‘Wat doet Dermot buiten in de regen?’ vroeg Maria, die haar haren met haar handen uitwrong.

   ‘Ik ga naar grootvader toe,’ kondigde Sofia aan, terwijl ze zich naar buiten haastte. ‘Tot ziens.’

   ‘Dit kun je geen zomerse bui meer noemen. Het is de hele dag al aan het regenen,’ zei Chiquita hoofdschuddend.

   Sofia rende tussen de bomen door en riep haar grootvader. Het regende werkelijk hard en ze vroeg zich af wat hem bezielde om zich in deze wolkbreuk buiten te wagen. Geamuseerd zag ze hem op het veld staan, waar hij croquetballen door een boogje probeerde te tikken. Hij werd mismoedig gadegeslagen door een stelletje doorweekte honden, die hun staarten slap tussen hun poten hadden hangen.

   ‘Grootvader! Waar bent u in vredesnaam mee bezig?’ vroeg ze, toen ze dichterbij kwam.

   ‘De zon komt zo weer tevoorschijn, Sofia Melody,’ antwoordde hij. ‘Ah, goeie bal, Dermot! Zie je wel dat ik het kan,’ voegde hij de honden toe, nadat hij de blauwe bal soepel onder het boogje door had geslagen.

   ‘Maar u bent kletsnat.’

   ‘Jij toch ook.’

   ‘U bent al de hele middag buiten. Iedereen heeft het erover.’

   ‘Je zult zien dat het zo droog wordt. De zon komt eraan. Ik voel hem al op mijn rug.’ Sofia voelde de koude druppels langs haar rug glijden en rilde. Ze richtte haar blik omhoog naar de hemel en verwachtte alleen maar grijze wolken te zien. Tot haar verbazing ontdekte ze echter een glinsterende gloed, die door het wolkendek heen begon te breken. Ze kneep haar ogen dicht tegen de regen en kon de warmte al op haar gezicht voelen. 

   ‘U hebt gelijk, grootvader. De zon komt inderdaad tevoorschijn.’

   ‘Natuurlijk heb ik gelijk, kindje. Pak jij de hamer eens en probeer die gele bal door dat boogje te slaan.’

   ‘Ik heb geen zin in spelletjes. Agustin heeft me net verslagen met backgammon.’

   ‘O jee. En je kon zeker niet tegen je verlies.’ Hij grinnikte.

   ‘Dat viel wel mee.’

   ‘Ik ken jou, Sofia Melody, en volgens mij ben je als een verwend prinsesje het huis uit gestormd.’

   ‘Nou ja, ik was er natuurlijk niet blij mee,’ gaf ze naar waarheid toe, terwijl ze met de rug van haar hand een druppel van haar neus veegde.

   ‘Met charme alleen kom je er niet,’ zei hij wijs, waarna hij op een drafje in de richting van het huis liep.

   ‘Waar gaat u naartoe? De zon komt net door.’

   ‘Het is tijd voor een borrel.’

   ‘Grootvader, het is vier uur.’

   ‘Daarom juist.’ Hij draaide zich naar haar om en knipoogde. ‘Mondje dicht tegen je moeder. Kom mee.’

   Dermot nam zijn kleindochter bij de hand en leidde haar via de keukendeur naar binnen, zodat ze Anna niet tegen het lijf zouden lopen. Zachtjes slopen ze door de betegelde gang, een glinsterend spoor van regendruppels achterlatend. Nadat hij even om zich heen had gekeken, maakte hij voorzichtig de linnenkast open.

   ‘Dus hier verstopt u het, grootvader,’ fluisterde Sofia, terwijl zijn hand tussen de handdoeken verdween en er even later weer uit kwam met een fles whisky. ‘Bent u niet bang dat Soledad erachter komt?’

   ‘Soledad is medeplichtig. Ze kan heel goed een geheim bewaren,’ zei hij, met zijn tong zijn lippen aflikkend. ‘Als je ook medeplichtig wilt zijn, moet je met me meekomen.’ Sofia volgde hem door de gang terug naar de keuken en via de binnenplaats naar de bomen. 

   ‘Wat gaan we doen?’

   ‘Naar mijn geheime plekje.’

   ‘Uw geheime plekje?’ herhaalde Sofia, die dol was op intriges. ‘Ik heb er ook een.’ Haar grootvader luisterde echter niet. Hij hield de fles whisky tegen zijn borst gedrukt als een jonge moeder haar pasgeboren kind. ‘De ombu-boom,’ zei ze. 

   ‘Natuurlijk, de ombu-boom. Natuurlijk,’ mompelde hij, terwijl hij ongeduldig voor haar uit rende. Uiteindelijk kwamen ze bij een kleine, houten schuur. Hoewel Sofia er honderden keren langsgelopen moest zijn, was hij haar nooit opgevallen.

   Dermot opende de deur en liet haar binnen. Het was er donker en benauwd. De ruit, die de regen moest tegenhouden, was klein en bedekt met mos en liet nauwelijks licht door. Het dak leek op een enorme zeef, waardoor dikke druppels op de vloer en het meubilair spatten. Niet dat het meubilair er niet tegen kon – de tafel was al verrot en het bouwvallige, houten wandrek stond duidelijk op instorten. 

   ‘Dit was vroeger Antonio’s schuurtje,’ zei Dermot, die op een houten bank ging zitten. ‘Doe alsof je thuis bent, Sofia Melody. Ga zitten.’ Sofia ging zitten en rilde. ‘Neem wat van dokter Dermots medicijn tegen de kou,’ vervolgde hij, terwijl hij haar de fles aanreikte waarvan hij zelf eerst een grote slok had genomen. ‘Ha, dat gaat erin.’ Hij maakte een tevreden klokkend geluid. Sofia hield de fles aan haar neus en snoof. ‘Je moet er niet aan ruiken, je moet drinken.’

   ‘Sterk spul, grootvader,’ zei ze, alvorens ze de fles aan haar mond zette en een grote teug nam. Toen de vuurbal door haar keel schoot, trok haar lichaam zich samen en opende haar mond zich als een draak, waarbij ze een lange, gekwelde zucht slaakte.

   ‘Prima!’ Hij knikte bewonderend en klopte haar op de rug.

   Even stokte haar adem, maar vervolgens bereikte het vuur haar aderen en verspreidde zich door haar lichaam, waarna de pijn veranderde in intens genot. Toen haalde ze diep adem. Met gloeiende wangen wendde ze zich tot haar grootvader en vaag glimlachend nam ze de fles voor nog een slok.

   ‘Dat is nog eens een geheim, grootvader. Een echt geheim,’ zei ze giechelend, waarna ze de fles nog eens aan haar mond zette. Na een paar slokken waren de kou en haar boosheid op Agustin verdwenen. Eigenlijk, dacht ze bij zichzelf, hield ze van Agustin, en van Rafael en mama. Ik hou van hen allemaal. Ze voelde zich duizelig van geluk, dronken van geluk, alsof niets in de wereld ertoe deed en alles even grappig was. Ze lachte om niets. Alles was ineens lachwekkend. Dermot begon haar onsamenhangende verhalen te vertellen over zijn ‘tijd in Ierland’. Sofia luisterde maar half, met een grijns die losjes over haar gezicht zweefde. Ten slotte vond hij het nodig om haar een paar Ierse liederen te leren. 

   ‘I met her in the garden where the praties grow…’ begon hij. In haar dronken toestand vond ze dat haar grootvader de mooiste stem had die ze ooit had gehoord. 

   ‘U zingt als een engel, grootvader. Een engel,’ zei ze met onvaste stem en een benevelde blik. 

   Geen van beiden kon navertellen hoe lang ze in de schuur hadden gezeten. Het kon hen ook niet schelen, maar toen Dermot de laatste druppel uit de fles had gedronken, besloten ze weer eens op huis aan te gaan.

   ‘Ssst,’ fluisterde Sofia, terwijl ze in een poging om haar wijsvinger op haar lippen te drukken haar neus raakte. ‘O!’ riep ze met een verraste kreet en onzeker liet ze haar hand weer zakken.

   ‘Zachtjes,’ zei Dermot hardop. ‘Je moet heel zachtjes doen.’ Vervolgens liet hij een diepe lach opborrelen. ‘Lieve hemel, kind, je hebt maar een paar slokken gehad en moet je nu zien hoe je erbij loopt.’

   ‘Ssst,’ fluisterde ze opnieuw. Ze klampte zich aan hem vast om zich staande te houden. ‘U hebt de hele fles opgedronken. De hele fles! Ik snap niet dat u nog rechtop kunt staan,’ riep ze uit, terwijl ze samen vervaarlijk door de schemering wankelden.

   ‘I met her in the garden where the praties grow…’ begon hij weer en Sofia viel in, zonder zich aan de melodie te houden, en telkens een woord te laat. 

   Toen ze aan de deurklink stonden te morrelen, ging de deur vanzelf open.

   ‘Sesam open u,’ lalde Dermot, terwijl hij zijn handen terugtrok.

   ‘Por Dios, señor O’Dwyer!’ bracht Soledad haperend uit. ‘Señorita Sofia!’ Toen ze de rode wangen en de onnozele glimlach op Sofia’s gezicht zag, deinsde ze terug. Ze liet hen snel binnen en duwde haar door de gang naar haar kamer. Dermot waggelde de andere kant op. Nadat hij de woonkamer was binnengelopen, hoorde Soledad de verschrikte kreetjes van señora Anna. 

   ‘Lieve help, pap!’ jammerde ze. Vervolgens klonk er een kabaal, waarschijnlijk van de lege fles die op de tegels kapotviel. Soledad wachtte niet op wat er ging komen, maar sloot zachtjes de deur van haar kamer achter zich.

   ‘Kind toch, wat heb je gedaan?’ klaagde ze, toen ze eenmaal veilig in haar opgeruimde kamer waren. Sofia kon alleen dom grijnzen.

   ‘I met her in the garden where the praties grow…’ lalde ze. 

   Soledad hielp haar uit haar kleren en liet het bad vollopen. Vervolgens dwong ze haar een glas water vermengd met een grote hoeveelheid zout op te drinken. Onmiddellijk wierp Sofia haar hoofd in het toilet om het vuur, waardoor ze zich zo los en vrij had gevoeld, uit te braken. Het was een heerlijk gevoel geweest, maar nu voelde ze zich misselijk en zielig. Na een warm bad en een beker warme melk stopte Soledad haar in bed.

   ‘Waarom heb je dit gedaan?’ vroeg ze. Er verscheen een frons in haar mollige, bruine gezicht.

   ‘Ik weet het niet. Het gebeurde gewoon,’ kermde ze.

   ‘Gelukkig had je maar een paar slokken nodig om dronken te worden. Die arme señor O’Dwyer zal morgenvroeg pas ontnuchterd zijn,’ zei Soledad vol medeleven. ‘Zal ik señora Anna zeggen dat je je niet lekker voelt?’

   ‘Denk je dat ze dat zal geloven?’

   ‘Waarom niet? Je ruikt nu niet meer naar alcohol. Je komt er mooi van af. Stel je voor dat ze je in dronken toestand had gezien. Dan had je flink in de problemen gezeten.’

   ‘Dank je, Soledad,’ zei ze zacht, terwijl Soledad naar de deur liep.

   ‘Ik ben gewend om je grootvader een alibi te geven. Ik had echter nooit gedacht dat ik dat ook voor jou zou moeten doen,’ zei ze giechelend, zodat haar zware boezem onder haar uniform op en neer schommelde.

   Sofia was bijna weggezonken in een diepe slaap, toen de deur openging en Anna binnenkwam.

   ‘Sofia,’ zei ze zacht. ‘Wat is er met je?’ Ze liep naar het bed en legde haar hand op het voorhoofd van haar kind. ‘Hmmmm, een beetje verhoging. Arm kind.’

   ‘Morgen voel ik me vast weer beter,’ mompelde Sofia, die enigszins schuldig vanonder de dekens tevoorschijn kwam.

   ‘In tegenstelling tot je grootvader. Die is morgen zo ziek als een hond,’ zei Anna kortaf.

   ‘Is hij ook ziek?’

   ‘Ziek? Hij zou willen dat hij ziek was, wed ik. Nee,’ zei ze. Ze legde haar handen op haar heupen en slaakte een diepe zucht. ‘Hij heeft weer gedronken.’

   ‘O.’

   ‘Ik weet niet waar hij die verdomde flessen verstopt. Als ik er een vind, verstopt hij meteen weer een nieuwe. Het wordt zijn dood nog eens.’

   ‘Waar is hij?’

   ‘Hij is in zijn stoel neergevallen en zit te snurken als een varken.’

   ‘Mama!’ riep Sofia geschokt uit. Ze wilde dat grootvader net als zij door Soledad zou worden verzorgd en ontnuchterd.

   ‘Nou ja, het is zijn eigen domme schuld. Ik kan hem toch niet de hele dag achternalopen. Hij luistert toch niet naar me en ik kan hem niet de les blijven lezen.’

   ‘Laat je hem daar gewoon zitten?’

   ‘Ja, ik laat hem daar gewoon zitten,’ herhaalde ze op bruuske toon. ‘Waarom? Wat zou je willen dat ik deed?’

   ‘Ik weet het niet. Je zou hem in bed kunnen stoppen met een beker warme melk,’ zei Sofia hoopvol, maar haar moeder lachte haar uit.

   ‘Hij mag blij zijn dat hij een dak boven zijn hoofd heeft. Hoor eens,’ zei ze, en haar stem veranderde van toon. Onder de lakens kromp Sofia ineen. ‘Agustin vertelde me dat je je niet erg beleefd hebt gedragen vandaag.’

   ‘Beleefd? We hebben backgammon gespeeld en hij heeft gewonnen. Hij mag blij zijn dat hij gewonnen heeft.’

   ‘Dat heeft er niets mee te maken en dat weet je maar al te goed,’ zei Anna kortaf. ‘Een slechte verliezer verdient geen respect, Sofia. Hij zei dat je de kamer uit bent gelopen en de anderen in een slechte sfeer achterliet. Zorg dat dit niet weer gebeurt. Begrijp je me?’

   ‘Agustin overdrijft. Wat zei Rafa?’

   ‘Ik wil er nu niets meer over zeggen, Sofia. Zorg dat het niet weer gebeurt. Denk je dat ik van anderen wil horen dat ik je niet goed heb opgevoed?’

   ‘Nee,’ antwoordde ze automatisch. Agustin speelt niet alleen vals, maar hij is ook nog een stiekemerd, dacht ze boos bij zichzelf. Maar ze was te slaperig om ertegenin te gaan. Ze zag haar moeder de kamer uit gaan en slaakte een zucht van opluchting, omdat ze niet was betrapt. Even dacht ze aan haar grootvader, die doornat, dronken en ongemakkelijk in zijn stoel zat te slapen. Ze wilde het liefste naar hem toe gaan om hem te verzorgen. Maar ze voelde zich nog te ziek om op te staan. Toen Soledad later haar kamer binnenkwam om te kijken hoe het met haar ging, was ze diep in slaap, dromend van Santi die samen met haar te paard door de wolken reed.