Hoofdstuk 38

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Santi,’ hijgde ze, terwijl ze een vochtig waas uit haar ogen probeerde weg te knipperen.

   ‘Sofia, voel je je wel goed?’ zei hij haastig. Veel strakker dan de bedoeling was omklemde hij haar bovenarmen en met zijn ogen zocht hij haar gezicht af alsof daarop het antwoord te lezen was. ‘Ja, hoor,’ hakkelde ze. Ze moest zich beheersen om zich niet in zijn armen te werpen alsof die vierentwintig jaar helemaal niets hadden voorgesteld.  

   ‘Ik neem aan dat je met Rafa bent meegereden. Ik heb nog naar je hotel gebeld, maar je was al vertrokken,’ zei hij, niet in staat om de teleurstelling in zijn stem te verbergen.

   ‘O ja,’ antwoordde ze. ‘Het spijt me. Ik had…’

   ‘Laat maar, het geeft niets,’ verzekerde hij haar. Het volgende moment stonden ze ongemakkelijk zwijgend tegenover elkaar. Hulpeloos keek Sofia hem aan en hij grijnsde verlegen, zich geen raad wetend met zijn houding. ‘Waar moet je zo snel naartoe?’ vroeg hij ten slotte. 

   ‘Ik wilde Soledad opzoeken. Ik heb nog niet echt met haar gepraat. Je weet toch nog wel dat we vroeger zo aan elkaar gehecht waren?’

   ‘Jazeker, dat weet ik nog,’ zei hij, en zijn zeegroene ogen boorden zich in de hare als het licht van een vuurtoren dat haar naar huis wenkte.

   Dat was de eerste toespeling op het verleden. Ze voelde haar keel droog worden, terwijl ze bedroefd bedacht dat het Soledad was geweest die haar wanhopige briefje had afgeleverd op die avond dat ze elkaar voor het laatst hadden gezien. Ze voelde zich in zijn blik verdrinken. Hij probeerde haar iets te zeggen zonder er de woorden voor te kunnen vinden. Ze wilde over het verleden praten – er was zoveel dat ze hem wilde zeggen – en toch was dit niet het juiste moment. Omdat ze twintig paar ogen vanaf het terras op zich gericht voelde, was ze des te meer op haar hoede om niet al te veel los te laten. Ze zag de pijn en jarenlange eenzaamheid afgetekend op zijn voorhoofd en rond zijn ogen, en ze wilde niets liever dan de rimpels met haar vingers wegstrijken. Ze wilde hem laten weten dat ook zij had geleden. 

   ‘Ik heb je zoon – Santiguito – ontmoet. Hij lijkt erg op je,’ zei ze, omdat haar niets beters te binnen schoot. Teleurgesteld liet hij zijn schouders zakken, omdat hun gesprek opnieuw beperkt bleef tot ditjes en datjes. Plotseling kreeg hij iets onverschilligs over zich. Ineens was er een muur tussen hen, zonder dat Sofia wist waarom. 

   ‘Ja, een goeie jongen, hij speelt heel aardig polo,’ antwoordde hij vlak.

   ‘Hij vertelde me dat jullie morgenmiddag allebei spelen.’

   ‘Dat hangt ervan af hoe Maria zich voelt.’

   Sofia werd zo in beslag genomen door haar eigen beslommeringen dat ze Maria helemaal was vergeten; zij was nota bene de reden waarom ze was gekomen.

   ‘Wanneer wordt ze thuisgebracht?’ vroeg ze.

   ‘Vanavond. Je gaat toch nog bij haar langs, hè? Ze wil je dolgraag zien.’

   ‘Natuurlijk.’

   Hij schuifelde ongemakkelijk heen en weer. ‘Hoe lang ben je van plan te blijven?’ vroeg hij, met zijn blik op de tegelvloer gericht.

   ‘Ik weet het nog niet. Ik ben gekomen voor Maria voordat ze… om nog wat tijd met haar door te brengen. Ik heb nog niet verder vooruitgedacht. Het spijt me zo,’ zei ze, terwijl ze in een opwelling zijn hand aanraakte. ‘Dit moet een vreselijke tijd voor je zijn.’

   Hij trok zijn hand terug en keek haar aan met koude ogen, die een ogenblik geleden nog vochtig van ontroering waren geweest. ‘Bueno, Sofia. Ik zie je nog wel,’ zei hij, waarna hij naar buiten het terras op liep. 

   Sofia zag dat hij veel meer met zijn manke been trok. Even keek ze hem na. Ze voelde zich plotseling erg eenzaam. Ze ging niet meteen door naar de keuken, maar liep naar de kamer die vroeger van haar was geweest. Hij zag er nog precies uit zoals ze hem vierentwintig jaar geleden had achtergelaten. Niets was er veranderd.

   Haar hart bonsde van opwinding. Het was alsof ze een deur naar het verleden had geopend. Ze liep door de kamer, pakte voorwerpen op in haar hand, opende kasten en laden; zelfs de lotions en parfums die ze had gebruikt stonden nog op de toilettafel. Wat haar echter het meest aangreep was de mand met rode linten die ze altijd in haar haren had gedragen. Ze ging voor de spiegel zitten en hield er een tussen haar vingers. Langzaam maakte ze haar haren los totdat ze over haar schouders hingen; ze waren niet meer zo lang als toen, maar toch lukte het haar om er een vlecht van te maken. Ze bond hem vast met het lint en staarde naar haar spiegelbeeld.

   Met haar vingers streek ze over haar gezicht, dat ooit een jeugdige glans had gehad. Nu voelde haar huid dunner en droger aan, en jaren van vreugde en verdriet hadden lijnen rond haar ogen achtergelaten. Haar gezicht was als een fysiek paspoort, waarop elke emotie zijn stempel had gedrukt. De diepe dalen en de hoogste pieken. De blijdschap, de tranen, de verbittering en ten slotte de deemoedige berusting wanneer men beseft dat het geen zin heeft om tegen het leven te vechten. Ze moest toegeven dat ze er nog steeds goed uitzag. Maar haar jeugd, die ze altijd als vanzelfsprekend had beschouwd en nu pas op waarde wist te schatten, was verdwenen. Eens was ze jong geweest, jong, moedig en eigenzinnig. Ze keek in de spiegel en wenste dat ze erdoorheen kon springen om zo het verleden opnieuw te beleven.

   Elk voorwerp in de kamer deed haar terugdenken aan die lome dagen op Santa Catalina en gaf haar een soort melancholiek genoegen waar ze zich in koesterde. Aan elk kledingstuk in de kast zat een verhaal vast. Het was een museum van haar leven. Ze lachte om de witte jurk die ze bij Santi’s terugkeer had gedragen en die nog steeds verfomfaaid achter op de plank lag, en om de spijkerbroeken die ze altijd droeg. Het was fascinerend. Als ze al iets had willen aantrekken, zou niets haar nu nog hebben gepast. Maatje zesendertig was immers verleden tijd. Maar de blouses en truien zouden haar nog wel passen. Ze wilde het liefst alles aantrekken en ermee het terras op lopen. 

   ‘Toen we je wegstuurden verwachtte ik dat je terug zou komen.’ Sofia draaide zich om en zag haar moeder verlegen in de deuropening staan. ‘Dus heb ik je kamer gelaten zoals die was.’ Ze sprak Engels, en het leek een opluchting voor haar te zijn om in haar moedertaal te spreken. Ze liep naar het raam en streek met haar hand langs het gordijn. ‘Toen je niet terugkwam, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om je kamer uit te ruimen. Er was altijd nog een kans dat je van gedachten zou veranderen. Ik wist niet wat ik met je spullen moest doen. Ik wilde niets weggooien voor het geval dat…’ Haar stem stierf weg.

   ‘Nee, het is allemaal nog precies hetzelfde,’ antwoordde Sofia, die op het bed ging zitten.

   ‘Ja, zo is het nu eenmaal gelopen. Je bent niet echt uit huis gegaan. Rafael heeft zijn eigen huis, Agustin woont in Amerika, en Paco en ik zijn nu alleen. Je kunt hier blijven zolang je wilt. Tenzij je liever ergens anders logeert?’

   ‘Nee, ik had er eigenlijk nog niet over nagedacht. Het is een erg aardig aanbod. Dank je.’ Vervolgens kon ze niet nalaten op te merken: ‘Net als vroeger!’ Ze draaide zich om en tot haar verrassing maakte de kille uitdrukking op haar moeders gezicht langzaam plaats voor een voorzichtig glimlachje.  

   ‘Laten we hopen van niet,’ antwoordde Anna.

 

Terwijl Sofia die avond de deur van haar slaapkamer achter zich sloot en naar het huis van Chiquita wandelde, herinnerde ze zich de idyllische tijd toen haar romance met Santi nog geheim was en zij en haar moeder het goed met elkaar konden vinden. Die zomer was de gelukkigste van haar leven geweest. De herinneringen kwamen terug, en weer vulde haar hart zich met de geheime hoop dat ze die tijd ooit nog eens opnieuw zou mogen beleven.

   Maria zat rechtop in bed in een lichtblauwe nachtjapon. Ze zag eruit als een engel. Hoewel ze geen haren meer had en haar huid doorschijnend als gaas was, schitterden haar sherrykleurige ogen van plezier.

   ‘Wat is het heerlijk om thuis te zijn,’ zei ze stralend, terwijl ze haar twee jongste kinderen naar zich toe trok en hun gebruinde gezichtjes liefdevol kuste. ‘Eduardo, haal even het fotoalbum voor Sofia. Ik wil haar de foto’s laten zien van de jaren die ze heeft gemist.’

   In tegenstelling tot het ziekenhuis was de sfeer thuis veel vrolijker. Chiquita’s huis was een warm nest dat gonsde van muziek en gelach. De zwoele nacht baadde in de zoete geuren van vochtig gras en jasmijn. Santi en Claudia hadden geen eigen buitenverblijf, dus logeerden ze gedurende de weekends en de schoolvakanties bij hun ouders. Ze begreep goed waarom Santi nooit was weggegaan. Dit was zijn thuis, waar de echo’s van een heerlijke jeugd nog steeds tussen de muren weerkaatsten.

   Terwijl Sofia urenlang met Maria en Chiquita zat te praten, wisselde ze geen woord met Santi, hoewel ze zich allebei erg bewust waren van elkaars aanwezigheid. De vrouwen lachten om de avonturen die ze hadden beleefd, en het ene verhaal riep het andere op, waardoor de jaren van scheiding langzaam werden overbrugd. Toen ze Maria slapend achterlieten in haar vrolijk ingerichte kamer die vol met bloemen stond, had Sofia het gevoel alsof ze nooit van elkaar gescheiden waren geweest.

   ‘Weet je, Chiquita, het is zo fijn om Maria weer te zien,’ zei ze, terwijl ze de woonkamer in liepen. ‘Ik ben blij dat ik gekomen ben.’

   ‘Het heeft Maria alleen maar goedgedaan. Ze heeft je zo verschrikkelijk gemist. Ik hoop dat haar wil om te leven door jou misschien een beetje is toegenomen.’ Sofia omhelsde haar tante. De angst en de onzekerheid van de afgelopen maanden hadden Chiquita’s geestkracht aangetast en het uiterste van haar emoties gevergd. Ze was als porselein zo breekbaar.

   ‘Maria heeft jou en je gezin nodig. Jullie geven haar de kracht om door te gaan. Zie maar hoe blij ze is om thuis te zijn. Haar laatste dagen zullen vredig en vol vreugde zijn.’ 

   ‘Je hebt helemaal gelijk, mijn lieve Sofia,’ zei Chiquita, en vervolgens keek ze haar door haar tranen aan, ‘en wat moeten we nu met jou, zeg?’

   ‘Hoe bedoel je? Ik ga weer terug naar mijn gezin, lijkt me.’

   Chiquita knikte begrijpend. ‘Natuurlijk,’ zei ze vriendelijk, maar ze glimlachte en keek Sofia onderzoekend aan, alsof ze haar ware gevoelens van haar gezicht wilde aflezen.

   Santi en Claudia zaten rustig een tijdschrift te lezen. Panchito, die nu een uit de kluiten gewassen man van achtentwintig was, hing op de bank en keek televisie. Zijn lange, magere benen bengelden over de armleuning. Hij had een uitstraling die Sofia aansprak. Net als Dorian Gray. Panchito leek precies een jongere uitgave van Santi, maar hoewel hij ook zeegroene ogen had, misten ze de diepte van die van zijn broer. Zijn gezicht was glad en gaaf, maar had niet de doorleefdheid van dat van Santi, aan wie te zien was dat hij uit een diep dal omhoog was gekropen.

   Sofia keek naar Santi en hield des te meer van hem, juist vanwege zijn gerimpelde huid en zijn weemoedige blik. Ooit was hij zo zeker van zichzelf geweest dat hij dacht dat hij het leven naar zijn hand kon zetten. Het noodlot had hem echter doen inzien dat sommige dingen zich nu eenmaal niet lieten afdwingen; dan moest je leren daarmee te leven. Santi was door schade en schande zijn arrogantie kwijtgeraakt.

   ‘Santi, schenk eens een glas wijn in voor Sofia – rood of wit?’ vroeg Chiquita.

   ‘Rood,’ zei Santi, die automatisch voor Sofia antwoordde. Rood was immers altijd haar favoriete kleur geweest.

   ‘Ja, graag,’ antwoordde ze verrast. Claudia keek op van haar tijdschrift en keek naar haar man, die de wijn inschonk. Sofia verwachtte dat er op zijn minst een ongeruste blik in haar ogen zou verschijnen, maar dat was niet het geval. Als Claudia het al erg vond, dan zorgde ze ervoor dat niemand het merkte. 

   ‘En, Sofia? Hoe lang ben je van plan te blijven?’ vroeg ze met een overdreven glimlach in haar apathische blauwe ogen, waarmee ze haar angst probeerde te verbergen.

   ‘Ik weet het niet. Ik heb niets gepland,’ antwoordde Sofia en ze wierp haar een al even oprechte glimlach toe.

   ‘Heb je dan geen man en kinderen?’

   ‘Jawel. David kon niet meekomen omdat hij op het moment druk bezig is met een toneelstuk. Bovendien zou het voor hem lastig zijn, want hij kent hier niemand en hij spreekt geen Spaans. Wat hem betreft kan ik zo lang wegblijven als ik wil.’

   ‘We hebben allemaal een artikel over jou in de krant gelezen,’ zei haar tante enthousiast. ‘Een schitterende foto stond erbij – je stond er beeldschoon op. Ik moet hem nog ergens hebben. Ik zal je hem zeker een keer laten zien. Ja, die krant moet ergens liggen.’ Santi bracht haar een glas wijn. Sofia ving zijn blik op, maar hij reageerde niet. ‘Je had actrice moeten worden. Als kind had je al iets van een prima donna,’ wist Chiquita te vertellen. ‘Je trok altijd de aandacht. Het verbaast me dat je man je niet een rol in een van zijn stukken heeft gegeven! Je moet weten, Claudia, dat ze behoorlijk exhibitionistisch was. Ik herinner me een toneelstuk dat werd opgevoerd in San Andrés. Jij weigerde mee te doen omdat je de hoofdrol niet kreeg. Weet jij dat nog, Santi? Ze heeft bijna een week gehuild. Je beweerde dat je beter was dan alle anderen.’ 

   ‘Ja, dat weet ik nog,’ antwoordde hij.

   ‘Ze kreeg altijd haar zin, Claudia. Die arme Paco kon geen nee tegen haar zeggen.’

   ‘Grootvader ook niet,’ gaf Sofia schaapachtig toe, terwijl ze zachtjes lachte. ‘Mijn moeder kon er meestal niet tegen als we tegen haar samenspanden.’

   ‘Over je grootvader gesproken – dát was nog eens een bijzondere man.’

   ‘Ik mis hem nog steeds. Ik mis zijn humor,’ zei Sofia weemoedig. ‘Ik zal die keer nooit vergeten dat hij op de intensive care van het ziekenhuis in Buenos Aires lag, omdat hij een of andere zeer besmettelijke ziekte had opgelopen. Het was een soort amoebendysenterie, maar hoe het ook zij, de doktoren stonden perplex. Weet je dat nog, Chiquita?’ zei ze.

   Chiquita keek haar vragend aan en schudde haar hoofd. ‘Ik geloof het niet.’

   ‘De dokter zei dat grootvader zijn kamer niet mocht verlaten. Op een bepaald moment moest hij naar het toilet en nadat hij een paar keer vergeefs op de zoemer had gedrukt, verliet hij zijn kamer en wandelde hij de hele afdeling door totdat hij de baños had gevonden. Toen hij terugkeerde, zag hij dat er een bord op zijn deur hing waarop stond dat het onder geen enkele voorwaarde toegestaan was om zonder toezicht de kamer te betreden. Er lag een zeer besmettelijke patiënt in de kamer. Grootvader besloot dat hij absoluut niet naar binnen kon gaan, omdat hij dan de regels zou overtreden. Dus wat denk je dat hij deed? Hij heeft rondgewandeld op alle afdelingen, waardoor iedereen met wie hij in contact kwam besmet raakte, totdat hij een zuster tegenkwam die hem terugbracht naar zijn kamer. Wie grootvader O’Dwyer kent, weet dat hij het expres heeft gedaan. Daarna is er altijd meteen op zijn zoemer gereageerd.’ 

   ‘Wat zullen ze blij zijn geweest toen hij ontslagen werd,’ grinnikte Santi hoofdschuddend. ‘Ik weet nog dat je een keer na een ruzie met Anna je tassen ging pakken en naar ons huis kwam met het verzoek of mama je wilde adopteren. Herinner je je dat nog, Sofia?’ Nu de wijn zijn zintuigen had verdoofd en de spanning uit zijn spieren was verdwenen, kon hij pas voluit lachen.

   ‘Ik weet niet of ik me dat wel wil herinneren. Het is nogal pijnlijk,’ zei Sofia gegeneerd.

   ‘Nee, helemaal niet. Santi en Maria vonden het geweldig. Ze steunden je verzoek,’ zei Chiquita.

   ‘En wat zeiden mijn ouders ervan?’ vroeg ze. Dat had ze namelijk nooit precies geweten.

   ‘Laat me even nadenken.’ Haar tante slaakte een zucht, terwijl ze haar ogen samenkneep. ‘Je vader… ja, Paco kwam naar ons toe om je op te halen. Ik weet nog dat hij tegen je zei dat er best aardige weeshuizen waren waar je heen kon gaan als je niet meer bij hen wilde wonen. Hij zei dat je een te grote lastpost was om zijn familie mee op te schepen.’

   ‘Echt waar?’ Sofia giechelde.

   ‘Je bent altijd lastig geweest. Ik ben blij dat je je rust hebt gevonden,’ zei Chiquita hartelijk. Claudia had al die tijd niets gezegd. Ze had alleen maar geluisterd.

   ‘Ze speelde altijd polo met de jongens,’ vervolgde Chiquita, met haar hoofd knikkend.

   ‘Dios – dat is lang geleden. Ik zou niet weten of ik het nog zou kunnen.’ 

   ‘Speelde je net zo goed als de jongens?’ vroeg Claudia ten slotte, in een poging aan het gesprek deel te nemen.

   ‘Niet zo goed als Santi, maar zeker zo goed als Agustin,’ zei Chiquita naar waarheid.

   ‘Ik wilde alles doen wat de jongens deden. Het leek alsof zij veel meer plezier hadden dan wij meisjes,’ herinnerde Sofia zich.

   ‘Je was een soort erejongen, nietwaar Chofi?’ grijnsde Santi. Sofia aarzelde. Het was de eerste keer dat ze hem ‘Chofi’ hoorde zeggen. Chiquita deed net alsof ze niets had gehoord, maar Sofia wist wel beter want ze zag haar blik angstig heen en weer schieten van Santi naar haar. Natuurlijk liet Claudia niets merken en dronk ze van haar wijn alsof haar man niets ongewoons had gezegd. 

   ‘Sofia was me d’r eentje. Ik ben echt blij dat je je wilde haren bent kwijtgeraakt, en een lieve man hebt gevonden zoals ik altijd wel had verwacht,’ zei Chiquita nerveus, in een poging de stilte te doorbreken.

   Claudia keek op haar horloge. ‘Santi, we moeten de kinderen instoppen,’ zei ze bits.

   ‘Nu meteen?’ vroeg hij.

   ‘Ja, je weet hoe teleurgesteld ze zijn als je ze niet welterusten zegt.’

   ‘Ik moet trouwens terug naar mijn ouders. Het is een lange dag geweest en ik ben moe. Ik zie jullie morgen weer,’ zei Sofia, terwijl ze opstond.

   Ook Claudia en Santi stonden op om weg te gaan. Santi kuste haar niet. Hij knikte alleen maar verlegen, voordat hij, gevolgd door zijn vrouw, de kamer uit ging. Chiquita kuste haar vol tederheid.

   ‘Praat met Anna, Sofia,’ zei ze.

   ‘Hoe bedoel je?’ vroeg Sofia.

   ‘Praat met haar. Het is niet gemakkelijk geweest – voor jullie allebei niet.’