Titanen
Eigenlijk was het van het eerste ogenblik af al mis. Je voelt
zoiets, 't Zit in de lucht.
De man had zijn auto geparkeerd en was de enigszins boerse
uitspanning aan de grote verkeersweg binnengestapt, waar ik
helemaal alleen post zat te beantwoorden. Een gewone, plompe
Hollandse man van een jaar of veertig. In zaken, dacht ik. Geen
dichtbundelslezer. Meer een kapucijnerseter. Hij stond zeer stevig
op zijn benen en had zo'n donkere blik die nooit wijkt. Midden in
het café keek hij rond op een manier of het van hém was en hij zei,
op een toon die ook al niet deugde: 'Breng me een kop koffie. En
waar is de telefoon?'
Toen de baas antwoordde: 'Daar, in de gang, ' stond al vast dat we
hier te doen hadden met een geval van wederzijdse antipathie op het
eerste gezicht. Hij ging even weg en kwam weerom met de koffie, die
hij op een tafeltje bij het raam zette, terwijl de man in de gang
met de telefoon doende was. De kern van de onmiskenbare spanning
tussen die twee lag in het feit dat ze op elkaar leken, watvooral
door autoritaire, in de machtssfeer levende mannen, slecht wordt
verdragen. De baas stond net zo stevig op zijn benen en keek
precies eender rond in het café. Maar het was écht van hem, daarin
zat het verschil. Hij wierp nog een norse blik op het kopje koffie
dat hij had neergezet en verdween toen achter een deur met het
opschrift 'privé'. Nu keerde de man terug en nam aan het tafeltje
plaats. Ik zag hem op zijn rug, een welsprekende rug, een rug vol
bezwaren. Er verstreken tien onrustige minuten. Toen verscheen de
baas weer.
'Zeg, ' riep de man.
Hij wachtte tot de ander bij hem kwam.
'Ik wil nog wel een kop koffie, ' zei hij.
De baas knikte on-blij en nam het blaadje van de tafel. Toen hij er
bijna mee bij de deur was, sprak de man: 'Maar geef me dan een
schoon koppie. '
De ander bij de deur zweeg. Hij vroeg niet waarom. Hij stond maar,
in gespierde afwachting, als een judovechter, die klaar is voor de
volgende greep.
'Aan dit koppie zat lippenstift, ' vervolgde de man, 'dat is niet
zo smakelijk. '
Hij nam een royale pauze.
De mededeling hing in de lucht als een donderwolk.
Langzaam tilde de baas het kopje in de hoogte en sprak: 'Ik zie
niks. '
De man schudde het hoofd.
'Ik heb het eraf geveegd, ' zei hij, 'omdat jeniet in je zaak was.
' Een carambole: twee tikken in één zin. De baas kneep zijn lippen
op elkaar.
'Mot je tóch nog koffie?' vroeg hij, het tutoyeren overnemend. Zijn
stem klonk een beetje schor.
'Ja, ' antwoordde de man, 'je koffie is wel te drinken. Als je
koppie maar schoon is. '
De baas opende de deur krachtig. Binnen enkele seconden was hij
terug en zette het blaadje voor de man neer. Die keek ernaar. Weer
wachtte hij tot de ander bijna bij de deur was, om te roepen: 'Zeg.
'
De baas draaide zich om. Er was diepe, gevaarlijke haat in de blik
waarmee hij keek.
'Nou kan 't aan mijn ogen liggen, ' sprak de man traag, 'maar ik
zie nog rood aan dat koppie. '
Hij wees met een plompe vinger. De baas verroerde zich niet.
'Ik dacht dat je 't eraf geveegd had, ' zei hij met geknepen
stem.
'Blijkbaar niet alles, ' sprak de man, 'kijk maar. '
Op stijve benen liep de baas naar hem toe en pakte het blaadje weer
op. Zijn gezicht was rood en zijn mond hard toegeknepen, als een
circusartiest die in de nok van de tent aan zijn tanden hangt. Hij
droeg het blaadje twee tafeltjes verder, haalde een vuile zakdoek
uit zijn zak, veegde er even mee langs het kopje en zette het weer
neer. De man bleef enige tijd roerloos zitten om deze zet te
verwerken.
'Wat krijg je van me met de telefoon mee?' vroeg hij eindelijk.
'Eén vijftig. '
Hij legde het geld naast het volle kopje en stond op. Bij de deur
draaide hij zich nog even om en zei loom: 'Weet je wat óók handig
is? Zo'n koppie afwassen in een beetje warm sop. '
Toen was hij verdwenen. De baas greep zich met beide handen aan de
tafelrand en ademde zeer diep.