Café met spiegels
Wanneer spiegels niet breken worden ze oud. Ze krijgen zo hier
en daar een donkere vlek. Maar wat ze bijna tragisch maakt, is de
vermoeidheid van het glas dat zijn plicht blijft doen. Het heeft zó
veel gezien dat er niet meer is. Het is aan het eind van zijn
krachten. Het snakt ernaar, eindelijk niet meer te hoeven
kijken.
Zo'n ten dode uitgeputte spiegel gaf me laatst, in Parijs, me zelf
weerom, 't Was in het kleine café 'Au rendez-vous des artistes' op
de hoek van de Rue des Martyrs en de grote boulevard die
Mont-martre doorsnijdt. De 'artistes' zijn in dit geval de
circusmensen, want op de andere hoek van de straat staat het oude
Medrano, nu van Bouglione, waar vroeger alle groten zijn
opgetreden. De Fratellini's, de verrukkelijke clowns, die ik nog
wel heb gezien. De legendarische Grock. En Rastelli, die leefde
vóór mijn tijd.
De oude spiegel heeft ze allemaal gezien, als ze hier na de
voorstelling even kwamen. Ook Rhum, de heerlijke clown, die er zijn
ideetjes voor zijn nummer in een boekje, naast zijn glas Pernod
noteerde. En mijn vriend Stanley, vroeger leider van het beroemde
trapeze-nummer 'The Stanley Brothers', nu een vergrijsde
Amsterdammer in ruste, gelukkig met mooie herinneringen aan zijn
grote tijd.
Hij vertelde mij, in ons stamcafé, het eerst over Rastelli. Hij
zat, in de jaren dertig, in de trein naar Breslau. Tegenover hem
las een man de krant en op de voorpagina stond een bericht dat hem
verbijsterde.
'Rastelli plotseling overleden. '
Aan een infectie. In zijn geboorteplaats Bergamo, waar hij
toevallig een dag was.
Die dag hingen aan alle circussen en variététheaters de vlaggen
half stok.
'En toen ik in Breslau het restaurant binnenkwam waar hij, als hij
in die stad optrad, altijd at, stond daar zijn portret met een
rouwfloers, ' vertelde Stanley mij.
Waarom veroorzaakte Rastelli's vroege dood — hij was in de dertig —
zo'n hevige schok in de circuswereld?
Omdat deze stille, vriendelijke Italiaan, die voortkwam uit een
geslacht van kermisartiesten, als jongleur iets bovenmenselijks had
gepresteerd.
Men zegt dat de wereld nooit meer een danser als Nyinski heeft
opgeleverd. Maar het grote knaagdier Tijd liet geen bewijs van deze
legende heel. Rastelli echter, kerfde een onwankelbaar feit in de
eeuwigheid: hij kon jongleren met acht ballen.
'En dat heeft nooit meer iemand hem nagedaan, ' zegt Stanley.
En hij niet alléén. Ik heb het nagevraagd bij circusdeskundigen,
hier en in Parijs en zij bevestigden het.
' 't Is hoogstens wel eens iemand een keer gelukt tijdens een
repetitie, ' hoorde ik.
Kober schrijft het ook in zijn klassieke circusboek 'Die grosse
Nummer' (1925) Hij zegt dat de goede jongleurs het pas na jaren
brengen tot het beheersen van zes ballen. Maar nóóit acht. Dat kon
alleen Rastelli, die dan ook zes uur per dag repeteerde en alleen
leefde voor zijn nummer. Voor het bovenmenselijke wonder, dat hij
elke avond vertoonde. En dat nooit meer is geëvenaard.
'Je ziet het vaak dat artiesten, die zó verbeten alles op één kaart
zetten, jong sterven, ' zei een ervaren circusman tegen me.
Rastelli deed het.
Er zijn bijna geen mensen op de wereld die niet beproeven van hun
leven iets persoonlijks te maken en in dat leven iets te creëren,
dat langer duurt dan zij zelf.
De ouwe meneer Jansen stichtte het dappere garen- en bandwinkeltje,
dat zijn zoons nu hebben uitgebouwd tot die machtige firma.
De heer Shakespeare schreef een paar toneelstukjes.
En Rastelli jongleerde zich de circuseeuwigheid in. De oude spiegel
heeft hem gezien: een kleine, ranke Italiaan, vriendelijk en
bescheiden.
'Want de echte grote artiesten hebben nóóit kapsones, ' zegt
Stanley die vaak met hem in een programma heeft gestaan. 'En hij
was een echte grote. Ik heb in Bergamo zijn graf bezocht. Er staat
een standbeeld van hem op. Jonglerend. '