Een vrije jongen
De man, die naast mij aan de tapkast stond, zei zonder bepaalde
aanleiding tegen me: 'Met vrouwen — 't is linke soep. Je weet vaak
niet precies wat je doen moet, eigenlijk. '
En hij nam een teug bier. Hij was een lange jongen van een jaar of
dertig, met een splinternieuw, hel groen jasje aan en hij had iets
zwierigs, ook in zijn kuif. Omdat zijn mededeling algemeen en vaag
genoeg was om voor beaming in aanmerking te komen, antwoordde ik:
'Ja, dat is zo. '
'Nou woon ik in een logementje, ' vervolgde hij. 'Ik ben een vrije
jongen, niet? En die vent, die dat logement drijft, ach, ik koop
daar beneden eens een kop koffie of ik koop daar eens een gevulde
koek of ik koop daar eens een hard ei — zo'n man moet óók
verdienen, niet? Maar goed, nou zat laatst op een avond een ouwe
man, die ook in dat logement woont, beneden te huilen. Dronken
natuurlijk. Maar goed. Ik krijg medelijden met die ouwe man en ik
breng die ouwe man naar zijn kamertje. Ik neem nog twee harde
eieren mee, op een schoteltje. Enwe komen op zijn kamertje en hij
had daar nog een paar maatjes staan en we eten de eieren en drinken
die paar maatjes en we praten samen en die man houdt op met huilen.
Maar goed — wat denk je dat er gebeurt? Ineens komt die vent van
dat logement naar binnen stormen en roept: "Vuile zwervers, jullie
zitten hier maar te zuipen en mijn licht op te branden. " En dat
tegen mij. Terwijl ik een radio op termijn heb genomen, om uit de
kroeg te blijven. Ik sta op en ik zeg: "Kom mee naar buiten,
slijmerd, dan ram ik je even in mekaar. " Ja, dat had ik rustig en
ongestraft kunnen doen, hoor, want de politie heeft laatst nog
tegen me gezegd: "Hij verdient een pak op zijn mieter, hij is zo
slecht als die paraplubak en we zouden hem graag zélf te pakken
nemen. " Maar ja, personeelstekort, he. '
Hij maakte een excuserend handgebaar, nam weer een slok en sprak:
'Dus ik denk: krijg de klere met je logement en ik schrijf op een
huwelijksadvertentie, want ik heb een mooie hand van schrijven. En
ik krijg een beleefd antwoord van dat vrouwtje. Maar goed. Op een
middag ga ik ernaar toe. Ik had een flesje eau de cologne
meegenomen uit de Hema, maar dat heb ik er natuurlijk niet bij
gezegd. Een fris, gescheiden vrouwtje met twee kindertjes en zo
woonde op een woonschip dat heette "De woelige stulp". Ik vroeg nog
hoe ze daar aan gekomen was, aan die naam, en ze zei: "Die heb ik
eens op een villa gelezen. " Maar goed. We passeren de middag
aangenaam. Ze schenkt een koppie thee met eenzelf gebakken
boterbiesje, lekker, al had ik liever een spatje gehad. En we
praten, 'n Fris vrouwtje. Frisse kindertjes ook. En ik zeg: "Je mot
in de toekomst kijken, je gaat in het leven wel achteruit maar
nooit vooruit, " wat je dan zo eens zegt, niet? Maar goed. De
middag is voorbij. We nemen afscheid. Ze geeft me een kus. Niet op
de mond direct. Maar op de wang. Maar een kus toch. En ze roept
tegen die kindertjes: "Zeg maar: dag pappie. " En gek — maar dat
vond ik een beetje schielijk. ' Hij ledigde zijn glas.
'Vind je dat ook niet schielijk, na zo'n eerste middag?' vroeg
hij.
'Het is schielijk, ' gaf ik toe.
'Nou had ik daar in de buurt toevallig een kennis wonen, '
vervolgde hij, 'en ik loop even bij die kennis an. En ik vertel hem
van dat vrouwtje. En hij zegt: "Jan, jongen, begin er niet an, want
je wordt zwaar in het schip genomen. " En dat gaf eigenlijk weer
voedsel aan mijn aarzeling, omdat ze zo schielijk was geweest met
dat "dag pappie", hoewel het frisse kinderen waren en een tof
wijffie, daar niet van. En nou heb ik nog wel een brief van haar
gekregen, op het adres van mijn moeder, die bedlegerig is, maar ik
dacht: Nee, ik zie er toch geen brood in. Dus ik heb niet
geantwoord. En ik ben gewoon teruggegaan naar dat logement. En daar
zat beneden die ouwe man weer te huilen. Niet zo erg als de vorige
keer. Eigenlijk maar een béétje. En ik dacht: Ach Jan, niet mee
bemoeien. En ik leg het bijmet die baas. En nou zit ik daar weer,
op me kamertje, met m'n radio op termijn, die me ten minste uit de
kroeg houdt. Ach, weet je wat het is, je léért in het leven.
'