Man in tweevoud

In een koffiehuis in Utrecht zat een keurige heer van middelbare leeftijd alléén aan een tafeltje schaterend van plezier te lezen in 'De Strijdkreet'. Nu is dit orgaan van het Leger des Heils, dat door de onvermoeibare zusters dezer organisatie, in cafés wordt uitgevent, in de laatste jaren weliswaar ingrijpend gemoderniseerd en opgeknapt, maar toch niet in zódanige mate, dat de inhoud het onbedaarlijk plezier van de eenzame heer, die het hanteerde als 'De Lach', zonder meer waarschijnlijk maakte. Maar hij bulderde erom en moest, toen hij het blad eindelijk neerlegde, de vreugdetranen uit zijn ogen wissen.
Nu had — moet ik er bijvoegen — de oude kelner zijn kleine glas, tijdens dat lachen, op zijn schier onmerkbare last enige malen gevuld. De heer was hier kennelijk stamgast en er bestond ruimte voor de veronderstelling, dat hij, via de nijvere industrie die zich reeds eeuwen geleden in Schiedam nestelde, in het stadium was gekomen, waarin men eigenlijk alles onweerstaanbaar komisch vindt. Ik maakte mij sterk dat hij zich, tijdens het lezen van het Utrechts telefoonboek, óók op de dijen zou hebben geslagen van de pret.
Deze zogeheten 'slappe lach' behoort tot een der aardigste gevolgen van alcoholmisbruik, 't Is alleen een hoogst particulier plezier, dat door de nuchtere omgeving moeilijk wordt doorgrond. Die kijkt een beetje verbaasd naar een eenzame particulier, die buldert om 'De Strijdkreet'.
Zo'n man bevindt zich dan ook eigenlijk op een andere planeet, waar het vrolijker toegaat dan op de onze. Ik heb eens in een geleerd boek gelezen, dat in dorpen op IJsland, personen die deze staat van beschonkenheid hebben bereikt, niet met verachting worden behandeld, maar met onderscheiding, omdat men daar inziet, dat de betrokkene het voorrecht heeft tijdelijk elders te verwijlen, waar het beter toeven is dan op de harde aarde.
De Utrechtse heer zou te IJsland bepaald op handen gedragen zijn.
Toen hij 'De Strijdkreet' eindelijk had neergelegd, node afscheid nemend, vouwde hij zijn handen op zijn buik, keek onnoemelijk vergenoegd wat voor zich uit, lachte zo nu en dan nog eens schokschouderend na en liet zijn glas opnieuw vullen.
Hij nam een ferme teug en begon toen luid in zich zelf te praten. Dit druk ik eigenlijk niet helemaal exact uit. Hardop in zich zelf praten doen véél mensen en ik behoor zelf tot deze groep van de bevolking, 't Is ontspannend en je hebt altijd gelijk. Klassiek is het mopje uit 'Punch' van de man die ermee naar de dokter ging en op de verzekering van de geleerde, dat hij er zich niet ongerust over hoefde te maken, antwoordde: 'Ja. maar dokter, wat ik zég vind ik altijd zo mateloos vervelend. ' De eenzame heer in het Utrechtse koffiehuis was echter geen gewone in zich zelf prater, die aan de stroom zijner gedachten onnodig de klank van zijn stem bijdraagt. Neen, hij sprak geen monoloog uit, maar een dialoog.
Hij had zich zelf in twee personen gesplitst.
De een zei iets, langs zijn neus weg en de ander bulderde daar om. Een sublieme remedie tegen eenzaamheid, dacht ik. Hij zocht geen gezelschap, maar creëerde zelf een makker, die louter onweerstaanbare dingen zei. Het ligt natuurlijk niet op mijn weg, dit systeem van leven te propageren omdat, als het een rage werd, in alle koffiehuizen van ons land, mannen zich alléén met z'n tweeën zouden zitten te amuseren, wat de omzet onzer nuttige horecabedrijven zou halveren, maar tóch blijft het mooi, want wie zijn gesprekspartner zelf schept, verkleint het steeds op de loer liggende risico der verveling, dat men neemt als men praat met iemand van vlees en bloed.
Hoewel...
De oude kelner was telkens, net op tijd, met een volle kelk aanwezig en ofschoon ik te ver weg zat om het discours van deze schizofrene solist te kunnen volgen, kreeg ik toch de indruk dat de blijdeman, die hij geschapen had, begon te verslappen. Hij plaatste nog wel telkens doodleuk zijn grappen, maar ze werden, geloof ik, minder spits, zodat de tweede man, die het bulderen voor zijn rekening nam, een beetje inbond. Het werd gewoon lachen eerst, daarna formeel grijnzen en ten slotte mat knikken. Het vuurwerk was voorbij. En de laatste pijlen wilden de lucht niet in. De man zweeg. Beide mannen zwegen. Zij vloeiden samen tot één man, die terug was op aarde en herleid tot een van ons. Nog éven probeerde hij 'De Strijdkreet', maar hij las er nu in, zoals men in 'De Strijdkreet' behoort te lezen. Hij legde het blad neer, betaalde, liet zich in zijn jas helpen en ging — een neerslachtige man.
Vreugd is kortstondig en broos, als een vlinder.