Betrapt
Het was opvallend eenvoudig geweest om ongemerkt het terrein te verlaten. Jade had een paar rondjes gereden en was toen met haar fiets achter een grote rododendron gedoken tot de anderen aan hun route over het terrein waren begonnen. Daarna had ze de fiets door een gat in de heg geduwd en was ze de weg op gereden.
Ze propte haar spijkerjack in de fietstas en stopte om het riempje van haar helm vast te maken.
„Waar ga jij naartoe?"
Jade schrok zich wild. Haar hart ging behoorlijk tekeer toen ze zich omdraaide. Het was Andy. „O, ben jij het," riep ze opgelucht uit. „Ik, eh... Ik zocht de anderen."
Andy grijnsde. „En ik ben op zoek naar loslopende olifanten," zei hij. „Even serieus, waar ga je naartoe?"
Jade zuchtte. „Zul je het niet verder vertellen? Zweer het."
„Op het graf van mijn moeder," zei Andy.
„Zeg dat nooit meer!" schreeuwde Jade.
Andy deinsde verbaasd achteruit.
„Je weet niet waar je het over hebt."
Andy sloeg zijn ogen neer. „Sorry, dat was niet zo slim van me. Ik was het vergeten van je ouders. Maar ik weet wel een beetje hoe het is. Mijn moeder is ervandoor. Ik heb haar al in geen maanden gezien."
Jade slikte. „Dat wist ik niet. Wat erg voor je." En toen vertelde ze Andy wat ze van plan was.
„Ik was op zoek naar een bushalte," zei Andy. Hij haalde een ansichtkaart uit zijn jaszak. „Mijn moeder heeft me dit kaartje gestuurd, uit Brighton. En toen we plotseling hierheen gingen in plaats van naar Dorset, dacht ik dat het een voorteken moest zijn. En misschien..." Zijn stem stierf weg. „Zeg maar dat het nergens op slaat."
Jade schudde haar hoofd. „Dat zeg ik helemaal niet. Ik denk alleen niet dat je hier een bushalte zult vinden." Ze nam een besluit. „Haal snel een fiets en ga met me mee. Ik wacht een eindje verder op je."