16

 

 

 

 

 

 

Het duurde bijna een week voordat Branna helemaal tevreden was, en al die dagen kon ze haar kostbare uren niet besteden aan het perfectioneren van het gif. Toch vond ze dat ze haar tijd goed had besteed.

De timing luisterde nauw en de leden van de cirkel zouden in verschillende fasen los van elkaar in actie komen, dus elke stap van elke fase moest zorgvuldig worden gepland.

Ze kozen voor de vroege avond, zodat ze hun vaste routines konden aanhouden en het minstens nog een uur licht zou zijn voor de avond viel.

In haar werkplaats stopte Branna het kristal dat ze had uitgekozen en betoverd voorzichtig in een buideltje.

‘Je moet het neerzetten op een hoge plek, tegenover het altaar, zodat het weerspiegelt wat er daaronder gebeurt,’ zei ze tegen Fin. ‘En je moet zo snel mogelijk terugkomen.’

‘Dat heb je al gezegd.’

‘Ik kan het niet genoeg herhalen. Je zult in de verleiding komen om langer te blijven – dat zou ik in jouw geval ook hebben – om te zien of je nog iets anders kunt vinden of te weten kunt komen. Hoe langer je daar blijft, op zijn plek en in zijn tijd, hoe groter de kans dat je een spoor achterlaat, of dat hij je aanwezigheid voelt.’

Ze stopte het buideltje in een leren tas en hield daarna een medicijnflesje omhoog. ‘Als het misgaat en hij terugkomt voordat je klaar bent, moet dit genoeg zijn om hem enkele ogenblikken uit te schakelen, zodat jij de tijd hebt om terug te keren naar Iona, Boyle en mij, in onze tijd. Gebruik het alleen als je geen andere keus hebt.’

Ze stopte het medicijnflesje in een buideltje en voegde het bij de rest in de tas. Ze staarde erop neer en wenste dat wat hij moest doen niet gedaan hoefde te worden. ‘Riskeer niet alles voor dit ene moment.’

‘Jij hoort ook bij dit alles, dus je weet dat ik dat niet zal doen.’

‘Raak niets van hem aan. Doe geen…’

‘Branna.’ Hij nam haar gezicht in zijn handen en wachtte tot ze hem aankeek. ‘We hebben het allemaal besproken.’

‘Natuurlijk. Je hebt gelijk. En het is tijd.’ Ze gaf hem de tas en liep weg om haar jas te pakken. ‘Iona en Boyle kunnen elk moment hier zijn.’

‘Als dit achter de rug is, hebben we een venster waardoor wij hem kunnen bespieden, zoals hij ons ook maar al te vaak bespiedt. En daarna hebben we alle tijd om het gif te maken waarmee we dit gaan afsluiten.’

‘Ik ben er eerlijk gezegd niet gerust op.’ Ze wist niet of het hielp om het te zeggen, maar ze wist wel dat het onzinnig en misschien gevaarlijk was om de schijn op te houden. ‘Hoe dichter we het einde naderen, en ik geloof echt dat we er een eind aan gaan maken, hoe meer ik het gevoel heb dat er aan me wordt getrokken. Het is meer dan zelfvertrouwen en twijfel. Ik begrijp mijn eigen gevoelens niet, en dat maakt me onbehaaglijk.’

‘Vertrouw hier nu maar op. Alleen hierop, op dit moment.’

Ze kon niet anders dan het proberen, want er was geen ruimte voor twijfels. En evenmin voor uitstel, want Iona en Boyle stopten voor de deur.

Ze pakte een kort zwaard en bevestigde de schede aan haar riem. ‘We moeten voorbereid zijn,’ zei ze slechts, toen Iona en Boyle binnenkwamen.

‘Connor en Meara zijn onderweg.’

‘Dan kunnen wij ook maar beter gaan.’ Branna pakte eerst Fins hand en toen die van Boyle. Toen Iona Boyles hand vastpakte, vlogen ze.

Door de koele, vochtige lucht en de wind, over de bomen en de rivier, en ten slotte over het meer met het kasteel van Ashford, dat achter hen baadde in het licht.

Ze landden zachtjes tussen een groepje bomen, op een plek die ze niet herkende.

‘Hier?’

‘Hier ben ik hem kwijtgeraakt. Het is honderden jaren geleden dat Midor en zijn grot hier waren,’ zei Fin. ‘Er staan hier en daar wat huizen en er liggen wat wegen, maar ik denk dat de plek waar Cabhan is verwekt altijd in een of andere vorm in stand zal blijven, net als Sorcha’s huisje.’

‘Er hangt hier een stilte.’ Met waakzame ogen bestudeerde Boyle de omgeving. ‘Een hard soort stilte.’

Fin, die hetzelfde voelde, knikte. ‘Wij Ieren zijn een bijgelovig volkje en we zijn zo verstandig om om een elfenheuvel heen te bouwen zonder hem te verstoren en een stenen cirkel te laten staan waar hij staat. En om bij een plek uit de buurt te blijven waar de duisternis nog steeds voelbaar is.’

Hij wierp een blik op Boyle. ‘We hebben afgesproken dat we bij elkaar zouden blijven, maar als we ons opsplitsen kunnen we een groter gebied afzoeken.’

‘We blijven bij elkaar,’ zei Branna vastberaden. Ze had al verwacht dat hij dit zou voorstellen. ‘En als de duisternis nog voelbaar is?’ Ze haalde een toverstaf tevoorschijn met een punt van helder kristal. ‘Dan zal het licht hem vinden.’

‘Ik kan me niet herinneren dat dit bij het plan hoorde.’

‘We moeten voorbereid zijn,’ herhaalde ze. Ze hief haar toverstaf op naar de hemel tot de punt een pulserend licht uitstraalde. Ze zag Merlijn boven hen cirkelen.

‘Met hulp van mijn toverstaf en jouw buizerd moeten we de schuilplaats kunnen vinden. Hij trekt naar het noorden.’

‘Dan gaan we naar het noorden.’ Boyle pakte weer Iona’s hand en met z’n vieren liepen ze noordwaarts.

 

Aan de andere kant van de rivier liepen Connor en Meara door het bos. Hij stond in contact met Roibeard, die tussen de bomen door dook, en met Merlijn, die een oogje hield op de rest van de cirkel, die door een ander bos reisde.

‘Wat een genot om eindelijk eens de gelegenheid te hebben om met jou op valkenjacht te gaan. Het is zo lang geleden dat we daar gewoon een uur de tijd voor namen.’

‘Ik moet meer oefenen,’ antwoordde Meara luchtig en ontspannen, hoewel haar keel kurkdroog was. ‘Ik wil goed voorbereid zijn als we de combinatieritten gaan doen.’

‘We hadden de paarden mee kunnen nemen.’

‘Zo is het ook goed.’ Ze hief haar gehandschoende arm op naar Roibeard, en hoewel de valkenjacht alleen maar een truc was, genoot ze ervan toen hij naar haar toe kwam.

‘Zou je zelf een buizerd willen?’ vroeg Connor haar.

Ze keek hem oprecht verbaasd aan. ‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht.’

‘Je moet er zelf een hebben. Een vrouwtje, als je er een vindt waar je een klik mee hebt. Dan zouden jouw buizerd en de mijne kunnen paren.’

Die gedachte bracht een glimlach op haar gezicht. Het was een lief, heel voor de hand liggend idee. ‘Ik heb nog nooit zelf voor een buizerd gezorgd.’

‘Ik zou je helpen, maar je zou het heel goed kunnen. Je hebt vaak genoeg geholpen met Merlijn, als Fin op reis was. We zouden een onderdak voor ze kunnen maken bij het huis dat we voor onszelf gaan bouwen. Als je dat nog steeds wilt tenminste.’

‘Daar heb ik ook nog nauwelijks over nagedacht, net zoals ik nog bijna geen stap verder ben gekomen met de trouwerij.’ Ze liet Roibeard weer vliegen. ‘En we hebben Cabhan om ons zorgen over te maken.’

‘Aan hem denken we niet vandaag,’ zei Connor, hoewel ze allebei aan bijna niets anders dachten. ‘Vandaag volgen we Roibeards dans. Zing eens iets, Meara. Iets vrolijks waar Roibeard zijn vleugels van uitslaat.’

‘Iets vrolijks, hè?’ Ze pakte zijn hand en slingerde onder het lopen speels zijn arm heen en weer. Ze wilde dat vertrouwde fysieke contact met hem, want ze wisten allebei dat de muziek Cabhan misschien naar hen toe zou lokken.

Dat was de opzet.

Ze koos voor ‘The wild rover’, een vrolijk lied met verschillende coupletten, zodat Cabhan voldoende tijd zou hebben om op hen af te komen, als hij dat zou doen.

Ze lachte toen Connor het refrein met haar meezong. Op iedere andere dag zou ze hebben genoten van deze wandeling met hem en de buizerd, van het liedje in het mooie bos, waar de grond zacht was van de gesmolten sneeuw en waar nog steeds witte plakkaten aan de donkere schaduwen kleefden.

Toen hij in haar hand kneep, wist ze dat de truc had gewerkt. Nu was het tijd voor hun aandeel in het complot.

Haar stem haperde niet toen ze de eerste mistflarden over de grond aan zag komen sluipen, en evenmin toen Roibeard landde op een tak dicht in de buurt, een krijger met gouden vleugels, klaar om hen te verdedigen.

‘Ik zou je met één gedachte de mond kunnen snoeren.’

Cabhan verrees uit de mist en glimlachte minzaam toen Meara ophield met zingen en haar zwaard trok. ‘En dat heb ik bij dezen gedaan. Je zet je meisje op het spel, heks, door wandelingen te maken door het bos, terwijl je zus niet in de buurt is om voor je te vechten.’

‘Ik heb genoeg om mijn meisje te verdedigen, als dat nodig mocht zijn. Hoewel je volgens mij wel weet dat ze heel goed in staat is zichzelf te verdedigen. Maar goed…’ Connor liet zijn vinger over de kling van Meara’s zwaard glijden, waarop het onmiddellijk vlam vatte. ‘Zo heeft ze er nog iets bij.’

‘Welke man gaat nou achter zijn vrouw staan?’

‘Naast haar,’ verbeterde Connor. Hij trok zijn zwaard en liet het ontbranden.

‘Onbeschermd,’ zei Cabhan en hij slingerde een zwarte bliksemschicht in Meara’s richting.

Connor sloeg hem met een harde wervelwind tegen de grond. ‘Nooit onbeschermd.’

 

Aan de andere kant van het water straalde Branna’s toverstaf een steeds sneller pulserend licht uit. ‘We zijn dichtbij.’

‘Daar.’ Fin wees naar een woeste wirwar van takken met grote, zwarte doorns en kronkelige twijgen met bessen als harde druppels bloed. ‘Hierachter zit Midors grot. Ik voel het trekken, net zoals ik het voelde branden toen Cabhan de rivier overstak. De weg is veilig.’

‘Het ziet er niet veilig uit,’ zei Iona. ‘Eerder dodelijk.’ Bij wijze van proef tikte ze met de kling van haar zwaard op een van de doorns en luisterde naar het metalige geluid van staal op staal. ‘Het klinkt ook dodelijk.’

‘Ik ga niet door die struiken heen, maar door de tijd. Later, als dit achter de rug is, komen we hier met z’n allen terug en dan branden we deze doornige struiken plat en strooien we zout om de grond te zuiveren.’

‘Nog niet.’ Branna pakte zijn arm. ‘Connor heeft me nog niet verteld dat Cabhan heeft toegehapt.’

‘Dat heeft hij gedaan. Hij is er bijna, en hoe sneller ik erin en eruit ben, hoe korter Connor en Meara het tegen hem hoeven op te nemen. Het moet nu, Branna, en snel.’

Hoewel het haar vervulde met angst, wierpen ze de cirkel. Ze liet Fins hand los en accepteerde dat het ging gebeuren.

‘Naar deze plek van dood en duisternis,’ zong ze met de anderen, ‘zenden wij hem die het teken gegeven is. Door ruimte en tijd zenden wij hem heen. Machten van het licht, strengel onze wil ineen. Zend hem heen en weer terug door het licht van de drie.’

‘Kom terug bij mij,’ voegde Branna eraan toe, hoewel dat niet bij de spreuk hoorde.

‘Zoals jij het wilt, zo zal het zijn,’ zei Fin, en hij keek haar in de ogen.

De mist kolkte om hem heen en hij was verdwenen.

‘Het zal niet lang duren.’ Iona legde troostend haar arm om Branna’s schouders.

‘Het is zo donker en koud. En hij is alleen.’

‘Niet waar.’ Boyle pakte haar hand en hield hem stevig vast. ‘Wij zijn hier. Wij zijn bij hem.’

Maar hij was alleen in de kou en in het donker. De toverkracht hing als een dikke klamme deken in de lucht, waardoor hij verder niets voelde. Zwart bloed besmeurde de grond waar Cabhan zijn moeder had vastgeketend en vermoord.

Zijn ogen gleden langs de gruwelijke verzameling potten die waren gevuld met stukken van de vrouw die Cabhan het leven had geschonken en die hij had bewaard om zijn zwarte toverkunsten uit te voeren.

De wereld die Fin kende, zíjn wereld, leek niet alleen maar eeuwen ver weg. Het was alsof hij helemaal niet bestond. Door de demon te bevrijden en hem vorm en bewegingsvrijheid te geven, was deze grot in een heel eigen hel veranderd, waarin alle verdoemden brandden in de kou.

Hij rook zwavel en bloed, oud en nieuw bloed. Hij had al zijn wilskracht nodig om weerstand te bieden aan het plotselinge, vurige verlangen om naar het altaar te lopen, de beker te pakken die onder een kruis van vergeelde botten stond en te drinken.

Drinken.

Zweet bedekte zijn huid, hoewel zijn adem in de ijskoude lucht tot wolkjes verdampte. De lucht leek te golven als een zee. Stinkende druppels gleden langs de muren naar beneden en spatten met de regelmaat van eb en vloed uiteen op de vloer.

Iets in het getik bracht zijn bloed in beroering.

Zijn hand beefde terwijl hij zichzelf dwong het buideltje uit de tas te pakken en het kristal eruit te halen.

Even was Branna daar, warm en sterk, zo vol licht dat hij zijn hartslag tot bedaren kon brengen en zijn handen kon laten stoppen met trillen. In de mist steeg hij op naar de vochtige muur van de grot. Hij zag symbolen die in de steen waren gekerfd en herkende ze van Ogham, hoewel hij ze niet kon lezen.

Hij legde het kristal in een spleet, langs een vingerbrede richel, en vroeg zich af of Branna’s betovering sterk genoeg zou zijn om hem in zo’n diepe duisternis te verbergen.

Zo’n diepe, fascinerende duisternis, waar stemmen zongen en zij die geofferd moesten worden schreeuwden en huilden om genade, die nooit geschonken zou worden.

Waarom zou er genade geschonken moeten worden aan de minderwaardigen? Hun kreten en jammerklachten klonken als ware muziek, een oproep om te dansen, te eten.

De duisternis moest gevoed worden. Omarmd. Aanbeden.

De duisternis zou belonen. Eeuwig belonen.

Fin draaide zich om naar het altaar en deed er een stap naartoe. En nog een.

 

‘Het duurt te lang.’ Branna wreef over haar armen om een kou te verdrijven die tot diep in haar botten doordrong en die werd veroorzaakt door angst. ‘Het wordt al avond. Hij is nu meer dan een half uur weg. Veel te lang.’

‘Connor?’ vroeg Iona. ‘Hij is…’

‘Ik weet het, ik weet het. Meara en hij kunnen Cabhan niet veel langer tegenhouden. Ga naar Connor. Ga met Boyle naar Connor en Meara en help ze. Ik ga erdoorheen, Fin zoeken. Er is iets mis, er is iets gebeurd. Sinds hij naar binnen is gegaan heb ik hem niet meer kunnen voelen of waarnemen.’

‘Je gaat niet. Branna, dat doe je niet.’ Boyle pakte haar bij de schouders en schudde haar zachtjes door elkaar. ‘We moeten erop vertrouwen dat Fin terugkomt, en we mogen jou niet in gevaar brengen. Zonder jou eindigt het hier, en niet voor Cabhan.’

‘Het kan zijn dat zijn bloed hem verraadt, hoe hij zich er ook tegen verzet. Ik kan hem eruit halen. Ik moet het proberen. O, god, Cabhan komt terug. Fin…’

‘Kunnen we hem met z’n tweeën terugtrekken?’ Iona greep Branna’s hand. ‘We moeten het proberen.’

‘Met z’n allen misschien… O, de goden zij dank.’

Met zijn mist in een dun, vervaagd waas om hem heen, viel Fin op zijn knieën voor haar op de grond en Branna dook op hem neer.

‘Hij komt eraan,’ bracht Fin met moeite uit. ‘Het is gelukt, maar hij komt eraan. We moeten gaan, en snel. Ik kan wel wat hulp gebruiken.’

‘We hebben je.’ Branna sloeg haar armen om hem heen, keek Iona en Boyle aan en knikte. ‘We hebben je,’ herhaalde ze, en terwijl ze hem bleef vasthouden, vlogen ze weg.

Zijn huid was ijskoud, maar ze kon hem niet meteen warm maken. Ze trok hem met zich mee over de boomtoppen, het meer en het helder verlichte kasteel.

Ze bracht hem regelrecht naar haar huisje, stookte eerst een laaiend vuur in de open haard en knielde toen voor hem neer. ‘Kijk me aan. Fin, ik moet je ogen zien.’

Ze gloeiden in zijn ijzig witte gezicht, maar het waren de ogen van Fin en van niemand anders.

‘Ik heb niets mee teruggenomen,’ zei hij tegen haar. ‘En ik heb niks van mezelf achtergelaten. Alleen jouw kristal.’

‘Whisky.’ Ze had het nog niet gezegd of Boyle zat naast Fin en hielp hem zijn handen om het glas te vouwen.

‘Ik heb het gevoel dat ik honderd kilometer over de Noordpool heb gelopen zonder een ogenblik uit te rusten.’ Hij dronk de whisky met een paar grote slokken op en liet zijn hoofd achterovervallen toen Connor en Meara binnenkwamen.

‘Is hij gewond?’ vroeg Connor fel.

‘Nee, alleen half bevroren en uitgeput. Jij?’

‘Alleen een paar brandwonden. Die zal ik zo verzorgen.’

‘De mijne heeft hij al verzorgd.’ Meara liep meteen op Fin af. ‘Hij waakte over me als een overbezorgde moederkloek. Wat kunnen we voor jou doen, Fin?’

‘Met mij gaat het best.’

‘Zo zie je er anders niet uit. Zal ik een van je drankjes halen, Branna?’

‘Ik heb geen drankje nodig. De whisky is prima. En je moedert zelf ook aardig, kloekje.’

Meara liet zich in een stoel vallen. ‘Bij jou vergeleken ziet een spook eruit alsof hij tien dagen in de tropen heeft gezeten.’

Fin, die met veel pijn en moeite weer wat opwarmde, glimlachte naar haar. ‘Jij ziet er anders ook niet echt gezond uit.’

‘Hij bleef haar maar aanvallen,’ zei Connor, en hij verraste Meara door haar – lange, stevige meid die ze was – op te tillen en bij zich op schoot te trekken. ‘Hij deed ook een uitval naar mij, maar dat was alleen maar voor de show. Hij wilde onze Meara, hij wilde haar pijn doen. Hij bleef maar op haar inbeuken, op zoek naar de kleinste zwakke plek in haar bescherming. Eerst probeerden we het zo lang mogelijk te rekken, om jullie extra tijd te geven, maar het ging langer door dan we dachten, en we moesten kiezen: hem serieus aanvallen of ons terugtrekken.’

‘Connor heeft een tornado gemaakt.’ Meara draaide haar vinger rond in de lucht. ‘Een kleintje, zou je kunnen zeggen, maar indrukwekkend. Later veranderde hij in vuur. En toen ging Cabhan ervandoor.’

‘We konden hem niet langer vasthouden,’ besloot Connor.

‘Het was lang genoeg. We nemen allemaal een glas whisky,’ besloot Branna. ‘Laat zien waar je verbrand bent, Connor, dan verzorg ik de wond.’

‘Dat doe ik wel.’ Iona duwde Branna terug. ‘Blijf jij maar bij Fin.’

‘Met mij gaat het best,’ hield Fin vol. ‘De kou was het ergste. Die is zo scherp, zo bitter dat hij al het leven, alle kracht uit je wegtrekt. Het is erger dan eerst,’ zei hij tegen Branna. ‘Erger dan wij toen hebben gezien en gevoeld.’

Ze zat op de grond en pakte een van de glazen die Boyle ronddeelde. ‘Vertel.’

‘Het was donker, donkerder dan toen wij er in onze droom naartoe gingen. Het was ook kouder, en er hing een vochtige lucht. Zo erg dat je niet goed kon ademhalen. Er stond een ketel op het vuur, en het rook naar zwavel. En er klonk gezang. Ik kon de woorden niet verstaan, niet alles tenminste, maar het was Latijn, en er zat ook Oudiers bij. Net als in het geschreeuw en de smeekbeden die erdoorheen klonken, van de mensen die werden geofferd. Dat was allemaal een soort echo in de verte. Toch kon ik het bloed ruiken.’

Hij nam een slok, vermande zich weer. ‘Ik werd ernaartoe getrokken, van binnenuit. Het verlangen was sterker dan hiervoor, en er werd van twee kanten aan me getrokken. Ik legde het kristal op een smalle richel, hoog in de rotswand tegenover het altaar.’

Nu draaide hij het glas in zijn handen rond en staarde in het amberkleurige vocht van de whisky, alsof hij alles weer voor zich zag.

‘Toen ik het kristal niet meer bij me had, werd het verlangen sterker, heftiger. De aantrekkingskracht werd groter, zou je kunnen zeggen. Er stond een beker op het altaar, met bloed. Ik wilde het hebben, hunkerde ernaar. Onschuldig bloed, dat kon ik ruiken. Het bloed van een onschuldige. Als ik het opdronk, zou ik worden waartoe ik was voorbestemd. Waarom verzette ik me daartegen? Wilde ik dat niet, mijn eigen lot, mijn eigen glorie? Dus ik deed een stap naar het altaar, en nog een. Het gezang vulde de grot en die kreten klonk me bijna als muziek in de oren. Ik stak mijn hand uit naar de beker. Ik wilde hem pakken. Ik wilde hem eindelijk gewoon pakken.’

Hij zweeg even en sloeg de rest van de whisky achterover. ‘Maar door al het geschreeuw, het gezang, het ritmische kloppen van die bedompte lucht hoorde ik jou.’ Hij keek neer op Branna. ‘Ik hoorde jou. “Kom terug bij mij” had je gezegd, en wat ik in me had wilde dat meer dan al het andere. Het had dat meer nodig dan het bloed dat ik al achter in mijn keel kon proeven.

Dus ik week achteruit, en de lucht werd nog kouder en zo vochtig dat hij aanvoelde als natte lappen in mijn longen. Ik was duizelig, misselijk en beverig. Ik denk dat ik viel, maar ik sprak de woorden. En toen was ik buiten. Ik was weer terug.’

Hij zette het glas weg. ‘Je moet het allemaal weten, precies hoe het is gegaan. Hoe weinig het had gescheeld dat ik het had genomen. Ik was bijna bezweken, en als dat was gebeurd, had ik me tegen jullie allemaal gekeerd.’

‘Maar je hebt het niet gedaan,’ zei Iona. ‘Je kwam terug.’

‘Ik wilde het. Iets in me hunkerde er wanhopig naar.’

‘En toch heb je het niet gedaan,’ merkte Connor op. ‘En nu zit je hier whisky te drinken bij het vuur.’

‘Ik zou jullie vertrouwen hebben beschaamd…’

‘Onzin,’ onderbrak Branna hem, en ze kwam met een ruk overeind. ‘Allemaal onzin, Finbar. En beweer niet dat je terug bent gekomen voor mij, want je bent niet alleen teruggekomen voor mij, of wie dan ook van ons. Je bent net zo goed teruggekomen voor jezelf. Voor het respect dat je hebt voor wie je bent, voor je gave, en voor je afgrijzen van alles waar Cabhan voor staat. Dus houd op met die onzin. Toen dit alles begon stond ik mezelf niet toe om je te vertrouwen, maar je hebt steeds weer bewezen dat ik ongelijk had. Ik wil niet hebben, hoor je me, dat je na alles wat er is gebeurd jezelf niet vertrouwt. Ik ga de stoofpot opwarmen. We moeten allemaal nodig iets eten.’

Toen ze met grote stappen de kamer uit liep, knikte Meara en stond op. ‘Daar is alles mee gezegd. Iona, laten we Branna gaan helpen in de keuken.’

Toen ze weg waren, pakte Boyle de whisky en schonk nog wat in Fins glas. ‘Als je wilt zwelgen in zelfmedelijden, kun je daar maar beter een beetje dronken bij zijn.’

‘Ik heb verdomme geen zelfmedelijden. Heb je wel gehoord wat ik jullie vertelde?’

‘Ik heb het gehoord, we hebben het allemaal gehoord.’ Connor strekte zijn benen en schoof onderuit in zijn stoel, met zijn whisky in zijn hand. ‘We hebben gehoord dat je een innerlijke strijd hebt geleverd, en dat je hebt gewonnen. Dus daar proosten we op. En ik zal je iets vertellen wat ik net zo zeker weet als mijn eigen naam. Je zou nog eerder je eigen keel doorsnijden dan dat je Branna of wie dan ook van ons kwaad zou doen. Dus drink je glas leeg en stel je niet aan.’

‘Stel je niet aan,’ mompelde Fin, en omdat hij het glas whisky in zijn hand had, dronk hij het leeg.

En omdat zijn vrienden hem kenden, lieten ze hem verder in zijn sop gaarkoken.

Hij wachtte tot ze allemaal in de keuken waren en iedereen zat, behalve hijzelf.

‘Ik ben dankbaar,’ begon hij.

‘Hou je muil en ga eten,’ stelde Boyle voor.

‘Hou jij je muil. Ik ben dankbaar en ik heb het recht om dat te zeggen.’

‘Dat weten we dan.’ Branna schepte zijn bord vol met stoofschotel. ‘Hou nou je muil en eet.’

Hij nam een hap van het stevige gerecht met rundvlees en gerst en voelde hoe het warmte verspreidde in zijn buik, waar nog steeds iets van de kou was blijven hangen.

‘Wat zit er nog meer in behalve rundvlees, gerst en aardappelen?’

Branna haalde haar schouders op. ‘Ik dacht dat we na vandaag allemaal wel wat tonicum konden gebruiken.’

‘Het is lekker.’ Connor schepte nog eens op. ‘Meer dan lekker, dus van mij krijg je hetzelfde advies, Fin: hou je muil.’

‘Prima.’ Fin pakte een stuk brood uit de schaal. ‘Als jullie niet geïnteresseerd zijn, zal ik de rest maar niet vertellen.’

‘Welke rest?’ vroeg Iona.

Fin haalde zijn schouders op. ‘Ik zeg niks. Ik moest mijn muil houden.’

‘Dat heb ík niet gezegd.’ Meara glimlachte lief. ‘Ik ben best geïnteresseerd, dus mij kun je het wel vertellen.’

‘Oké dan, omdat je het graag wilt weten, Meara, er stonden letters in de rotswand gekerfd. Oude letters. Oghan-schrift.’

‘Oghan?’ Connor fronste zijn wenkbrauwen. ‘Weet je dat zeker?’

Fin, die zich door de stoofpot steeds meer zichzelf voelde, schepte nog wat op. ‘Ik ben met Meara in gesprek.’

‘Ach, stik toch.’ Maar Boyle lachte terwijl hij een stuk brood pakte. ‘Oghan dus? Wat stond er?’

Fin wierp hem een lange, droge blik toe. ‘Ik heb vele talenten, maar Ogham lezen hoort daar niet bij. Maar we weten nu dat de grot is gebruikt. En aangezien de tekst hoog op de muur stond, met hier en daar magische symbolen ertussen, is hij zeer waarschijnlijk gebruikt voor duistere doeleinden, lang voor Cabhans tijd.’

‘Sommige plekken zijn voorbestemd voor de duisternis, of voor het licht,’ zei Branna peinzend.

‘Wat ik daar voelde was een en al duisternis, alsof het kwaad… daar was ontstaan. De schaduwen bewogen als levende dingen. En ik stond dicht genoeg bij het altaar om te zien dat er naast de beker met bloed een schaal met botten stond. Drie zwarte kaarsen, en een boek met een kaft van dierenhuid. Met het teken erin gegraveerd.’ Hij raakte zijn schouder aan. ‘Dit teken.’

‘Dus het teken was er al voor Teagan de steen wierp en Cabhan verwondde. Voor Sorcha hem vervloekte.’ Iona hield haar hoofd schuin. ‘Een symbool van de demon in hem? Of van zijn eigen duistere kanten? Sorry dat ik je onderbrak,’ zei ze.

‘Geeft niet.’ Fin pakte zijn lepel weer op. ‘Dicht bij het boek stond een bel, ook weer van zilver, met een wolf op zijn achterpoten als handvat.’

‘Bel, boek en kaarsen, botten en bloed. Het symbool van Cabhans teken, het symbool van de wolf.’ Branna dacht na. ‘Dus hij is in het bezit van deze voorwerpen, symbolen van wat hij is geworden. Waren ze oud?’

‘Erg oud, behalve de kaarsen. Die waren… gemaakt van menselijke talg, vermengd met bloed.’

‘Kan het nog walgelijker?’ vroeg Meara zich af.

Connor gaf een klopje op haar hand. ‘Ik denk het wel.’

‘Het zijn zijn gereedschappen,’ zei Branna peinzend. ‘Misschien doorgegeven van vader op zoon, of van moeder op zoon of dochter. Aan hem doorgegeven, en daarna gebruikt voor het kwaad. Hoewel we niet weten of zijn vader misschien wat experimenteerde in zwarte kunst, en ook niet waarom hij die grot voor zichzelf had uitgekozen.’

‘Misschien was hij een bewaker,’ opperde Meara. ‘Iemand met toverkracht die de demon of wat het ook was bewaakte en zorgde dat hij niet kon ontsnappen.’

‘Zou kunnen,’ beaamde Branna. ‘Maar of Cabhan nu is voortgekomen uit het donker of het licht, of iets ertussenin, hij heeft zijn keus gemaakt.’

‘Er is nog meer,’ vertelde Fin haar. ‘Een wassen beeld van een vrouw, aan handen en voeten vastgebonden met een zwarte doek, knielend alsof ze zich onderwerpt.’

‘Sorcha.’ Branna schudde haar hoofd. ‘Hij is al zo lang geleden door haar geobsedeerd geraakt. Maar hij kon haar nooit aan zich binden of op de knieën krijgen.’

‘Bijna achthonderd jaar is een lange tijd om een obsessie in stand te houden of een wrok te koesteren,’ merkte Iona op. ‘Ik zou zeggen dat hij heel lang geleden krankzinnig is geworden.’

‘Mijn idee.’

‘Er was nog meer,’ zei Fin weer. ‘Het beeld had vegen bloed op de buik en tussen de benen.’

Voorzichtig legde Branna haar lepel neer. ‘Ze heeft aan het begin van die winter een kind verloren. Ze kreeg een miskraam en is daar nooit helemaal overheen gekomen. Ze had een verschrikkelijke ziekte die ze niet kon genezen. Verscheurende pijnen in haar buik.’

‘Heeft hij haar kind vermoord?’ Ondanks de vele eeuwen die sindsdien waren verstreken, vulden Iona’s ogen zich met tranen. ‘In haar buik? Kon hij dat?’

‘Ik weet het niet.’ Aangeslagen stond Branna op, schonk voor zichzelf een glas wijn in en nam de fles mee naar de tafel. ‘Als ze zich daar niet op de goede manier tegen heeft beschermd? Als hij een manier heeft gevonden om… Ze had drie kinderen om voor te zorgen, en haar man was weg met de mannen van hun clan. Cabhan belaagde haar. Misschien had ze een zwakke plek waar hij gebruik van heeft gemaakt, of is ze een ogenblik niet genoeg op haar hoede geweest.’

‘Dat zijn wij wel.’ Fin raakte even haar hand aan. ‘We geven hem niks en nemen alles. Ook dit is iets waarvoor hij verantwoording moet afleggen.’

‘Ze was in de rouw. In haar boek kun je de tranen horen waar ze schrijft over het verlies. Ja,’ zei Branna rustig. ‘Hier moet hij verantwoording voor afleggen, net als voor al het andere.’