14

 

 

 

 

 

 

‘Hoe was het in Parijs?’ vroeg Iona. ‘We hebben sinds je terug bent geen gelegenheid gehad om erover te praten zonder de jongens erbij.’

‘Het was heerlijk. Adembenemend eigenlijk. De lichten, de stemmen, het eten en natuurlijk de wijn. Een paar uur lang een totaal andere wereld.’

‘Romantisch?’ Iona bond mooie raffia strikken om pastelkleurige en felgekleurde zeepjes.

‘Ja.’

‘Ik vraag me af waarom je je over de romantiek zorgen maakt.’

‘Ik ben niet uit op romantiek. Dat soort dingen verzwakt de besluitvaardigheid en vertroebelt het gezond verstand.’ Branna woog gemalen kruiden af. ‘Zoiets kan ik nu niet riskeren.’

‘Jullie houden van elkaar.’

‘Liefde is niet altijd de oplossing.’ Terwijl Iona hielp met de winkelvoorraad, concentreerde Branna zich op de voorraden van magische aard. Er zou een nieuwe strijd komen, en waarschijnlijk zouden er ook nieuwe aanvallen volgen. Ze wilde een compleet arsenaal aan geneesmiddelen tot haar beschikking hebben, om op alles voorbereid te zijn.

‘Voor jou is het dat wel, en daar ben ik blij om.’ Ze liet precies zes druppels waterkersextract in de ketel vallen. ‘Het voegt iets toe aan wat je bent en het versterkt je vastberadenheid.’

‘En jij denkt dat het die van jou verzwakt.’

‘Ik denk dat dat mogelijk is en dat mag zeker nu niet gebeuren. Fin en ik weten allebei dat we zonder elkaar kunnen leven. We hebben dat al eerder gedaan, en dat ging goed. We weten dat wat we nu hebben misschien tijdelijk is. De rest, wat het ook is, moet wachten tot Cabhan vernietigd is.’

‘Je bent gelukkiger met hem,’ merkte Iona op.

‘Welke vrouw is niet gelukkiger als ze regelmatig goede seks heeft?’ Toen Iona snoof, stak ze waarschuwend haar vinger op en hield haar handen boven de ketel om het brouwsel snel aan de kook te brengen. Mompelend trok ze met haar ene hand licht naar zich toe en liet ze met de andere hand een lichte, blauwe regen neerdalen. Even vormde zich een regenboog. Toen gleed ook die weg in de ketel.

Branna liet het brouwsel op een heel zacht pitje verder sudderen.

Toen ze zich tevreden omdraaide, zag ze dat Iona aandachtig naar haar stond te kijken.

‘Ik keek naar je terwijl je aan het werk was,’ legde Iona uit. ‘Het ziet er allemaal zo mooi en elegant uit, met krachten die zomaar rondzweven.’

‘We moeten dit versterkende middel op voorraad hebben, net als de balsems en zalven die ik heb bijgemaakt.’ Branna klopte op een kast die ze als haar wapenkamer beschouwde.

‘We hopen het beste, maar bereiden ons voor op het ergste.’

‘Een goed uitgangspunt.’

‘Doe jij dat ook met Fin?’

‘Als ik bij hem ben – en niet alleen voor de seks – weet ik weer precies waarom ik verliefd op hem ben geworden. Hij is zo lief – dat wilde ik eerst het liefst van hem vergeten. Zijn humor, zijn aandacht, zijn trouw. Nu wil ik dat juist allemaal ervaren omdat het me troost, en omdat het de eenheid versterkt. Als ik onthoud wie hij is, kan ik hem al mijn vertrouwen schenken. Volledig. En ik weet niet zeker of ik dat hiervoor heb gedaan, al heb ik het nog zo geprobeerd. Omdat ik dat nu kan en doe, zal er altijd iets goeds zijn om me aan vast te houden.’

‘Komt hij vandaag?’

‘Ik heb tegen hem gezegd dat het niet nodig is. We missen nog een paar ingrediënten, dus we kunnen het gif nog niet maken. Hij heeft zijn eigen werk, net als ik. En ik ben blij dat jij zo’n groot deel van je vrije dag aan mij opoffert.’

‘Voor mij is het een plezier om je winkelvoorraad aan te vullen, en hoe meer ik kan doen, hoe meer tijd jij overhoudt voor je demonengif. Ik wil straks een ritje maken met Alastar en ik hoopte dat je zin had om mee te gaan.’

‘Een ritje maken?’

‘Ik heb je zien rijden. En Meara vertelde dat je er niet meer zo vaak de tijd voor neemt als vroeger.’

Dat was waar, dacht Branna, omdat het haar deed denken aan Fin. Maar nu… Hij had Aine voor haar meegebracht, en ze had zichzelf nog niet het plezier gegund om de band met het paard te testen.

‘Als alles klaar is, wil ik dat wel. Bovendien zal Cabhan zich dood ergeren als wij voor ons plezier een stukje gaan rijden.’

‘We zien hem tegenwoordig iedere dag rondsluipen.’ Verstrooid legde Iona de mooie zeepjes op een kleurige stapel.

‘Ik weet het. Ik zie hem ook. Hij tast de laatste tijd vaak mijn grenzen af.’

‘Ik droomde gisteravond van Teagan. We praatten met elkaar.’

‘En dat vertel je me nu pas?’

‘Het was net een klein bezoekje. Bij het vuur, met een kop thee. Je kunt nu goed zien dat ze zwanger is en ze liet me haar buik voelen toen de baby schopte. Ze vertelde me over haar man, en ik praatte over Boyle. En na wat jij had gezegd, over dat wij allemaal met elkaar verbonden zijn, viel het me op dat haar man en Boyle zo op elkaar lijken. In temperament, en in hun liefde voor de paarden en het land.’

‘Je bedoelt dat Boyle met de drie is verbonden door de man met wie Teagan is getrouwd? Ja, dat zou kunnen.’

‘We spraken niet over Cabhan, is dat niet vreemd? We dronken gewoon thee en praatten over haar man, de baby die komt, Boyle, en de trouwplannen. Aan het eind van de droom gaf ze me een kleine amulet, en ze zei dat die voor Alastar was.’

‘Heb je hem bij je?’

‘Ik heb hem vanmorgen voor ik hiernaartoe kwam aan zijn hoofdstel bevestigd. Ik had een amulet in mijn zak die ik voor Alastar had gemaakt, dus die heb ik aan haar gegeven.’

‘We hebben allemaal met ieder van hen dit soort kleine symbolische geschenken uitgewisseld. Ik denk dat het meer is dan beleefdheid of vriendelijkheid. Het is iets van ons in hun tijd en iets van hen in die van ons. Als we weer tegenover Cabhan staan, moeten we die geschenken alle drie bij ons hebben.’

‘We weten niet wanneer dat is.’

‘Dat is mijn grote frustratie,’ gaf Branna toe. ‘Maar we kunnen niets bereiken zolang we niet alles hebben wat nodig is om de demon te vernietigen. Ik moet erop vertrouwen dat we het zullen weten als het nodig is.’

‘Demonen en bezoekjes in onze dromen van nichten die eeuwen geleden hebben geleefd. Veldslagen, wervelwinden en trouwerijen. Mijn leven ziet er zo anders uit dan een jaar geleden. Ik ben hier nu bijna een jaar, en ik heb het gevoel dat het leven dat ik hiervoor heb geleid nauwelijks heeft bestaan. Is het gek – en onrealistisch – als ik een feestelijke maaltijd wil maken voor Boyle, om onze eerste ontmoeting te vieren? Om hem te verrassen, en dan bedoel ik met iets wat hij kan eten zonder te hoeven doen alsof hij het lekker vindt.’

Geamuseerd en ontroerd keek Branna naar Iona terwijl die haar zeeptorens opnieuw ordende. ‘Natuurlijk niet.’

‘Ik zie nog voor me hoe hij die eerste keer op Alastar kwam aanrijden. Het was alsof de bliksem insloeg. Nu zijn ze van mij. Ik wil die dag vasthouden.’

‘En dat ga je dus doen.’

Er streek iets langs de rand van haar bewustzijn. Branna wachtte, maar voor de gedachte vorm kon krijgen ging de deur knarsend open.

Een van haar buurvrouwen, een opgewekt omatype, kwam binnenlopen.

‘Goedemorgen, mevrouw Baker.’

‘Jij ook goedemorgen, Branna. En daar hebben we Iona. Ik hoop dat ik niet stoor.’

‘Helemaal niet. Hebt u zin in een kopje thee?’ bood Branna aan.

‘Graag, als het niet te veel moeite is. Daar kom ik eigenlijk voor; ik hoop dat je wat van die thee tegen verkoudheid in voorraad hebt. Als ik die hier van je kan kopen, bespaart me dat een rit naar het dorp.’

‘Natuurlijk. Hier, doe uw jas uit en ga bij het vuur zitten. Hebt u een kou onder de leden?’

‘Ik niet, maar mijn man is snipverkouden en ik word stapelgek van zijn geklaag. Een kop thee bij het vuur, met een paar vrouwen die weten dat je niet doodgaat van een koutje zal me enorm goeddoen, dat zweer ik je. Ach, wat zien die zeepjes er toch weer snoeperig uit.’

‘Ik weet niet welke ik het allerlekkerste vind, maar dit is een van mijn favorieten.’ Iona hield mevrouw Baker een dik stuk rode zeep voor, zodat ze eraan kon ruiken.

‘Dat is verrukkelijk. Ik ga mezelf hier een van cadeau doen, als beloning dat ik hem niet buiten westen heb geslagen met een koekenpan.’

‘U hebt het verdiend.’

‘Een man hoeft maar een loopneus te hebben en je hebt er meer werk aan dan aan een huis vol baby’s. Daar zul je zelf ook gauw genoeg achter komen, met de bruiloft in het verschiet.’

‘Ik hoop dat ik een goede koekenpan krijg als huwelijksgeschenk,’ zei Iona, en mevrouw Baker moest daar zo hard om lachen dat ze piepend naar adem hapte.

Ze nam de uitnodiging aan, en nadat ze haar jas had uitgetrokken en haar sjaal had afgedaan, ging ze bij het vuur zitten. ‘En daar heb je Kathel. Zo heerlijk, een hond, een haard, een kopje thee. Ik dacht dat ik hem zag toen ik hiernaartoe ging. Hij snuffelde rond langs de rand van het bos. Ik riep hem zelfs, maar toen zag ik dat het onze Kathel helemaal niet was. Het was wel echt een grote zwarte hond, en even dacht ik: lieve hemel, dat is een wolf. Maar toen was hij weg.’ Ze knipte met haar vingers. ‘Mijn oude ogen spelen me zeker parten.’

Branna wierp Iona snel een blik toe en zette de thee en koekjes op tafel. ‘Misschien een zwerfhond. Hebt u hem wel eens eerder gezien?’

‘Nee, en ik hoop niet dat dat nog eens gebeurt. Ik moet bekennen dat ik er kippenvel van kreeg toen hij zijn kop naar me omdraaide toen ik hem riep. Ik was bijna terug naar binnen gegaan, en dat bewijst wel dat hij me de rillingen bezorgde, want binnen zit ik met dat gejammer van mijn man. O, Branna, wat een verwennerij! Ik ben je zo dankbaar.’

‘Heel graag gedaan. Ik heb een tonicum dat u bij uw man in zijn thee kunt doen. Het werkt goed tegen zijn klachten en het helpt hem met slapen.’

‘Zeg maar wat het kost.’

Ze bezorgden mevrouw Baker een gezellige tijd, rekenden de thee en het tonicum af en gaven het lekkere stuk zeep cadeau. En Branna stuurde Kathel met haar mee, om er zeker van te zijn dat ze veilig thuiskwam.

‘Heeft hij zich bewust aan haar vertoond,’ zei Iona, zodra ze alleen waren, ‘of is zijn… aanwezigheid – kun je het zo noemen? – alleen tastbaarder geworden?’

‘Ik vraag me af of hij misschien onvoorzichtiger wordt, want dat is ook een mogelijkheid. Hij snuffelde rond, zoals ze zei, in de hoop ons ongerust te maken, zonder zich af te schermen voor anderen. Hij wil geen aandacht trekken van anderen, dus ik denk dat het onvoorzichtigheid was.’

‘Hij is ongeduldig.’

‘Misschien wel, maar hij zal gewoon moeten wachten tot we klaar zijn. Ik maak dit versterkende middel nog even af en dan gaan we weg. We gaan die rit met de paarden doen.’

‘Je hoopt dat hij ons achternakomt.’

‘Ik hoop in elk geval niet dat hij dat niet doet.’ Branna stak uitdagend haar kin omhoog. ‘Ik wil hem graag laten voelen waar twee machtige vrouwen toe in staat zijn.’

 

Branna vond het niet erg dat Fin ergens anders aan het werk was. Als hij thuis was geweest, of in de manege, had hij niet gewild dat Iona en zij weggingen, of had hij erop gestaan met ze mee te gaan.

Ze droeg rijlaarzen die ze in geen jaren aan had gehad en ze moest toegeven dat het goed voelde. En het voelde nog beter om Aine zelf te zadelen.

‘We kennen elkaar nog niet zo goed, dus ik hoop dat je Iona laat weten als je problemen met me hebt.’ Ze nam even de tijd om de jonge merrie over haar wangen te aaien en in de ogen te kijken.

‘Hij had je alleen al willen hebben vanwege je schoonheid en je gratie, want die heb je allebei in overvloed. Maar hij voelde dat jij voor mij bestemd was, en ik voor jou. Als dat zo is, zal ik mijn best voor je doen. Dat beloof ik je. Ik heb dit vandaag voor jou gemaakt,’ voegde ze eraan toe, en ze vlocht met een helderrood lint een amulet in Aines manen. ‘Als bescherming. Want of je nu van mij bent of niet, ik zal je beschermen.’

‘Ze vindt jou bijna net zo mooi als zichzelf,’ zei Iona tegen Branna.

Lachend bracht Branna de stijgbeugels op de juiste hoogte. ‘Nou, dat is een mooi compliment.’

‘Samen met jou is ze een plaatje, en dat wil ze graag zijn, voor Alastar.’

‘Laten we dat plaatje dan maar maken.’ Samen met Iona leidde ze de paarden naar buiten en ze sprong in het zadel alsof ze dat gisteren nog had gedaan.

‘Hebben we een plan?’ Iona leunde naar voren om Alastar op zijn hals te kloppen.

‘Soms is het het beste om de zaken aan het toeval over te laten.’

Ze liepen naar de weg en Kathel en Bugs renden vrolijk met hen mee.

‘Ik kan de buizerd niet roepen,’ zei Iona.

‘Die komen wel als we ze nodig hebben. Hoewel het wel een idee was geweest om alle gidsen mee te nemen op onze rit, vind je ook niet? Wat dacht je van een galop?’

‘Prima plan.’

Wat een gratie, dacht Branna weer, toen Aine vrolijk in galop ging. En wat een flirt, voegde ze eraan toe, want ze hoefde niet over Iona’s gave te beschikken om te weten waarom Aine zo met haar manen schudde

Ze keek achterom en zag dat de trouwe Kathel inhield om Bugs gezelschap te houden. Ze voelde haar lippen krullen toen ze het geluk zag dat van de dieren afstraalde.

Daarna gaf ze zich gewoon over aan haar plezier.

Ze genoot van de koele lucht, de vinnige tinteling die haar vertelde dat er meer sneeuw op komst was. De geur van de bomen en de paarden, het regelmatige stampen van de hoeven.

Misschien had ze zichzelf te lang te weinig tijd gegund, dat een eenvoudige galop haar zo vrolijk kon maken.

Ze voelde zich een met het paard. Fin had gelijk, dat moest ze toegeven. Hij had in dit soort dingen altijd gelijk. Om de een of andere reden zou Aine van haar zijn, en hun band begon nu.

Ze reden het pad op dat tussen de bomen door voerde en waar de lucht nog koeler was. In de schaduw lagen kleine sneeuwhopen die zich daar eerder hadden gevormd, en een vogel kwetterde op een tak.

Ze hielden hun paarden in en gingen over in een lichte draf.

‘Alastar en zij hopen dat we voor we naar huis gaan nog naar een open gebied rijden, om te galopperen.’

‘Dat lijkt me leuk. Ik ben hier meer dan een jaar niet geweest. Ik was bijna vergeten hoe heerlijk het in de winter kan zijn. Zo stil en eenzaam.’

‘Het zal voor mij nooit gewoon worden,’ zei Iona tegen haar. ‘Niets van dit alles heb ik ooit als vanzelfsprekend kunnen beschouwen. Ik weet niet hoeveel buitenritten ik hier het afgelopen jaar heb gemaakt, maar ze zijn nog steeds stuk voor stuk een wonder.’

‘Je bent zo’n goede ruiter. Verveelt het je niet om steeds in zo’n sukkelgangetje te rijden?’

‘Dat zou je denken, maar het is niet zo. De mensen zijn meestal interessant, en ik word betaald om paard te rijden. Bovendien…’ Iona wiebelde veelbetekenend met haar wenkbrauwen. ‘Bovendien slaap ik met de baas. Het is aan alle kanten een goede deal.’

‘We kunnen op de terugweg langs de andere kant gaan en even bij je huis kijken.’

‘Ik hoopte al dat je dat zou zeggen. Ze zouden vandaag beginnen met het plaatsen van de gipswanden. Connor is fantastisch. Hij heeft tijd vrijgemaakt om mee te helpen.’

‘Hij is dol op bouwen, en hij is er goed in.’

Ze draaiden hun paarden bij om langs de rivier verder te rijden.

De lucht werd killer en Branna zag de eerste mistflarden.

‘We hebben gezelschap,’ mompelde ze tegen Iona.

‘Ja. Oké.’

‘Stel jij de paarden gerust, dan hou ik de honden rustig.’

Hij kwam als man, hard en knap, gekleed in het zwart, met zilveren biezen. Branna merkte op dat hij ijdel genoeg was om zich met zijn toverkracht op te doffen, want zijn gezicht had een frisse kleur en straalde van gezondheid.

Hij maakte een zwierige, diepe buiging.

‘Dames. Wat een prachtig plaatje vormen jullie op deze winterdag.’

‘Heb je zo weinig te doen,’ begon Branna, ‘dat je al je tijd besteedt aan rondsnuffelen waar je niet welkom bent?’

‘Maar kijk eens aan, ik word beloond. Want hier zijn de twee ontluikende schoonheden van de drie. Jij bent van plan met een sterfelijk wezen te trouwen,’ zei hij tegen Iona. ‘Je macht te verspillen aan iemand die je hetzelfde nooit terug zal kunnen geven. Ik heb je zo veel meer te bieden.’

‘Jij hebt niets wat ik hebben wil, en je bent veel minder dan hij.’

‘Hij bouwt een huis voor je van wat schamele stenen en stukken hout, terwijl ik je een paleis zou geven.’ Hij spreidde zijn armen en plotseling zweefde er boven het koude, donkere water van de rivier een paleis dat glansde van het zilver en het goud. ‘Een echt thuis voor iemand als jij, die nooit haar eigen huis heeft gehad en daar altijd naar heeft verlangd. Dit zou ik je geven.’

Iona haalde het onderste in zich naar boven en maakte het beeld zwart. ‘Hou maar.’

‘Ik zal je je macht ontnemen en daarna zul je leven in de puinhopen van wat had kunnen zijn. En jij.’ Hij wendde zich tot Branna. ‘Jij deelt het bed met mijn zoon.’

‘Hij is je zoon niet.’

‘Zijn bloed is mijn bloed, dat kun je niet ontkennen. Neem hem en laat je nemen, dat maakt je alleen maar zwakker. Je zult hoe dan ook mijn zaad dragen. Kies mij, kies nu, nu ik je nog de keus laat. Want als ik je kom halen, zal ik je geen genot schenken maar pijn. Kies je hem en zijn bloed, dan zal het bloed van allen van wie je beweert te houden aan je handen kleven.’

Ze leunde voorover in het zadel. ‘Ik kies voor mezelf. Ik kies voor mijn gave en mijn geboorterecht. Ik kies voor het licht, wat de prijs ook is. Wij zullen slagen waar Sorcha faalde. Je zult branden, Cabhan.’

Nu zwaaide ze met haar arm en boven de koude, donkere rivier verhief zich een toren van vuur en uit de vlammen en de rook verrees het krijsende beeld van Cabhan.

‘Dat is mijn geschenk aan jou.’

Hij steeg dertig centimeter op van de grond, maar het lukte Iona nog steeds om de paarden in bedwang te houden. ‘Ik zal van je genieten. Ik zal je laten toekijken terwijl ik de ingewanden van je broer uit zijn lichaam ruk en de man van je nicht in stukken scheur. Je zult erbij staan terwijl ik de keel opensnijd van degene die je als je zus beschouwt en toekijken terwijl ik je nicht verkracht. En pas dan, als de grond doorweekt is van hun bloed, zal ik jou vermoorden.’

‘Ik ben de Zwarte Heks van Mayo,’ zei ze eenvoudig. ‘En ik ben je noodlot.’

‘Pas op voor mij,’ waarschuwde hij haar. ‘Je kunt me zoeken, maar je zult me niet zien.’

Hij verdween samen met de mist.

‘Dat soort dreigementen…’ Iona brak haar zin af en gebaarde naar de brandende torens, het gekrijs. ‘Vind je het erg om het…?’

‘Hmmm. Ik vind het wel mooi, maar…’ Branna liet het beeld met een snelle handbeweging verdwijnen. ‘In zijn hoofd zijn het geen dreigementen, maar beloften. We zullen ervoor zorgen dat hij ze niet waarmaakt. Ik had gehoopt dat hij zijn wolvengedaante aan zou nemen, al was het maar even. Ik wil de naam van wie hem heeft gemaakt.’

‘Satan, Lucifer, Beëlzebub?’

Branna glimlachte even. ‘Dat denk ik niet. Een minder machtige demon, een demon die Cabhan net zo hard nodig heeft als Cabhan de demon. Die twee hebben een smerige stank achtergelaten. Kom, dan zetten we de paarden in galop en gaan we bij je huis kijken.’

‘Dat huis van wat schamele stenen en stukken hout?’

‘Ja, en sterk en solide. En echt.’

Iona knikte. ‘Branna, wat als… als je zwanger bent geraakt toen je met Fin was?’

‘Dat is niet zo. Ik heb voorzorgsmaatregelen genomen.’ Met deze woorden zette ze Aine in galop.

 

Ze gaf Aine een wortel en had haar net drooggewreven toen Fin de manege in kwam lopen en haar daar samen met Iona aantrof.

‘Ik hoorde dat je bent wezen rijden.’

‘Ja, en het herinnerde me eraan hoe heerlijk ik het vind.’ Ze vlijde haar wang tegen die van Aine. ‘Je zei zelf dat we elkaar moesten leren kennen.’

‘Ik bedoelde niet dat je er in je eentje op uit moest gaan.’

‘Ik was niet alleen. Ik was samen met Iona, Aine, Alastar en de honden. O, knijp er nu niet stiekem tussenuit omdat hij kwaad kijkt,’ zei ze tegen Iona. ‘Daar kun je best tegen. We hadden een gesprek met Cabhan; nu ja, eigenlijk was het een stortvloed van harde woorden, meer niet. We zullen het jou en de anderen allemaal vertellen.’

‘Dat is je verdomme geraden ook.’ Hij wilde Branna’s arm pakken, maar Aine stootte met haar hoofd tegen zijn schouder.

‘Kies je nu partij voor haar?’

‘Ze is tenslotte van mij. En ze weet net zo goed als ik dat we niet in moeilijkheden zijn geraakt en niet meer risico hebben genomen dan we allemaal doen als we van huis gaan. Ik neem aan dat je wel een maaltijd wilt bij het verhaal.’

‘Ik lust wel wat,’ zei Iona.

‘We eten hier,’ zei Fin tegen hen.

‘Heb je iets in huis dan?’

Hij pakte Branna, terloops nu, bij haar arm. ‘Je hebt me zo ongeveer iedere vijf minuten een lijstje gegeven. Er is genoeg in de keuken om een hele week van te eten.’

‘Zo hoort het ook. Oké dan. Iona, wil jij de anderen op de hoogte brengen? Dan kijk ik wat ik in die beroemde keuken van Finbar in elkaar kan flansen.’

‘Je bent eropuit gegaan om hem te zoeken,’ zei Fin beschuldigend.

‘Nee, dat is niet waar, maar toen ik wegging verwachtte ik niet dat ik hem niet zou vinden.’

‘Je wist dat hij je zou aanvallen.’

‘Dat heeft hij niet gedaan, niet zoals jij bedoelt. Alleen met woorden. Ik denk dat hij ons wilde testen. Ik had gehoopt dat hij als wolf zou komen, zodat ik kon proberen om achter de naam te komen, maar hij bleef in mensengedaante.’

Binnen trok ze haar jas uit en gaf hem aan Fin. ‘We hebben een heerlijk eind gereden en op de terugweg heb ik kunnen zien hoe Iona’s huis vordert. Het wordt prachtig, echt prachtig. Een open ruimte, met knusse hoekjes voor de gezelligheid. Toen ik daarvandaan hiernaartoe kwam rijden, zag ik dit huis vanuit een ander perspectief. Die kamer met al die ramen die het bos in steekt lijkt me een heerlijke plek om het hele jaar door te zitten en naar buiten te kijken. Besloten, en maar een paar stappen bij de bomen vandaan.’

Al pratend rommelde ze in de koelkast, de vriezer en de keukenkastjes.

‘Ik heb een recept voor die kippenborst waar Connor zo dol op is. Het wordt een pittig gerecht.’ Ze hield haar hoofd schuin en keek hem aandachtig aan. ‘Houd je van pittig, Fin?’

‘En jij?’ Hij trok haar naar zich toe en beet zachtjes in haar onderlip.

‘Ik wel. Vooral als je me een glas wijn inschenkt.’

Hij draaide zich om, vond een fles en bestudeerde het etiket. ‘Begrijp je hoe het voor mij was geweest als hij je iets had aangedaan?’

‘Zo mogen we niet denken. Dat mag gewoon niet. Wat wij allemaal voor elkaar voelen is sterk en waar en diep. We mogen niet zo denken.’

‘Het is geen denken, Branna. Het is voelen.’

Ze legde haar handen op zijn borst. ‘Dan mogen we niet zo voelen. Hij verzwakt ons als hij ons ervan weerhoudt de risico’s te nemen die nodig zijn.’

‘Hij verzwakt ons nog meer als we ophouden met voelen.’

‘Jullie hebben allebei gelijk.’ Iona kwam binnen. ‘We moeten het voelen. Ik ben altijd bang dat Boyle iets zal overkomen, maar we doen toch wat we moeten doen. We voelen het, maar we blijven toch doorgaan.’

‘Daar heb je een goed punt,’ zei Branna. ‘Je voelt, maar je stopt niet. Dat mag ik ook niet doen. Ik beloof je dat ik mezelf zo goed mogelijk zal beschermen, Fin. En daar ben ik erg goed in.’

‘Dat is waar. Ik ga deze wijn openmaken, Iona. Wil jij ook wat?’

‘Probeer me er maar eens van af te houden.’

‘Als je de wijn hebt ingeschonken, mag je de aardappels boenen, Fin.’

‘Iona, liefje,’ zei Fin met een suikerzoete stem, ‘jij vindt het vast niet erg om de aardappels te boenen, toch?’

Voor Branna iets kon zeggen, trok Iona haar jas uit. ‘Ik draai vandaag keukencorvee. Branna, ik weet niet wat je gaat maken, maar je zou me kunnen laten zien hoe het moet. Misschien is het iets wat ik kan maken voor Boyle als we een jaar samen zijn.’

‘Daar is dit gerecht een beetje te simpel voor,’ begon Branna, ‘maar… Dat is het! Waarom hebben we daar niet eerder aan gedacht?’

‘Waaraan?’ vroeg Iona.

‘De tijd. De dag dat we Cabhan vernietigen. Hoe heb ik dat kunnen missen? Ik heb mijn boek nodig. En mijn sterrenkaarten. Ik moet het zeker weten. Ik neem de tafel hier wel; het zal niet lang duren.’

Ze greep het glas wijn dat Fin net had ingeschonken en terwijl ze naar het eetgedeelte liep, knipte ze met haar vingers in de lucht tot haar toverboeken, haar laptop en haar notitieboekje netjes bij elkaar op tafel lagen. ‘Iona, als die aardappelen geboend zijn, moet je ze in vieren snijden en op een grote bakplaat leggen. De oven kun je nu vast voorverwarmen op 190 graden.’

‘Dat kan ik doen, maar…’

‘Ik heb twintig minuten nodig, misschien een half uur. Ah… daarna schenk je ongeveer vier eetlepels olijfolie over de aardappelen en schep je ze om, zodat ze mooi bedekt zijn. Dan wat peper en geplette rozemarijn eroverheen. Kijk zelf maar hoeveel, daar heb je je ogen voor. Dertig minuten in de oven, en daarna vertel ik je wat je verder moet doen. Tegen die tijd ben ik wel klaar. Stil!’ zei ze kortaf, en ze liet zich op een stoel vallen voor Iona nog een vraag kon stellen.

‘Ik haat het als ze praat over “ongeveer”, of dat je zelf maar moet kijken,’ mopperde Iona tegen Fin.

‘Ik heb ook ogen, maar ik weet zeker dat ik er minder kijk op heb dan jij.’

‘Misschien dat we er samen wat van kunnen maken.’

Ze deed haar best: boende, sneed in vieren, schonk, schepte om, strooide. En wenste dat Boyle zou komen, om haar te vertellen of het er goed uitzag. Uiteindelijk, nadat Fin machteloos zijn schouders had opgehaald, zette ze het in de oven en stelde de keukenwekker in.

Toen dronk ze haar wijn en hoopte maar dat het goed zou komen met de aardappels, terwijl ze samen met Fin aandachtig naar Branna keek.

Branna had ergens een haarspeld vandaan gehaald en haar haar losjes opgestoken. De mouwen van haar trui had ze tot haar ellebogen opgerold en ze keek afwisselend in haar boek en op de computer terwijl ze snel aantekeningen neerkrabbelde en berekeningen maakte.

‘Wat als ze nog niet klaar is als de wekker gaat?’ vroeg Iona.

‘Dan zijn we op onszelf aangewezen, want als we haar nu storen, vermoordt ze ons.’

‘Dat is het!’ Branna sloeg met haar hand op haar notitieboek. ‘Bij alle godinnen, dat is het. Het is zo verrekte simpel, het ligt zó voor de hand. Ik heb het helemaal over het hoofd gezien.’

Ze stond op, liep met grote stappen terug en schonk zich een tweede glas wijn in. ‘Natuurlijk. Die dag. Wanneer anders?’

‘Welke dag?’ Iona’s ogen werden groot. ‘Mijn dag? Dat ik kwam, jou ontmoette? Maar je zei dat dat niet had gewerkt. De dag dat ik Boyle ontmoette dan? Bedoel je dat?’

‘Nee, niet jouw dag. Die van Sorcha. De dag dat ze is overleden. De dag dat ze stierf en Cabhan tot as verbrandde. Die dag, in onze tijd, is de dag dat we er een eind aan maken. Niet op sabbat of esbat. Geen heilige dag. Sorcha’s dag.’

‘De dag dat de drie haar macht kregen,’ mompelde Fin. ‘Dat ze werden tot wie ze waren, en jij daardoor ook. Je hebt gelijk. Het lag pal voor onze neus, en we hebben het geen van allen gezien.’

‘Nu wel.’ Ze hief haar glas op. ‘Nu kunnen we het afmaken.’