9

 

 

 

 

 

 

Ze had zich er emotioneel en geestelijk op voorbereid. Branna hield zichzelf voor dat de betovering en de droomreis niet alleen noodzakelijke stappen waren, maar bovendien zonder persoonlijke belemmeringen konden en moesten worden uitgevoerd.

Fin en zij hadden de afgelopen maanden immers een manier gevonden om zonder woede of hartzeer met elkaar te werken en te praten?

Ze waren nu volwassen mensen, niet meer de verliefde kinderen die ze waren geweest. Ze had een verplichting aan haar bloedlijn. En Fin was onvoorwaardelijk trouw aan hun cirkel, dat sierde hem.

Dat zou genoeg zijn.

Maar toen ze ver na het vallen van de duisternis bijeenkwamen in haar werkplaats, moest ze toch haar angst onderdrukken.

‘Weet je dit zeker?’ Connor streek met zijn hand over haar rug, wat hem een snelle blik en een mentale duw opleverde.

Blijf uit mijn hoofd.

Hij liet zijn hand warm op de onderkant van haar rug liggen. ‘Er is nog tijd om een andere manier te bedenken.’

‘Ik weet het helemaal zeker, en dit is de beste manier. Fin?’

‘Mee eens.’

‘Nicht Mary Kate, weet je zeker dat je je niet bij de cirkel wilt aansluiten?’

‘Jullie moeten gaan zoals jullie dat eerder hebben gedaan en weten dat ik hier ben om te helpen als het nodig is.’

‘Oma geeft ons ruggensteun.’ Iona gaf haar oma een kneepje in haar hand en stapte toen naar voren.

Ze wierpen de cirkel, voor ritueel en respect, voor bescherming en eenheid. Samen stapten Branna en Fin de cirkel in. Hij droeg zijn zwaard aan zijn broekriem, zij een ritueel mes.

Nu ze bewust voor deze reis hadden gekozen, zouden ze niet ongewapend gaan.

‘Uit deze kom nemen we de drank om samen te reizen in onze dromen.’ Branna nam een slok van de drank en gaf de kom aan Fin.

‘Met deze drank reizen we zij aan zij om in een andere tijd en plaats te komen.’ Fin dronk en gaf de kom aan Connor.

‘Binnen onze cirkel, hand in hand, reizen wij over lucht en land.’ Ze spraken samen, met gesloten ogen, en Branna voelde de toverkracht naar boven komen.

‘Wij begeven ons gewillig in onze dromen om achter Cabhans oorsprong te komen. Volledig geloof en vertrouwen in jou en mij. Zoals wij het willen, zo zal het zijn.’

Fin stak zijn hand uit; Branna legde de hare erin.

Een felle lichtflits, een uitbarsting van pure toverkracht en daar vlogen ze.

Door de wind en de kolkende lucht, snel, zo snel dat de lucht uit haar longen werd geperst. Heel even had ze tijd om te denken dat ze de drank te sterk hadden gemaakt, maar toen stond ze, een beetje wankelend op haar benen, in de met sterren bezaaide duisternis. Fin omklemde nog steeds haar hand.

‘Iets te veel wervelwind-essence.’

‘Zou je denken?’

Ze wierp hem een spottend lachje toe. Zijn haar zat wild, net als het hare, vermoedde ze. Zijn scherp getekende gezicht had een grimmige maar tegelijkertijd tevreden uitdrukking.

Zij voelde zich ongeveer hetzelfde.

‘Je hoeft niet zo sarcastisch te doen, want jij hebt net zo veel inbreng gehad in de samenstelling als ik.’ Branna schudde haar haar uit haar ogen. ‘En hij heeft ons gebracht waar we wilden, want daar is de grot.’

In de koude, door sterren verlichte duisternis pulseerde in de ingang van de grot een rood licht. Binnen in de grot hoorde ze een laag gebrom, als van een storm, ver op zee. Maar buiten bewoog niets.

‘Hij is daarbinnen,’ zei Fin tegen haar. ‘Ik voel het.’

‘Hij is niet alleen. Dat voel ik. Iets kwaadaardigs dat meer teweegbrengt dan zomaar wat prikkende pijn in je duimen.’

‘Het beste is dat ik alleen naar binnen ga om de situatie op te nemen.’

‘Beledig me niet, Finbar. Samen of helemaal niet.’

Om verdere discussie te voorkomen, stapte ze naar voren. Fin hield haar hand stevig vast en legde zijn andere hand op het gevest van zijn zwaard. ‘Als hij ons aanvalt, verbreken we de betovering. Zonder aarzeling, Branna. We gaan hier niet aan ons eind komen.’

Ze wankelde bijna tegen hem aan, zo sterk waren de behoeften die de droombetovering opriep. Maar ze vermande zich en zei met vaste stem: ‘Ik ben niet van plan hier aan mijn eind te komen. We hebben werk te doen in onze eigen tijd en op onze eigen plek.’

In het pulserende licht stapten ze de ingang van de grot binnen. Het gebrom werd luider, zwaarder. Niet als een storm op zee, besefte Branna, maar als iets groots en levends, wat rustig hun komst afwachtte.

De grot verbreedde zich en kwam uit op tunnels die zo vochtig waren dat het water van de muren droop. Het regelmatige gedrup op de stenen grond vormde een ritmisch achtergrondgeluid bij het gebrom. Fin hield links aan, precies zoals Branna’s instinct zei dat ze moesten gaan, en ze liepen zwijgend de tunnel in.

Zijn hand was voor haar de enige verbinding met warmte en werkelijkheid, en ze wist dat hij dat ook zo voelde.

‘We weten niet zeker in welke tijd we zijn,’ fluisterde Branna.

‘Na de laatste keer dat we hebben gedroomd.’ Hij schudde zijn hoofd bij het zien van haar blik. ‘Ik weet niet hoe ik het weet, maar ik weet het. Het is daarna, maar niet lang daarna.’

Vertrouwen, herinnerde ze zichzelf. Geloof. Ze liepen verder en het gebrom werd nog zwaarder. Ze voelde het bijna in haar lichaam, als een hartslag, alsof ze de levende duisternis had ingeslikt.

‘Het trekt aan hem,’ mompelde Fin. ‘Het wil eten. Het trekt me via hem naar zich toe, bloed naar bloed.’ Hij draaide zich naar haar toe en pakte haar stevig bij de schouders. ‘Als het – of hij – me naar binnen trekt, moet je de betovering verbreken en teruggaan, naar buiten.’

‘Zou jij mij of wie dan ook van ons hier achterlaten?’

‘Jij noch een van de anderen stamt van hem af. Je moet het zweren, Branna. Anders verbreek ik op dit moment de betovering en laat ik het stoppen voor het is begonnen.’

‘Ik zal de betovering verbreken, dat zweer ik je.’ Maar ze zou hem met zich mee terug sleuren. ‘Ik zweer het, want ze zullen je niet naar binnen trekken. Dat sta je niet toe. En als we hierover blijven ruziën, hoeven we de betovering niet te verbreken, want dan houdt ze vanzelf op, zonder dat we ook maar iets wijzer zijn geworden.’

Nu pakte ze zijn hand. Er schoot een vonk over tussen hun handpalmen voor ze verder liepen.

De tunnel werd weer smaller, en kwam uit op wat ze herkende als een tempel, een soort werkplaats voor zwarte magie.

Lichamen van vleermuizen waren als een gruwelijk kunstwerk met gespreide vleugels tegen de stenen muren gespijkerd. Op planken stonden potten met dikke vloeistof waarin poten en koppen van vogels ronddreven, maar ook lichamen van ratten en de inwendige organen van andere dieren, waaronder ook die van mensen, vreesde ze.

Boven een vuur hing een ketel te borrelen, waar een ziekelijk groene rook uit opsteeg.

Links daarvan stond een stenen altaar dat werd verlicht door zwarte talgkaarsen en was bedekt met het bloed van een geit, die er met doorgesneden hals bovenop lag.

Cabhan ving het neerstromende bloed op in een schaal.

Hij zag er jonger uit, besefte ze. Hoewel hij met zijn rug naar hen toe stond, kwam hij haar jonger voor dan de Cabhan die ze kende.

Hij deed een stap achteruit, knielde en hief de schaal omhoog.

‘Hier is bloed, een offer aan uw glorie. U voedt zich door mij, ik voed mij door u. En zo groeit mijn macht.’

Hij dronk uit de schaal.

Het gebrom klopte als een hartslag.

‘Het is niet genoeg,’ mompelde Fin. ‘Het is bleek en zwak.’

Geschrokken pakte Branna zijn hand steviger vast. ‘Blijf bij me.’

‘Ik ben bij je, en bij hem. Geiten, schapen en bastaards. Als macht dorst is, les hem. Als het honger is, stil hem. Als het begeerte is, bevredig haar. Neem wat je wilt.’

‘Meer,’ zei Cabhan, terwijl hij de schaal weer ophief. ‘Je had meer beloofd. Ik ben je dienaar, je soldaat. Ik ben je werktuig. Je had meer beloofd.’

‘Meer vraagt om meer,’ zei Fin zacht, met een spookachtige groene glans in zijn ogen. ‘Bloed van jouw bloed, als weleer. Neem het, laat het vloeien, proef het, en je krijgt meer. Jij zult mij zijn, ik zal jou zijn. Oneindige macht, eeuwig leven. En de Zwarte Heks die je begeert zal je worden gegeven. Haar lichaam en haar toverkracht moeten zich voegen naar onze wil en macht.’

‘Wanneer? Wanneer krijg ik meer? Wanneer krijg ik Sorcha?’

‘Laat het vloeien, neem het, proef het. Bloed van jouw bloed. In de kom, door jouw lippen. In de ketel. Bewijs dat je het waardig bent!’

Alle warmte was uit Fins hand weggetrokken. Branna klemde hem tussen haar handen en gaf hem wat ze kon.

‘Ik ben het waardig.’ Cabhan zette de schaal neer en stond op om een kom te pakken. Hij draaide zich om.

Voor het eerst zag Branna de vrouw in de schaduw. Een oude vrouw die was vastgeketend en beefde in de bittere kou.

Hij liep naar haar toe en nam de kom.

‘Heb medelijden. Met mij, met jezelf. Je richt jezelf te gronde. Hij liegt. Hij liegt tegen jou, tegen iedereen. Hij heeft je vastgeketend met leugens, zoals jij mij hebt vastgeketend met ijzer. Maak me los, Cabhan. Red me, red jezelf.’

‘Je bent maar een oude vrouw, en je miezerige krachten lekken uit je weg. Behalve hiervoor heb je geen enkele waarde.’

‘Ik ben je moeder.’

‘Ik ben al geboren,’ zei hij, en hij sneed haar keel door.

Branna slaakte een kreet van schrik en afgrijzen, maar het geluid werd overstemd door het aanzwellende geraas. De lucht was nu doortrokken van toverkracht, zwart als pek en zwaar als de dood.

Cabhan vulde de kom, dronk hem leeg en vulde hem opnieuw. Deze keer liep hij ermee naar de ketel en goot hem daarin leeg. De rook kleurde zo rood als bloed.

‘Nu de vader erbij,’ zei Fin, en Cabhan liep naar een fles en goot de inhoud in de ketel.

‘Zeg de woorden.’ Fins vingers, die ijskoud aanvoelden in Branna’s hand, bogen en strekten zich. ‘Zeg de woorden, bezegel het.’

‘Bloed bij bloed om de honger te stillen en de toverkracht tot grotere hoogte te tillen. Van de moer en de ram vermengd en tot rook vergaan. Ik roep de donkere machten aan om mijn naam, mijn macht, mijn lot af te smeken en mij eeuwig leven en bescherming te geven. God en demon in één, dat is wat ik wou, en ik heers hierbij over man en vrouw. Door mijn bloed en toverkracht zal ik de Zwarte Heks onderwerpen aan mijn macht. Ik, Cabhan, verlost van mijn sterfelijkheid, zweer hiermee af mijn menselijkheid.’

Hij reikte door de rook in de ketel en trok er met zijn blote hand de amulet met de bloedrode steen uit omhoog.

‘In dit uur is het volbracht en ben ik ingezworen door de duistere macht.’

Hij hief de amulet boven zijn hoofd en legde de gloeiende steen op zijn borst.

De wind bulderde om Cabhan heen toen hij zijn armen in de lucht stak en met ogen die net zo rood gloeiden als de steen brulde: ‘Ik ben geboren!’

Van het altaar sprong de wolf naar beneden, zwart en wreed. Hij dook op Cabhan af en verdween met een oorverdovende donderslag in zijn lichaam.

Iets brulde triomfantelijk en zelfs de stenen trilden.

Cabhan draaide zijn hoofd om. Door het donker en de schaduwen heen ontmoetten zijn ogen, die nog steeds gloeiden, die van Branna.

Zijn armen schoten naar voren en ze hief haar hand op om de magische krachten die hij op haar afvuurde af te weren. Maar Fin draaide haar bliksemsnel om en sloeg zijn armen om haar heen. Er was een botsing en iets verbrandde.

Toen verbrak hij de betovering.

Te snel, te onbeheerst. Branna klampte zich aan Fin vast, zowel om hem te verwarmen – zijn lichaam brandde van de kou – als om te voorkomen dat ze werd weggeslingerd.

Ze hoorde eerst de stemmen: die van Connor, die haar standvastig als een rots en kalm als een zomermeer de weg wees, en toen die van Iona, die zich bij hem voegde.

Niet loslaten, zei Connor in haar hoofd. We hebben je vast. We hebben jullie allebei vast. Je bent bijna thuis. Nog even.

Toen was ze er, duizelig en trillend op haar benen, maar thuis, in de warmte en het licht.

Ze haalde diep adem, en op dat moment glipte Fin uit haar handen en viel op zijn knieën.

‘Hij is gewond.’ Branna liet zich op haar knieën zakken. ‘Kom hier. Laat me kijken.’ Ze pakte zijn gezicht en duwde zijn haar naar achteren.

‘Ik kreeg alleen maar even geen adem.’

‘Er komt rook uit de achterkant van zijn trui,’ zei Boyle, die snel toeschoot. ‘Net als toen bij Connors shirt.’

Voordat Branna dat zelf kon doen, trok Boyle de trui over Fins hoofd. ‘Hij is verbrand. Niet zo diep als Connor, maar wel bijna zijn hele rug.’

‘Leg hem op zijn buik,’ begon Branna.

‘Ik heb geen zin om plat op de grond te gaan liggen, als een…’

‘Ga slapen.’ Met dat korte commando legde Branna haar hand op zijn hoofd en bracht hem in slaap. ‘Op zijn buik,’ herhaalde ze, en Connor en Boyle legden hem languit op de vloer van de werkplaats.

Ze liet haar handen over de brandplekken op zijn rug glijden. ‘Niet diep, nee, en het gif kan niet in zijn bloed komen. Alleen de kou, de hitte, de pijn. Ik moet…’

‘Heb je dit nodig?’ Mary Kate gaf haar een pot zalf. ‘Genezen was mijn grootste kracht.’

‘Dat is precies wat ik nodig heb, dank je wel. We moeten snel zijn. Het heeft nog geen tijd gehad om diep in hem door te dringen. Iona, wil jij er voor mij wat af halen? Ik heb een kleine brandwond op mijn linkerarm. Het is niets, maar dat willen we graag zo houden. Je weet wat je moet doen.’

‘Ja.’ Iona stroopte Branna’s mouw op. ‘Het is klein, maar het ziet er lelijk uit.’

De plek koelde af zodra Iona er voorzichtig wat van de zalf op smeerde, en toen ze er haar eigen genezende krachten aan toevoegde verdween ook de vage duizeligheid.

Nu ze zich zekerder voelde, kon Branna zich volledig op Fin concentreren.

‘Dat is beter, hè? Natuurlijk. We lusten wel een glas whisky, als jullie het niet erg vinden. We gingen wat sneller dan ik had berekend, dus het terugkomen was een beetje alsof we van een gebouw vielen.’

‘Ik heb het al gepakt,’ zei Meara. ‘Zo te zien is hij weer helemaal de oude.’

‘Even kijken of dat echt zo is.’ Branna tastte met haar handen zijn lichaam af, op zoek naar diepere verwondingen of verborgen plekjes met duisternis. ‘Hij kan ermee door.’ Opluchting prikte achter in haar keel en haar stem klonk schor. ‘Hij mankeert niets.’ Ze legde haar hand weer op zijn hoofd en liet hem daar even liggen. ‘Word wakker, Fin.’

Zijn ogen gingen open en hij keek haar recht aan. ‘Stik,’ zei hij, terwijl hij overeind ging zitten.

‘Het spijt me. Ik weet dat het niet netjes is om iemand zonder toestemming in slaap te brengen, maar ik was niet in de stemming voor een discussie.’

‘Zij was ook verbrand,’ zei Iona, die wist dat dat Fins woede zou bekoelen. ‘Aan haar linkerarm.’

‘Wat? Waar?’ Hij had Branna’s arm al gepakt en haar mouw omhooggestroopt.

‘Iona heeft het verzorgd. Er zat bijna niks, want jij schermde me af alsof ik zelf niet in staat was om een aanval af te slaan.’

‘Dat had je met deze niet gekund. Niet met de nieuwe kracht die hij net had gekregen. Hij vloog door de lucht als een verslaafde op een superdrug. Hij had op dat moment meer dan hij nu heeft, en ik denk ook meer dan hij sindsdien ooit heeft gehad. En hij hunkert ernaar om die wilde roes nog eens te ervaren.’

Connor liet zich op zijn hurken zakken. ‘Ik wil je één ding zeggen. Dank je wel dat je voor mijn zus hebt gezorgd.’

‘Wat onaardig van me.’ Branna zuchtte. ‘Het spijt me. Ik ben nog steeds van slag. Dank je wel, Fin, dat je mijn leven hebt gered.’

Ze pakte de whiskyglazen van Meara aan en gaf er een aan hem.

‘Hij dacht dat jij Sorcha was. In het donker, in zijn halve waantoestand, voelde hij je – toen hij over de volledige toverkracht beschikte voelde hij je aanwezigheid, maar hij dacht dat je Sorcha was. Hij wilde…’

‘Drink wat.’

‘Dat zal ik doen.’ Fin stootte zijn glas tegen het hare en dronk. ‘Hij had je het liefst verminkt, zodat niemand je schoonheid zou zien en je man zich van je zou afkeren. Ik kon op dat moment in zijn geest kijken en zag de waanzin.’

‘Een man moet wel waanzinnig zijn om zijn eigen moeder de keel door te snijden en vervolgens haar bloed te drinken.’

‘Dat is gewoon walgelijk,’ besloot Meara. ‘Maar goed, als we het dan toch moeten horen, hoor ik het liever allemaal in de juiste volgorde, als we allemaal zitten.’

‘Precies. Fin, trek je trui aan, zodat je als een beschaafd mens aan tafel kunt zitten.’ Mary Kate gaf hem de trui. ‘Ik kijk even rond in de keuken, Branna, of ik iets klaar kan maken, want ik wed dat iedereen wel wat wil eten.’

Terwijl Mary Kate de vele restjes van het kerstmaal bij elkaar scharrelde, ging Branna zitten, opgelucht dat zij niets hoefde te doen en samen met Fin het verhaal kon vertellen.

‘Zijn eigen moeder.’ Boyle pakte hoofdschuddend een van de heerlijke sandwiches die Mary Kate had klaargemaakt.

‘Alleen maar een oude vrouw, zoals hij zei. Hij voelde niets voor haar. Helemaal niets,’ zei Fin. ‘Hij had niets in zich dan duisternis.’

‘Jij hoorde de stem die tegen hem sprak.’

Fin keek Branna fronsend aan. ‘Jij niet dan?’

‘Alleen een gebrom, net als toen we net waren aangekomen en de grot in gingen. Een soort… geronk.’

‘Ik hoorde het.’ Afwezig wreef Fin over zijn schouder, op de plek van het teken. ‘De beloftes van meer macht, van het eeuwige leven, van alles wat Cabhan zou willen. Maar om het te verdienen, moest hij meer geven. Opofferen wat er nog menselijk aan hem was. Het begon met de vader.’

‘Weet je dat of denk je dat?’ vroeg Connor.

‘Ik weet het. Ik kon in zijn hoofd kijken, en ik voelde de demon die opgesloten zat in de steen, met zijn behoeften, zijn hebzucht. Zijn… vreugde dat hij snel weer vrij zou zijn.’

‘Demon?’ Meara pakte het glas wijn dat ze voor zichzelf had ingeschonken. ‘Dat is nieuw… en beangstigend.’

‘Oud,’ verbeterde Fin haar. ‘Ouder dan de tijd, en het heeft gewacht tot het een werktuig had gevonden.’

‘Cabhan?’

‘Hij is het nog steeds,’ zei Fin tegen Boyle. ‘Hij is nog steeds Cabhan, maar de ander maakt deel van hem uit en hunkert altijd naar macht en bloed.’

‘De steen is de bron, zoals we al dachten,’ vervolgde Branna. ‘Hij kwam uit het bloed van de vader en de moeder die Cabhan had geofferd om macht te krijgen. Hij heeft hem opgeroepen en er een eed aan gezworen, en toen heeft hij die… nou, als Fin zegt dat het een demon is, is hij dat… toen heeft hij die demon in zich opgenomen.’

‘Waarom Sorcha?’ vroeg Iona zich af. ‘Waarom was hij zo geobsedeerd door haar?’

‘Vanwege haar schoonheid, haar macht en… de zuiverheid, zou je kunnen zeggen, van haar liefde voor haar gezin. Hij verlangde, hunkerde naar de eerste twee, maar de laatste wilde hij vernietigen.’

Fin wreef met zijn vingers over zijn slapen in een poging de bonzende pijn te verlichten die nog steeds gevangenzat in zijn hoofd.

‘Ze wees hem keer op keer af,’ vervolgde hij, hoewel het gebons niet wilde wegtrekken. ‘Ze versmaadde hem en zijn toenaderingspogingen. Dus hij…’

Plotseling kwam Mary Kate achter hem staan. Ze streek met haar handen langs zijn slapen en over de achterkant van zijn nek, waarvan hij zich niet eerder bewust was geweest dat er nog meer pijn zat. Fin werd er zo door verrast dat hij de draad van zijn verhaal kwijtraakte.

En de hoofdpijn trok weg.

‘Dank je wel.’

‘Heel graag gedaan.’

Ze gaf hem een grootmoederlijke kus boven op zijn hoofd en ging weer zitten. Het bracht hem van de wijs en liet hem zien waar Iona haar vriendelijke, open karakter vandaan had.

‘Ah. Zijn begeerte naar haar, als vrouw en als heks, werd een obsessie. Hij zou haar veranderen, haar haar toverkracht afnemen, en hij gelooft dat geen bezwering, geen toverkunst hem kan raken of tegenhouden. Haar toverkracht kon hem schade berokkenen, hem bedreigen in zijn bestaan, en haar afwijzing kwetste zijn trots.’

‘Toen waren er de drie,’ berekende Branna. ‘En daarmee nemen de toverkracht en de dreiging toe. Wij kunnen hem vernietigen.’

‘Op dat moment, in de grot, toen hij de demon met al zijn duisternis in zich opnam, geloofde hij dat niemand dat ooit zou kunnen. Maar wat in hem zit weet beter. Het liegt tegen hem, zoals zijn moeder al zei toen ze hem waarschuwde. Het liegt.’

‘We kunnen hem verwonden, laten bloeden, tot as verbranden, maar…’ Connor haalde zijn schouders op. ‘Tenzij we de amulet ook vernietigen, en de demon die met hem verbonden is, zal hij weer genezen en terugkomen.’

‘Het is goed om te weten.’ Iona smeerde wat kaas op een cracker. ‘Dus hoe moeten we de steen en de demon vernietigen?’

‘Bloedmagie tegen bloedmagie,’ besloot Branna. ‘Licht tegen donker. Zoals we eerder hebben gedaan, maar misschien moeten we onze aandacht verleggen. We moeten er zeker van zijn dat we het juiste moment kiezen. Ik denk dat het bij Sorcha’s huisje moet gebeuren, zodat we haar toverkracht erbij kunnen halen, net zoals we dat al eerder hebben gedaan. Maar we moeten een manier vinden om hem in de val te lokken en te voorkomen dat hij weer ontsnapt, zodat we het af kunnen maken. En als we daarin slagen, moet Fin de steen, de bron vernietigen.’

‘Ik voelde de trekkracht van de demon, de heks. En hoe sterk die toenam toen ze werden samengevoegd. Ik voelde de… aantrekkingskracht, het verlangen naar wat ze me zouden geven.’

‘En toch nam je het risico om mij te beschermen. Als het moment komt, moet jij het doen,’ zei Branna kortaf. ‘We hoeven alleen nog maar uit te zoeken hoe en wanneer het moet gebeuren. Mary Kate, weet je zeker dat je terug moet naar Amerika? Want ik vind het heerlijk om hier iemand anders te hebben die een maaltijd kan klaarmaken.’

Mary Kate, die begreep dat ze het gesprek graag op een ander onderwerp wilde brengen, glimlachte. ‘Ik ben bang dat ik inderdaad moet gaan, maar ik kom ruim voor Iona’s bruiloft terug, zodat ik tijd heb om een handje te helpen met wat er moet gebeuren. En ik denk erover om dan misschien te blijven.’

‘Te blijven?’ Iona greep haar handen vast. ‘Oma, bedoel je dat je in Ierland wilt blijven?’

‘Ik denk erover. Nadat je opa was overleden ben ik eerst in Amerika gebleven voor je moeder, en later voor jou. Ik houd van mijn huis daar, en mijn tuin, het uitzicht vanuit mijn raam. Ik heb daar goede vrienden. Maar… Hier kan ik ook een huis hebben en een tuin en een mooi uitzicht vanuit mijn ramen. Hier heb ik ook goede vrienden. En ik heb jou. Ik heb jullie allemaal, en nog meer familie.’

‘Je zou bij ons kunnen wonen. Ik heb je de kamer laten zien die je krijgt als je op bezoek komt. Je zou daar gewoon kunnen komen wonen, bij ons.’ Iona keek naar Boyle.

‘Natuurlijk, dat zouden we heel leuk vinden.’

‘Je bent een lieverd,’ zei Mary Kate tegen Iona, ‘en jij hebt een gul hart, Boyle. Maar als ik hier kom wonen, wil ik een huis voor mezelf. Dichtbij, hoor, maak je geen zorgen. Waarschijnlijk in het dorp, waar ik naar de winkels kan lopen en mijn goede vrienden kan ontmoeten en net zo vaak naar jou in je prachtige nieuwe huis kan komen als je maar wilt.’

‘Ik heb een huisje dat nog leegstaat,’ merkte Fin op, en Mary Kate keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.

‘Daar heb ik iets over gehoord, maar het duurt nog een paar maanden tot april.’

‘Ik kan het gemakkelijk voor korte tijd verhuren aan toeristen die graag in een huisje in het dorp zitten, waar ze zelf hun potje kunnen koken. Misschien wil je het bekijken voor je teruggaat naar Amerika.’

‘Dat zal ik doen, en ik moet bekennen dat ik al even stiekem naar binnen heb gekeken.’ Ze grijnsde. ‘Het is ontzettend knus, en zo leuk gerenoveerd.’

‘Ik zal zorgen dat je een sleutel krijgt, dan kun je binnen een kijkje nemen wanneer je maar wilt.’

‘Dat zal ik doen. Ik moet nu gaan. Als ik nog veel later kom, wordt Margaret ongerust.’

‘Ik breng je weg.’ Boyle wilde opstaan.

‘Nee, dat doe ik wel.’ Fin stond op. ‘Ik geef je de sleutel en zet je af bij je vriendin. Ik moet zelf ook naar huis.’

‘Ik pak mijn jas. Nee, blijf allemaal lekker zitten,’ zei Mary Kate. ‘Ik vind het helemaal niet erg om door een knappe jongeman naar huis te worden gebracht.’

Toen ze weg waren, stond Iona op. ‘Ik laat een bad voor je vollopen.’

Branna’s wenkbrauwen schoten omhoog. ‘O ja?’

‘Een bad met wat van je eigen ontspannende badzout. En Meara gaat een kop thee voor je zetten. Ik zou Connor en Boyle graag naar Fin sturen om hetzelfde voor hem te doen.’

‘Ik laat geen bad vollopen voor Fin Burke,’ zei Boyle beslist.

‘Nee, zij gaan hier met z’n tweeën alles netjes opruimen, precies zoals jij het graag wilt. Zodat jij lekker kunt uitrusten en dit de rest van de nacht uit je hoofd kunt zetten.’

‘Ik zou maar niet met haar in discussie gaan als ze op dreef is,’ adviseerde Boyle.

‘Ik heb geen bezwaar tegen een bad of een kop thee.’

‘Dat is dan geregeld.’ Iona liep de keuken uit.

‘En als een van jullie bij Fin wil gaan kijken, heb ik er ook geen bezwaar tegen als jullie de keuken laten zitten,’ zei Branna. ‘Dit was zwaarder voor hem dan voor mij, en ik moet bekennen dat ik al bekaf ben.’

‘Ik geef hem een paar minuten en dan ga ik naar hem toe,’ zei Connor. ‘Als het nodig is blijf ik bij hem, en anders blijf ik tot ik zeker weet dat hij oké is. We kunnen evengoed de keuken opruimen. Ga maar naar boven, maak je geen zorgen.’

‘Dat doe ik dan. Welterusten.’

Meara wachtte tot Branna met Kathel aan haar zij was vertrokken en hen niet meer kon horen. Toen liep ze naar het fornuis om theewater op te zetten. ‘Jij maakt je zorgen, Connor.’

‘Ze heeft geen hap gegeten.’ Hij wierp een blik op de keukendeur en stak zijn handen in zijn zakken, alsof hij niet goed wist waar hij ze anders moest laten. ‘Ze deed alleen maar alsof. Ze had wallen onder haar ogen die er aan het begin van de betovering nog niet waren. En toen Iona en jij haar probeerden te betuttelen liet ze dat toe, zonder te protesteren. Ze is gewoon volledig uitgeput. Jij zorgt voor haar, hè, Meara? Iona en jij zorgen voor haar. Ik blijf niet lang bij Fin, tenzij hij me nodig heeft. En wij blijven vannacht hier.’

‘Geef jij Fin wat hij nodig heeft, dan zorgen wij voor Branna.’

‘Zonder dat ze merkt dat je dat doet.’

Meara wierp de bezorgde broer een blik toe. ‘Ik ken haar bijna net zo lang als jij, Connor. Ik denk dat ik beter weet hoe ik met Branna O’Dwyer moet omgaan dan menigeen. We brengen wat tijd met haar door als vrouwen onder elkaar en daarna laten we haar met rust. Met wat rust en stilte knapt ze het snelste op.’

‘Dat is waar. Ik ga nu naar Fin en ben zo snel mogelijk terug.’

‘Laat het ons maar even weten als je moet blijven.’ Toen hij naar haar toe liep draaide Meara haar gezicht naar hem toe voor een kus, en ze glimlachte toen hij haar een snelle, stevige omhelzing gaf.

Terwijl Connor zijn jas aantrok maakte ze Branna’s thee klaar en toen hij weg was, wendde ze zich tot Boyle. ‘Zo te zien blijf jij met de afwas zitten.’ Ze gaf hem een klopje op zijn schouder en liep snel de keuken uit.

Hij keek om zich heen en zuchtte. ‘Oké, vooruit dan maar.’ En rolde zijn mouwen op.

 

Connor liep zonder plichtplegingen bij Fin naar binnen, zoals hij al had gedaan sinds de voordeur in het huis zat. En ook voor die tijd, want hij had de deur zelf geplaatst.

Hij trof Fin met een glas whisky in zijn hand voor de open haard in de huiskamer. De kleine manegehond Bugs lag opgerold bij zijn voeten te slapen.

‘Ik heb opdracht om te kijken hoe het met je gaat,’ deelde hij mee, en hij stelde vast dat hij daar goed aan had gedaan. Fin zag er net zo uitgeput en gehavend uit als Branna.

‘Met mij gaat het goed, dat zie je.’

‘Nee, ik zie dat het helemaal niet goed met je gaat,’ verbeterde Connor hem. Hij schonk een glas whisky voor zichzelf in en trok een stoel bij. ‘Iona laat het bad vollopen voor Branna en Meara is thee voor haar aan het zetten. En zij laat dat toe, wat voor mij een teken is dat ze het nodig heeft. Wat heb jij nodig?’

‘En als ik het vraag, krijg ik het dan van je?’

‘Natuurlijk, dat weet je, hoewel het een gênante gedachte is dat ik straks misschien het bad voor je moet laten vollopen en je onder de dekens moet stoppen.’

Fin glimlachte niet. Hij wendde alleen zijn ogen af van wat hij ook maar in het vuur zag en keek Connor aan. ‘Er werd hard aan me getrokken, verschrikkelijk hard. Even kon ik alles voelen wat hij me in het vooruitzicht stelde. Die macht van wat wij in ons hebben. Het is donker en koud, maar… verleidelijk. En ik hoefde alleen maar te zeggen: ik neem het.’

‘Maar dat heb je niet gedaan. En je zult het nooit doen.’

‘Ik heb het dit keer niet gedaan, net zomin als de keren hiervoor, maar het is een oproep aan het bloed. En aan het dier dat we allemaal in ons hebben. Dus ik wil je iets vragen, Connor, want jij bent mijn vriend, en bijna net zo goed een broer voor mij als voor Branna.’

‘Ik ben allebei.’

‘Dan moet je me iets zweren, op je eigen bloed, op je hart, waar je toverkracht wortelt. Je moet me zweren dat als de verleiding zo sterk wordt dat ik eraan toegeef, jij me tegen zult houden met alle middelen die daarvoor nodig zijn.’

‘Jij zou nooit…’

‘Ik wil dat je het zweert,’ onderbrak Fin hem, en hij keek hem fel aan. ‘Anders moet ik weggaan en iedereen – haar, jullie allemaal – in de steek laten. Ik wil geen risico nemen.’

Connor strekte zijn benen uit, legde ze over elkaar en staarde even naar zijn laarzen.

Toen hief hij langzaam zijn blik op naar Fin.

‘Luister naar jezelf. Je verlangt meer naar zijn dood dan de drie, meer dan de drie uit wie we zijn voortgekomen, maar je zou je terugtrekken om niet het risico te lopen te bezwijken. Wat je je alleen maar zelf in je stomme kop haalt, want je hebt al die tijd standgehouden.’

‘Jij was niet in die grot. Jij hebt niet gevoeld wat ik voelde.’

‘Ik ben hier nu. Ik ken je bijna ons hele leven, vóór het teken op je verscheen en daarna. Ik weet wie je bent. En omdat dat zo is, zal ik het zweren, Fin, als jij dat nodig vindt. Wat ik heb komt uit mijn hart, zoals je zei, en mijn hart kent jou. Dus zit er maar lekker over in, dat heb je verdiend, zal ik dan maar zeggen. En morgen komen we erop terug.’

‘Goed dan.’ Wat rustiger nu nam Fin een slok van zijn whisky. ‘Ik heb het wel verdiend om erover in te zitten, lijkt me zo.’

‘Zo is het, en ik doe met je mee tot mijn whisky op is.’ Connor nam een slok en keek een poosje zwijgend voor zich uit. ‘We houden allebei van haar,’ zei hij.

Fin leunde achterover en sloot zijn ogen. ‘Dat is de godvergeten waarheid.’

En liefde, wist Connor, trok harder dan welke duistere belofte dan ook.