15

 

 

 

 

 

 

Branna voelde zich herboren en bruiste van nieuwe energie. Ze bereidde met veel plezier de maaltijd – waar Iona ook haar nuttige bijdrage aan leverde – en zat genietend met haar cirkel om Fins eettafel, ook al ging het gesprek grotendeels over Cabhan.

Of misschien genoot ze er juist daarom zo van.

Want het stond haar nu duidelijk voor ogen hoe ze het konden en zouden doen. Wanneer en hoe het moest gebeuren. Er waren nog steeds risico’s, en die zouden ze het hoofd bieden. Maar ze kon er nu in geloven, net als Connor en Iona.

Het goede en het licht zouden de duisternis overwinnen.

En was er een fijnere manier om een avond te beëindigen dan in het stomende, borrelende water van Fins jacuzzi te zitten, een laatste glas wijn te drinken en te kijken naar de donzige sneeuwvlokken die traag naar beneden dwarrelden?

‘Je hebt me verbaasd, Finbar.’

Hij leunde achterover en sloeg van de andere kant van het bad lui zijn ogen naar haar op. ‘Meen je dat nou?’

‘Zeker. Stel je toch eens voor dat de jongen die ik vroeger kende dit grote huis heeft gebouwd, met al die stijl en luxe. Dat hij een bereisd en succesvol zakenman is geworden. Iemand die zijn bedrijven leidt vanuit zijn huis. Ik had tien jaar geleden niet kunnen denken dat ik hier op dit heerlijke plekje in jouw huis zou zitten genieten terwijl het buiten sneeuwt.’

‘Wat had je dan gedacht?’

‘Iets veel kleiners, moet ik zeggen. Jouw dromen zijn groter geworden dan de mijne, en je hebt ze goed uitgevoerd.’

‘Sommige zijn weinig veranderd.’

Ze glimlachte alleen maar en liet haar voet in het borrelende water over zijn been glijden.

‘Ik heb het gevoel alsof we in een chalet zitten in Zwitserland, wat ik geweldig vind. Maar ik vraag me af waarom je hier niet die kamer met de vele ramen voor hebt gekozen, die op zo’n besloten plek is gebouwd en uitkijkt op het bos.’

Hij dronk nog wat wijn. ‘Die kamer heb ik laten bouwen met jou in gedachten.’

‘Mij?’

‘In de hoop dat je op een dag met me zou trouwen, zoals we van plan waren, en dat je hier bij mij zou komen wonen. En dat je daar dan je werkplaats zou inrichten.’

‘O, Fin.’ Zijn wens verstrengelde zich met de hare en haar hart kneep samen.

‘Je hebt graag open ruimte om je heen als je werkt. Ramen, zodat je naar buiten kunt kijken, het gevoel buiten te zijn, daar hou je van. Wel knus binnen, maar met de openheid die de buitenwereld bij je naar binnen brengt. De glazen kamer die uitkijkt op het bos geeft je beslotenheid en openheid in één.’

Ze kon even geen woord uitbrengen en wilde niet dat haar stem zou trillen als ze sprak. ‘Als ik de macht had om de werkelijkheid om te toveren in hoe ik haar wil hebben, zou dat het zijn: hier leven en werken met jou. Maar we hebben dit.’

Ze zette haar wijnglas in de houder, gleed naar hem toe en drukte haar lichaam tegen hem aan. ‘We hebben vandaag.’

Hij liet zijn hand over haar haar glijden, tot waar het het water raakte en op het oppervlak bleef drijven. ‘Geen morgen.’

‘Vandaag.’ Ze legde haar wang tegen de zijne. ‘Ik ben bij jou, jij bent bij mij. Ik heb nooit geloofd, of durven geloven, dat we dit zouden kunnen hebben. Vandaag is de wereld voor mij, net als jij. Het zal misschien nooit genoeg zijn, maar toch.’ Ze trok zich een heel klein beetje terug. ‘Het is alles.’

Ze streek met haar lippen over de zijne en liet zich met alle tederheid die ze in zich had wegzinken in de kus.

Ze zou hem alles geven wat ze had. En alles was liefde. Niet alleen haar lichaam, maar via haar lichaam haar hart. Haar hart had hem altijd toebehoord en dat aan hem te geven was dus net zo simpel als ademhalen.

‘Geloof,’ mompelde ze. ‘Deze nacht.’

Teder, want met haar praktische inslag kon ze de tederheid wel eens vergeten, bood ze hem de kus, om te prikkelen, te troosten.

Haar enige liefde.

Hij wist wat ze aanbood en wat ze vroeg. Hij zou nemen en geven. Hij zou zijn verlangen naar meer opzijzetten en geloven dat deze nacht alles was.

Het was pure magie om haar zachte, buigzame lichaam tegen het zijne te voelen, om haar warme zucht langs zijn wang te voelen strijken toen ze elkaar omhelsden. De hitte kolkte in hem, om hem heen, terwijl de sneeuw hen als een stil gordijn omhulde en de hele wereld behalve henzelf buitensloot.

Hij nam haar borsten in zijn handen, oneindig teder en zacht, want hij zag in gedachten nog steeds de wrede kneuzingen die degene die zijn bloed met hem deelde daar had achtergelaten. Terwijl haar hart tegen zijn hand klopte bezwoer hij dat hij haar nooit kwaad zou doen, dat hij zijn leven zou geven om haar tegen het kwaad te beschermen.

Wat morgen ook zou brengen, die eed zou hij nooit breken.

Haar handen gleden over hem heen en haar vingers streken over het teken dat hij droeg. Haar aanraking, hoe licht ook, veroorzaakte een pijn tot diep in zijn botten. Een prijs die hij zonder aarzelen zou betalen.

Het water, dat een gelijkmatig kloppend geluid verspreidde in de stille nacht, kolkte om hen heen terwijl hun handen onder het oppervlak verdwenen om genot te geven.

Haar adem stokte, haar hart trilde hevig toen emotie en gevoel samensmolten en verlangen en verwondering tot grote hoogte stegen.

Hoe kon tederheid zo veel hitte opwekken – een woeste tinteling in het bloed, vuur in haar buik – en toch maken dat ze elk moment eindeloos wilde laten voortduren?

Toen ze schrijlings op hem ging zitten en hem diep, diep in zich nam, wist ze dat er voor haar nooit iemand anders zou zijn. Welke behoeften haar lichaam ook had, niemand anders kon haar hart, haar ziel raken. Ze streelde met haar vingers door zijn haar, hield zijn gezicht vast en boog zich over hem heen, zodat hij haar kon zien, in haar kon kijken, en het zou weten.

Tijdens hun langzame tocht omhoog gloeide het kolkende water en vormde een poel van licht om hen heen. Toen ze vielen, hun armen om elkaar heen geklemd, vloeide het licht uit naar de duisternis en bescheen het zachte gordijn van sneeuw.

Later, toen ze ontspannen en slaperig in zijn bed lag, krulde ze zich tegen hem aan. Terwijl die nacht overging in de volgende dag, hield ze zich stevig vast aan wat ze liefhad.

 

Er gingen nog meer kostbare dagen voorbij voordat Branna alle ingrediënten voor het gif in voldoende hoeveelheden in huis had om ermee te kunnen experimenteren.

Connor keek toe terwijl ze ze zorgvuldig in verschillende potten opborg en op haar werktafel zette.

‘Dat is gevaarlijk spul, Branna.’

‘Dat moet ook.’

‘Neem je voorzorgsmaatregelen.’ Zijn gezicht kreeg een ijzige uitdrukking toen ze hem een vernietigende blik toewierp. ‘Dat doe je altijd, ik weet het. Maar ik weet ook dat je nooit eerder met dit soort zaken hebt gewerkt, en nog nooit zo’n dodelijk brouwsel hebt samengesteld. Ik heb het recht om me zorgen te maken over mijn zus.’

‘Dat is waar, maar het is niet nodig. Ik heb dagenlang gewacht tot dit binnen zou komen, zodat ik het kon bestuderen. Meara, neem hem mee, wil je? Jullie moeten naar je werk en niet om mij heen hangen.’

‘Als we het spul pas tegen april kunnen gebruiken, kun je dan niet beter nog even wachten met het te bereiden?’ bracht Meara naar voren.

‘Zoals Connor net al heel hulpvaardig opmerkte, heb ik dit nog nooit eerder gedaan. Het kan even duren voor ik het onder de knie heb, en ik zal misschien zelfs nog moeten bijbestellen voor we zeker weten dat het werkt. Het luistert allemaal erg nauw.’

‘Iona en ik zouden je hierbij moeten helpen.’

Rustig blijven, hield Branna zichzelf voor, en ze wist nog wat laatste restjes geduld uit haar slinkende voorraad tevoorschijn te toveren.

‘Als de drie hier urenlang bij elkaar gaan zitten, misschien dagen achtereen, weet Cabhan dat we iets bekokstoven. We doen er goed aan allemaal onze normale routine aan te houden.’ Wetend dat zijn bezorgdheid uit liefde voortkwam, deed ze haar best om haar ergernis te onderdrukken, en ze draaide zich naar hem toe. ‘Connor, we hebben het hierover gehad.’

‘Praten en doen is twee.’

‘We zouden de normale routine een beetje kunnen aanpassen,’ stelde Meara voor, in een poging te bemiddelen. ‘Een van ons kan ’s morgens een paar uur hier blijven, een ander kan rond de middag komen en weer een ander kan wat eerder terugkomen van het werk.’

‘Goed dan.’ Alles om ze de deur uit te krijgen, dacht Branna. ‘Maar vanmorgen niet, want jullie zijn allebei ingeroosterd. Ik ga alleen poeders maken en distilleren. De ingrediënten prepareren. En ik weet wat ik doe. Bovendien verwacht ik Fin tegen de middag hier, dus we zijn al met z’n tweeën.’

‘Dat is goed dan,’ zei Meara, voordat Connor kon protesteren en ze greep hem bij zijn hand. ‘Ik moet gaan, anders krijg ik Boyle op mijn dak. Branna, laat ons weten als je hulp nodig hebt.’

‘Doe ik.’

Connor liep naar haar toe en gaf haar een stevige zoen. ‘Vergiftig jezelf niet.’

‘O, dat wilde ik net doen, bij wijze van experiment. Maar nu je het zo aardig vraagt…’

Ze slaakte een zucht van verlichting toen de deur achter hen dichtging, maar toen viel haar oog op Kathel, die haar nadrukkelijk zat aan te staren.

‘Niet jij ook, hè? Sinds wanneer ziet iedereen me voor een idioot aan? Als je wilt helpen, ga dan op patrouille.’ Ze liep met grote stappen naar de deur en zette hem open. ‘Ik zal de werkplaats beschermen en de deur op slot doen. We kunnen niet hebben dat er iemand voor handbalsem binnen komt lopen terwijl ik met dit werk bezig ben. Maak je nuttig, Kathel,’ zei ze, op vleiende toon nu, ‘en kom me vertellen als je Cabhan in de buurt ziet.’

Ze slaakte weer een zucht van opluchting toen ze de deur achter hem had dichtgetrokken.

Ze legde een verhullende laag over het glas, zodat alleen degenen die zij verkoos naar binnen konden kijken. Ze betoverde de deuren, zodat alleen degenen die zij verkoos binnen konden komen.

Toen liep ze terug naar haar werktafel en begon – voorzichtig – met de monnikskap.

Het was een nauwgezet werkje, want een van de voorzorgsmaatregelen hield in dat ze ieder ingrediënt psychisch moest reinigen.

Er werd wel beweerd dat beoefenaars van zwarte kunst giftige planten soms zodanig bewerkten dat een simpele aanraking of het opsnuiven van de geur al voldoende was om iemand te besmetten met de vreemdste ziektes.

Ze had geen tijd en behoefte om ziek te worden.

Na het reinigen stopte ze de plant, de geplette bloemblaadjes, de bessen en het gedistilleerde sap terug in de pot.

Buiten stond Fin als door een dunne laag gaas naar haar te kijken. Het was verstandig van haar om de werkplek af te schermen, dacht hij, want zelfs hiervandaan herkende hij de aanwezigheid van belladonna en engelentrompet, hoewel hij alleen maar kon aannemen dat de laatste uit het Amazonegebied kwam.

Ze werkte met vijzel en stamper, omdat de krachtsinspanning en de steen bijdroegen aan de werking. Zo nu en dan zag hij licht glinsteren of rook opstijgen uit de schaal of uit een pot.

De beide honden stonden aan weerskanten naast hem. Hij wist niet zeker of Bugs voor hem was meegekomen of voor Kathel, maar de kleine manegehond zat net zo rustig te wachten als Branna’s grote jachthond.

Fin vroeg zich af of hij Branna ooit door het glas zou gadeslaan zonder zich zorgen te maken. Als die dag ooit kwam, zou het niet vandaag zijn.

Hij liep naar de deur en opende hem.

Ze had muziek aangezet, wat hem verbaasde, omdat ze meestal in stilte werkte. Nu klonk er het geluid van klaaglijke violen.

Hij wist niet wat ze tegen de honden zei, maar het maakte dat ze niet verder doorliepen, maar gingen zitten en wachtten. Hij trok zijn jas uit en deed hetzelfde.

Toen goot ze het poeder dat ze had gemaakt via een trechter in een pot en sloot hem af.

‘Ik wilde dit dicht hebben voordat de honden kwispelend gingen rondlopen. Er mogen geen verdwaalde stofjes of haren in de potten terechtkomen.’

‘Ik dacht dat je ieder stofje intussen allang had weggetoverd.’

Ze droeg de trechter, vijzel en stamper naar het fornuis en liet ze voorzichtig in een pan met zachtjes kokend water glijden.

‘Ik verjaag ze liever met ragebol en stoffer en blik, dat geeft meer voldoening. Is het middag?’

‘Bijna één uur. Ik werd opgehouden. Heb je sinds Connor en Meara weg zijn aan één stuk door gewerkt?’

‘Ja, en dat kun je ook wel zien. Nee, raak me nog niet aan.’ Ze liep naar haar kleine gootsteen, boende haar handen schoon en smeerde ze in met lotion.

‘Ik houd me aan mijn woord,’ zei ze tegen hem. ‘Ik ben overdreven voorzichtig.’

‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn. En nu ga je even stoppen. Theedrinken en wat eten.’

Voor ze kon protesteren, pakte hij haar bij de arm en trok haar mee naar haar eigen keuken.

‘Als je honger hebt, had je onderweg iets te eten moeten halen. Hier, neem een sandwich. Meer zit er niet in.’

Hij trok een stoel bij en wees. ‘Zitten,’ zei hij, en hij zette een ketel water op.

‘Ik dacht dat je wilde eten.’

‘Ik zei dat jij moest eten, en ik lust zelf ook wel wat. Ik kan verdorie wel een sandwich klaarmaken. Sterker nog, mijn sandwiches zijn verrukkelijk, want ik maak bijna niets anders.’

‘Je bent een welvarend man,’ merkte ze op. ‘Je zou een kok in dienst kunnen nemen.’

‘Waarom zou ik dat doen als ik meestal hier kan eten?’

Toen hij de koelkast opentrok, begon ze hem te vertellen waar hij de verschillende benodigdheden kon vinden, maar toen leunde ze achterover en besloot dat hij het zelf maar moest uitzoeken.

‘Heeft Connor je iets ingefluisterd?’

‘Dat hoefde hij niet te doen. Het zou beter zijn als je met iemand anders samen zou werken in plaats van in je eentje. En nog beter als je tussendoor zou stoppen om te eten.’

‘Volgens mij doe ik dat nu.’

Ze keek toe terwijl hij een paar sandwiches klaarmaakte met rucola, dun gesneden ham en munsterkaas en er wat chips bij strooide. Hij verzorgde de thee en zette toen alles zonder plichtplegingen op tafel.

Branna stond op om een mes te pakken, omdat hij had verzuimd haar sandwich doormidden te snijden.

‘Tja, als je veeleisend gaat worden.’

‘Dat ben ik. En bedankt.’ Ze nam een hap en zuchtte. ‘Ik besefte niet dat ik honger had. Dit deel van het werk is een beetje saai, maar ik werd er toch helemaal door in beslag genomen.’

‘Wat moet er verder nog gebeuren?’

‘In deze eerste fase niets. Ik heb de poeders, de tincturen en de extracten. Sommige bessen en bloemblaadjes moeten vers worden gemalen. Ik heb alles gereinigd, wat veel tijd kostte, net als het uitkoken van de gereedschappen tussen de verschillende handelingen door, om besmetting te voorkomen. Ik denk dat ik het nu moet laten rusten, dan begin ik morgen met mengen.’

‘Wij,’ verbeterde hij haar. ‘Ik heb mijn dagen zo veel mogelijk vrijgemaakt, en tenzij ik nodig ben bij de manege of de school, blijf ik bij je tot dit klaar is.’

‘Ik kan niet zeggen hoe lang het zal duren voor het helemaal goed is.’

‘Het duurt zo lang als het duurt, Branna.’

Ze haalde haar schouders op en ging verder met eten. ‘Je lijkt een beetje uit je doen. Ging de vergadering niet goed?’

‘Het ging best.’

Ze wachtte even en besloot toen door te vragen. ‘Ben je van plan om er paarden of buizerds bij te kopen?’

‘Ik ben bij een jaarling wezen kijken en die heb ik gekocht, want ik vond dat hij er goed uitzag. Nu Iona erbij is hebben we meer leerlingen voor de springring. Ik dacht erover om dit paard door haar te laten trainen, want hij komt van een goede lijn. Als ze het leuk vindt, kunnen we dat onderdeel misschien uitbreiden en haar daar de leiding over geven.’

Branna trok haar wenkbrauwen op. ‘Ze zegt dat ze tevreden is met het begeleiden van de buitenritten, maar ik denk dat ze dit een fantastisch idee zal vinden. Als je dit overweegt, moet ze wel een briljante instructeur zijn.’

‘Ze is een natuurtalent, en haar leerlingen zijn dol op haar. Ze geeft nog maar aan drie meisjes vast les, maar hun ouders prijzen haar de hemel in. Ze is met één begonnen, maar twee van de drie hebben we erbij gekregen door mond-tot-mondreclame.’

Branna knikte en ging verder met eten terwijl Fin weer zweeg.

‘Ga je me nou nog eens vertellen wat je dwarszit?’ vroeg ze. ‘Ik kan zien en horen dat er iets is. Als het iets tussen ons is…’

‘Tussen ons hebben we vandaag, zoals afgesproken.’ Hij hoorde de scherpe klank in zijn stem en wuifde de woorden weg. ‘Het heeft niets te maken met wat wij met elkaar hebben. Cabhan dringt mijn dromen binnen. Nu al drie nachten achter elkaar.’

‘Waarom heb je me dat niet verteld?’

‘Wat is ertegen te doen?’ bracht Fin ertegen in. ‘Hij heeft me niet in zijn macht. Ik denk dat hij geen zin heeft in dat gevecht en de energie die hem dat zal kosten, dus glipt hij mijn dromen binnen om beloftes te doen en beelden te vervormen. Afgelopen nacht heeft hij me er een van jou laten zien.’

‘Van mij.’

‘Je was samen met een man met rossig haar en lichtblauwe ogen. Hij had een Amerikaans accent. Jullie waren samen, in een kamer die ik niet kende, ik denk een hotelkamer. En jij lachte terwijl jullie elkaar uitkleedden.’

Ze klemde haar handen onder de tafel in elkaar. ‘Die man heette David Watson. Een jaar of vijf geleden was hij in Cong. Een fotograaf uit New York. We genoten van elkaars gezelschap en hebben twee nachten samen doorgebracht voor hij terugging naar Amerika.

Hij is niet de enige die Cabhan je kan laten zien. Het zijn er niet veel, maar David Watson is niet de enige. Heb jij de afgelopen jaren geen vrouwen in je bed gehad, Finbar?’

Er was een nauwelijks zichtbare gevaarlijke gloed in zijn donkergroene ogen toen hij haar aankeek. ‘Er zijn vrouwen geweest. Ik heb geprobeerd hen niet te kwetsen, maar toch wisten de meesten dat ze alleen als troost dienden, of, wat op de een of andere manier nog erger is, als plaatsvervangster. Ik had nooit gedacht of verwacht dat je… niemand had gehad, Branna. Maar het was moeilijk om geen andere keus te hebben dan jou samen te zien met een andere man.’

‘Zo laat hij je boeten. Hij wil je niet dood hebben, want hij hoopt zijn krachten te bundelen met die van jou. Hij klampt zich eraan vast dat je zijn zoon bent, terwijl je dat helemaal niet bent. Dus zo brengt hij je schade toe, zonder een spoor of teken achter te laten.’

‘Ik ben al getekend, anders zouden we geen van beiden ooit met anderen samen zijn geweest. Ik weet wat hij wil bereiken, Branna, net zo goed als jij. Maar dat maakt het niet gemakkelijker.’

‘We kunnen iets proberen te vinden om hem buiten te sluiten.’

Fin schudde zijn hoofd. ‘We hebben al genoeg te doen. Ik kom er wel uit. En er is nog iets anders. Ik kan het niet horen of zien, maar ik voel gewoon dat er iets anders probeert binnen te dringen.’

‘Iets?’

‘Of iemand. Ik wilde het niet buitensluiten zonder te weten wie of wat het was. Het is alsof er iets tegen hem aan duwt en ruimte probeert te vinden. Ik kan het niet uitleggen. Als ik wakker word heb ik het gevoel dat er een stem is die ik net niet kan horen. Dus ik zal luisteren en afwachten wat hij zegt.’

‘Je kunt misschien beter een nacht goed slapen dan naar stemmen luisteren. Ik kan de afgelopen jaren niet veranderen, Fin.’

Hij keek haar aan. ‘Ik ook niet.’

‘Zou het voor jou gemakkelijker zijn om nu niet bij elkaar te zijn? Om weer alleen maar samen te werken? Als hij mij niet als wapen tegen jou kan gebruiken, is…’

‘Niets is moeilijker dan niet bij jou zijn.’

Ze stond op, liep om de tafel heen en krulde zich op op zijn schoot. ‘Zal ik je de namen geven van de mannen met wie ik samen ben geweest? Ik zou ze ook kunnen beschrijven, zodat je weet wat je kunt verwachten.’

Na een stilte trok hij haar hard aan haar haar. ‘Dat is een wreed, harteloos voorstel.’

Ze boog haar hoofd achterover. ‘Maar je moest er bijna om lachen. Laat mij je vanavond helpen met slapen, Fin.’ Ze streelde met haar lippen over zijn wang. ‘Het zal je werk ten goede komen. Wie het ook maar is die samen met hem bij je probeert binnen te dringen kan wachten.’

‘Er was een roodharig meisje, in Londen. Ze heette Tilda. Ze had ogen als grasklokjes en een betoverende lach. En kuiltjes in haar wangen.’

Branna kneep haar ogen tot spleetjes, liet haar hand langs zijn keel omhoogglijden en kneep. ‘O, gaan we zo beginnen? Even het evenwicht herstellen.’

‘Je hebt nog niet gezien hoe goed Tilda was, dus naar mijn idee is er nog lang geen sprake van evenwicht. Maar nu ik haar heb genoemd, zal ik vannacht vast beter slapen.’

Hij liet zijn voorhoofd tegen dat van Branna zakken. ‘Ik laat mij en ons niet door hem beschadigen.’

Op dat moment kwam Iona de keuken in rennen. ‘Oeps.’

‘We zitten alleen maar te lunchen,’ zei Branna.

‘Dat zie ik. Kom, dit moeten jullie zien.’ Zonder te wachten rende ze door naar de werkplaats.

Branna en Fin volgden haar en toen ze door het raam naar buiten keken, zagen ze dat zich langs hun beschermende grenslijn een rij ratten had opgesteld.

Branna legde haar hand op Kathels kop toen hij begon te grommen.

‘Hij vindt het niet leuk dat hij niet naar binnen kan kijken,’ zei ze rustig.

‘Ik begon ze al weg te branden, maar toen bedacht ik dat jij ze eerst moest zien. Daarom ben ik achterom gekomen.’

‘Ik regel het wel.’ Fin liep naar de deur.

‘Verbrand ze niet waar ze nu zitten,’ zei Branna tegen hem. ‘Dan laten ze smerige zwarte as achter in de sneeuw, die we later op moeten ruimen. Het is nu juist zo mooi.’

Fin wierp haar een blik toe, schudde kort zijn hoofd en liep vervolgens zonder jas naar buiten.

‘De buren.’ Blazend van frustratie wierp Branna een blokkade op, zodat niemand Fin kon zien.

En niets te vroeg, merkte ze op, want op hetzelfde moment zond hij een golf toverkracht uit die ervoor zorgde dat de ratten met een afschuwelijk schel gekrijs door elkaar heen begonnen te krioelen. Met al zijn wilskracht dreef hij ze millimeter voor millimeter achteruit.

Branna wierp de deur open om hem te hulp te schieten, maar het was niet nodig.

Hij riep een wervelwind op en dreef ze in afschuwelijke golven rollend en tuimelend voor zich uit. Toen opende hij de aarde als een trog en liet ze er tollend in verdwijnen. Toen kwam het vuur, en het gekrijs verscheurde de lucht.

Toen het stil werd, liet hij de regen komen om het vuur te doven en de as te doorweken, waarna hij de aarde simpelweg boven hen sloot.

‘Dat was schitterend,’ fluisterde Iona. ‘Afschuwelijk, maar schitterend. Ik wist niet dat hij de elementen zo kon bespelen – boem, boem, boem.’

‘Hij probeerde indruk te maken,’ antwoordde Branna, ‘op Cabhan.’

Fin stond nog op dezelfde plek, in de openlucht, alsof hij een reactie wilde uitlokken.

Hij hief zijn arm hoog op en riep zijn buizerd. Als een gouden lichtflits dook Merlijn naar beneden en verdween vervolgens op een aanwijzing van Fins hand als een kanonskogel in de bomen.

Fin strekte zijn armen uit, draaide bliksemsnel rond en verdween in een draaikolk van mist.

‘O, mijn god, Cabhan.’

‘Dat was niet Cabhans mist,’ zei Branna, geforceerd kalm. ‘Het was die van Fin. Hij is achter hem aan.’

‘Wat moeten we doen? We moeten de anderen bij elkaar roepen en achter Fin aan gaan.’

‘We kunnen niet achter hem aan gaan, want we hebben geen idee waar hij is. Hij moet het ons laten weten, maar dat doet hij niet. Hij wil dit alleen doen.’

Hij vloog, omhuld door de mist, zijn ogen de ogen van een buizerd. En via de buizerd zag hij de wolf door het bos flitsen. Hij liet geen sporen na en wierp geen schaduw.

Toen hij de rivier naderde, dook hij ineen, sprong en vloog als een steen uit een slinger over het koude, donkere wateroppervlak. Terwijl hij dit deed veroorzaakte het teken een gruwelijke, brandende pijn in Fins arm.

Dus Cabhan betaalde een prijs om het water over te steken, dacht hij.

Hij volgde de wolf, omhuld door zijn eigen mist, tot hij een verandering, een trilling voelde in de lucht. Hij riep Merlijn en verminderde vaart. Enkele seconden later was de wolf verdwenen.

 

Fin had dit dan misschien graag alleen willen afhandelen, maar Iona riep de anderen toch bij elkaar. Onbewogen en zwijgzaam zette Branna een pot thee.

‘Je bent zo rustig.’ Iona liep rusteloos heen en weer, in afwachting van wat er ging gebeuren. ‘Hoe kun je zo rustig zijn?’

‘Ik ben zo kwaad dat het voelt alsof mijn bloed in brand staat. Als ik mijn woede niet in toom houd, brand ik de hele tent nog tot de grond toe af.’

Iona liep naar haar toe en sloeg van achteren haar armen om haar heen. ‘Je weet dat hij oké is. Je weet dat hij voor zichzelf kan zorgen.’

‘Dat weet ik heel goed, maar dat verandert niets.’ Ze gaf Iona een klopje op haar hand en terwijl haar hart tegen haar ribben bonkte van woede, pakte ze een schaal om koekjes op te leggen. ‘Ik had nog niet gevraagd waarom je zo vroeg thuis was.’

‘We hadden besloten dat we vandaag wel met de ploegendienst konden beginnen. Ik heb vanmiddag om vier uur een les bij de grote manege, maar tot die tijd had Boyle me niet nodig.’ Iona rende naar de deur. ‘Daar zijn ze. En o! Daar heb je Fin. Hij is in orde.’

Toen Branna niets zei, deed Iona de deur open. ‘Ga naar binnen,’ zei ze kortaf tegen Fin. ‘Je hebt niet eens een jas aan.’

‘Ik had het warm genoeg.’

‘Je krijgt het nog warmer als ik je een pak op je donder geef,’ waarschuwde Boyle hem. ‘Wat is dat nou, om met een verdomde mistkoker om je heen in je eentje achter Cabhan aan te gaan?’

‘Het was gewoon iets waar ik aan heb gewerkt, en wat ik nu mooi kon uitproberen.’ Fin schudde zijn haar naar achteren en rolde met zijn schouders. ‘Een knokpartij verandert nergens iets aan, maar als het jou oplucht, wil ik best meedoen.’

‘Als jij hem een pak op zijn donder geeft, hou ik hem voor je vast.’ Connor rukte zijn jas uit. ‘Je hebt het recht niet om in je eentje achter hem aan te gaan.’

‘Daar heb ik het volste recht toe.’

‘We zijn een cirkel,’ begon Iona.

‘Dat is zo.’ Omdat het Iona was, sprak Fin op iets zachtere toon. ‘En we zijn allemaal individuele punten van die cirkel.’

‘Die punten zijn met elkaar verbonden. Wat er met jou gebeurt, heeft invloed op ons allemaal.’ Meara wierp een blik op Branna, die nog steeds druk bezig was met de thee en de koekjes. ‘Niemand uitgezonderd.’

‘Hij wist niet dat ik daar was. Hij kon niet zien dat ik hem volgde en dat ik kon zien waar hij heen ging. Ik had me omhuld. Daar heb ik aan gewerkt, en dat wilde ik uitproberen.’

‘Zonder ons te vertellen wat je van plan was?’ viel Connor uit.

‘Nou, ik moest het eerst proberen om te weten of het werkte, toch?’

Hij liep naar Branna. ‘Ik heb iets wat ik van hem in me heb gebruikt om de mist op te roepen. Ik ben weken – of eigenlijk maanden – bezig geweest om het te perfectioneren, omdat ik steeds maar kort de tijd had om eraan te werken. Vandaag zag ik mijn kans om het uit te proberen. Als je eerlijk bent is het niet zo heel veel anders dan op een paard het bos in gaan en kijken wat er gebeurt.’

‘Ik was niet alleen.’

‘Ik ook niet,’ bracht hij daar op even koele toon tegen in. ‘Ik had Merlijn bij me, en ik heb zijn ogen gebruikt om Cabhan te volgen. Hij heeft ons uitgedaagd, en jij hebt hem dat enigszins betaald gezet. Want jij weet, net zoals we allemaal zouden moeten weten, dat als we niets doen, hij begrijpt dat we met iets veel groters bezig zijn. Waarom denk je dat ik anders zo’n show heb gemaakt van het doden van die ratten?’

Terwijl de irritatie om hem heen voelbaar was, draaide hij zich om en hief zijn handen op. ‘Is er hier dan zo weinig vertrouwen?’

‘Het is geen gebrek aan vertrouwen,’ zei Iona tegen hem. ‘Je hebt ons laten schrikken. Ik dacht eerst dat Cabhan je in de val had gelokt, maar Branna zei dat je de mist zelf had gemaakt. We konden je alleen niet zien, we wisten niet waar je was. We waren doodsbang.’

‘Dat spijt me, deirfiúr bheag. Het spijt me dat ik je bang heb gemaakt. Dat geldt voor jullie allemaal, maar vooral voor jou. Jij hebt me nota bene verdedigd toen je me nog maar nauwelijks kende.’

Iona slaakte een zucht. ‘Is dit jouw manier om je eruit te kletsen?’

‘Het is de waarheid.’ Hij liep naar haar toe en gaf haar een kus op haar voorhoofd. ‘Ik geef toe dat het een spontane actie was. Ik zag mijn kans en heb hem gegrepen. En daardoor weten we nu meer dan eerst, als dat iets goed kan maken.’

‘Hij heeft gelijk,’ zei Branna, voor iemand anders kon reageren. ‘Ik heb misschien wat tijd nodig om over mijn boosheid heen te komen, en dat geldt misschien ook voor jullie, maar als we er praktisch over nadenken – en dat moeten we doen – dan heeft Fin gelijk. Hij heeft gebruikt wat hij is en in zich heeft. Ik vroeg me al af waarom je je zo uitsloofde voor Cabhan. Het was een beetje gênant.’

Toen ze Fins gefronste wenkbrauwen zag, gebaarde ze naar Connor. ‘Zet jij dit dienblad even bij de open haard? De potten op het werkblad zitten dicht, maar ik wil er geen voedsel bij in de buurt hebben.’

‘Hij gebruikte de elementen, een voor een, heel snel, hop, hop,’ legde Iona uit. ‘Wind, vuur, aarde, water. Het was superindrukwekkend.’

‘Erg overdreven,’ zei Branna bits, ‘maar ik snap nu de bedoeling erachter.’

‘Ach, het is nu toch al gebeurd.’ Boyle haalde zijn schouders op en pakte een kop thee. ‘Ik wil graag horen wat we nog niet wisten, en aangezien er niemand in een gevecht verwikkeld is, wil ik er niet te veel tijd aan besteden, want ik heb nog werk te doen.’

‘Hij rende als de schaduwwolf, zonder sporen achter te laten in de sneeuw. Hij ging snel, heel snel, maar hij rende, hij vloog niet. Ik denk dat hij niet te veel energie wil gebruiken.’ Fin pakte een koekje en begon al pratend heen en weer te lopen. ‘Hij vloog alleen om de rivier over te steken, en terwijl hij dat deed, brandde mijn teken. Het kost hem kracht om dat te doen. Als ik dat gevoel weer krijg, zoals ik al eerder heb gehad, weet ik nu dat hij oversteekt naar onze kant van de rivier. Hij ging weer door het bos, in de richting van het meer. Hij rende een heel eind en hij werd moe. Toen voelde ik de verandering, en zodra ik dat merkte, hield ik in en riep ik Merlijn bij me. De wolf verdween. Hij had zich verplaatst naar een andere tijd. Zijn eigen tijd, denk ik. En naar zijn schuilplaats.’

‘Kun je de weg terugvinden? Ja, natuurlijk kun je dat,’ vervolgde Connor, ‘anders zou je niet zo verrekte zelfvoldaan uit je ogen kijken.’

‘Ik kan de weg terugvinden naar de plek waar de wolf verdween, en ik denk dat we zullen zien dat zijn schuilplaats daar niet ver vandaan is.’

‘Hoe snel kunnen we ernaartoe?’ vroeg Meara. ‘Vanavond nog?’

‘Ik heb toevallig vrij,’ zei Connor.

‘Vanavond niet.’ Branna schudde haar hoofd. ‘We moeten dingen voorbereiden voor als we de plek vinden. Dingen die we kunnen gebruiken. Als we iets vinden, zal het iets zijn uit onze tijd. Maar…’

‘Als we het vinden, ben je van plan terug te gaan naar zijn tijd.’ Boyle keek fronsend in zijn thee. ‘En wil je het daar dan tegen hem opnemen?’

‘Nee, dat niet. We hebben nog niet alles wat we daarvoor nodig hebben, en we moeten zelf het moment kiezen. Maar we zouden iets in zijn grot achter kunnen laten, iets wat we voor zijn ogen afschermen, maar waarmee we hem daar kunnen zien en horen. Dan zouden we de naam te weten kunnen komen. En we zouden misschien kunnen horen wat hij van plan is voordat hij in actie komt.’

‘Niet wij allemaal,’ bracht Fin ertegen in. ‘Het is te gevaarlijk om met z’n allen terug te gaan. Als we daar gesnapt worden, is het afgelopen. Er gaat er maar één.’

‘En jij vindt dat jij dat moet zijn.’

Hij knikte naar Branna. ‘Natuurlijk. Ik kan teruggaan in mijn omhulsel van mist, zonder een spoor achter te laten, jouw kristal neerleggen, want daarmee kunnen we het beste zien, en weer weggaan.’

‘En wat als hij daar is?’ Iona gaf Fin een zachte stomp tegen zijn schouder. ‘Dan ben je er geweest.’

‘Daarom moeten een paar anderen, minstens twee,’ berekende Connor, ‘een manier bedenken om hem af te leiden, bezig te houden.’ Hij grijnsde naar Meara. ‘Ben jij daarvoor in?’

‘Ik kan niet wachten.’

‘Dus…’ Boyle pakte een koekje, stopte er ook nog een in zijn zak en dacht na. ‘Wij gaan met z’n vieren naar de plek waar Fin hem vandaag naartoe is gevolgd en openen vandaar de jacht op Cabhan. Connor en Meara trekken zijn aandacht, zodat hij achter hen aan gaat en zijn schuilplaats in de steek laat. Als we zijn grot gevonden hebben, reist Fin met dit kristal terug naar de dertiende eeuw, legt het ding daar neer en komt terug. En daarna gaan we met z’n allen naar de kroeg om het glas te heffen.’

‘Daar komt het zo ongeveer op neer.’ Branna gaf hem een klopje op zijn arm. ‘Wij werken de kleine, belangrijke details wel uit. Dus we gaan pas als we gaan. Niemand van ons komt daar in de buurt.’ Ze keek Fin recht in de ogen. ‘Is dat afgesproken?’

‘Ja,’ zei hij, ‘en ik heb wel wat ideeën voor een paar van die details.’

‘Ik ook.’ Tevreden en nog maar een heel klein beetje boos pakte Branna een koekje.