12

 

 

 

 

 

 

Ze ging pas in de middag weg, en toen ze buitenkwam trof ze Kathel aan, die aan het ravotten was met Bugs. Ze negeerde het feit dat de mensen die in de manege werkten die ochtend waarschijnlijk hadden gezien dat haar auto nog bij het huis stond.

De roddels zouden loskomen als sap uit een druiventros, maar daar was niets aan te doen. Ze wreef Bugs over zijn vacht en zei tegen hem dat hij altijd met Fin mee mocht komen om met Kathel te spelen.

Toen floot ze haar hond naar de auto en reed naar huis.

Ze liep regelrecht naar boven om haar feestjurk uit te trekken en een warme legging, een dikke trui en een paar zachte halfhoge laarsjes aan te trekken. Nadat ze haar haar had vastgebonden op haar hoofd, was ze klaar om aan de slag te gaan.

In haar werkplaats zette ze water op en stak het vuur aan. Plotseling voelde ze iets bewegen en ze draaide zich met een ruk om.

Daar stond Sorcha’s Brannaugh, met een pijlenkoker op haar rug en haar eigen Kathel naast zich.

‘Er is iets veranderd,’ zei ze. ‘Er kwam een storm opzetten, die raasde door de nacht. Het donderde en bliksemde en er was een enorme sneeuwbui. Cabhan liet het stormen tot de stenen van het kasteel ervan schudden.’

‘Ben je gewond? Is er iemand van jullie gewond geraakt?’

‘Hij kon ons niet bereiken, en dat zal ook niet gebeuren. Maar er wordt een dienstmeisje vermist, en een vrouwelijk familielid, en ik vrees het ergste voor haar. Er is iets veranderd.’

Ja, dacht Branna, er is inderdaad iets veranderd. Maar eerst waren er vragen. ‘Wat weet jij van demonen?’

Sorcha’s Brannaugh keek toe terwijl de beide Kathels naar elkaar toe liepen en aan elkaar snuffelden.

‘Ze lopen, ze eten en ze smachten naar het bloed van sterfelijke wezens. Ze kunnen vele gedaanten aannemen, maar slechts één daarvan is echt.’

‘En ze zoeken mensen uit die bereid zijn om hun dorst te lessen, is het niet?’ voegde Branna eraan toe. ‘We hebben gezien hoe de rode steen ontstond en hoe de demon waarmee Cabhan een pact heeft gesloten erdoorheen ging en in zijn lichaam verdween. Ze zijn één. Sorcha kon Cabhan niet vernietigen omdat de demon nog leefde en hem heeft laten genezen. Ik denk dat ze elkaar hebben genezen.’

‘Hoe heb je dat gezien?’

‘Finbar Burke en ik hebben een droomreis gemaakt.’

‘De man die Cabhans bloed draagt. Je bent samen met hem naar Cabhans tijd gereisd, naar zijn schuilplaats. Hoe kun je hem zo vertrouwen?’

‘Hoe zou ik hem niet kunnen vertrouwen? Dat is vertrouwen,’ zei ze en ze wees naar de honden, die nu samen over de grond rolden. ‘Ik ken Fins hart. En zonder hem zouden we niet weten wat we nu weten.’

‘Je bent met hem samen geweest.’

‘Ja.’ En hoewel ze de bezorgdheid en zelfs de afkeuring van haar nicht voelde, had ze nergens spijt van. ‘De storm kwam naar jullie toe. Ik hoorde hem toen ik samenkwam met Fin, en ik dacht dat het lot zich tegen onze keus keerde. Maar jij zegt dat Cabhan achter die storm zat, en je voelde dat het zijn macht, zijn woede was die de stenen deed schudden. Het kan zijn dat ons samenzijn zijn woede opwekte; dat lijkt me aannemelijk. Wat zijn woede opwekt, maakt mij alleen maar blij.’

‘Ik weet wat het is om lief te hebben. Wees voorzichtig, nicht, want die liefde bindt jou aan iemand die het teken draagt.’

‘Ik ben voorzichtig geweest sinds het teken op hem verscheen. Ik zal mijn plicht niet verzaken. Dat zweer ik. Ik geloof dat Fin misschien de ware verandering is, het wapen dat we altijd nodig hebben gehad. Samen met hem zullen we hier een eind aan maken, zoals dat geen drietal voor ons is gelukt. We zullen een eind maken aan Cabhan en het wezen dat hem heeft gemaakt tot wat hij nu is. Wij geloven dat ze allebei moeten worden vernietigd, anders zal het nooit ophouden. Dus wat weet jij van demonen?’

Brannaugh schudde haar hoofd. ‘Weinig, maar ik zal ervoor zorgen dat ik meer te weten kom. Noem hem bij zijn naam. Dat heb ik gehoord. Je moet zijn naam gebruiken in de toverspreuk.’

‘Dan zullen we zijn naam vinden. Hoe lang geleden is het in jouw tijd dat we elkaar hebben gesproken?’

‘Vandaag is het La nag Cearpairi.’

De dag van het Beboterde Brood, besefte Branna. Nieuwjaarsdag. ‘Hier ook. We zitten op dezelfde dag, weer een verandering. Dit wordt ons jaar, nicht, het jaar van de drie. Het jaar van de Zwarte Heks.’

‘Ik zal ervoor bidden. Ik moet nu gaan, de baby wordt wakker.’

‘Wacht.’ Branna sloot haar ogen en haalde zich het beeld voor de geest van de doos op zolder. Toen stak ze een klein speelgoedhondje naar voren. ‘Voor de baby. Een cadeautje van zijn neef en nichten.’

‘Een hondje.’ Sorcha’s Brannaugh glimlachte terwijl ze het met haar vinger aaide. ‘Zo zacht is hij, en zo lief.’

‘Hij is van mij geweest, en ik was dol op hem. Ik wens jou en de jouwen vandaag heel veel geluk toe.’

‘En ik wens jou en de jouwen hetzelfde. Ik zie je weer terug. Wij zullen bij jullie zijn als het nodig is. Daar heb ik geloof en vertrouwen in.’ Ze legde haar hand op de kop van haar hond en ze verdwenen.

Branna aaide haar hond over zijn kop. ‘Ooit was ik van plan om het hondje aan mijn eigen baby te geven. Maar aangezien dat toch niet gaat gebeuren, leek het me een leuk cadeautje voor de baby van mijn nicht.’ Kathel duwde troostend zijn grote lijf tegen haar aan. ‘Nou ja, we hebben werk te doen, nietwaar? Maar eerst vind ik dat je een koekje hebt verdiend, omdat je de hond van onze nicht zo vriendelijk hebt verwelkomd.’

Ze ging er een voor hem halen en glimlachte toen hij keurig op ging zitten. ‘Wat bof ik toch dat ik zo veel liefdes in mijn leven heb.’ Ze boog voorover, drukte een kus boven op zijn kop en gaf hem het koekje.

Genietend van de rust zette ze thee en ging toen zitten met haar toverboeken om te kijken of ze iets kon vinden over demonen.

Ze had de hele middag voor zichzelf, een zeldzaamheid, en ze wisselde werk en lezen af met bakken, gewoon voor haar eigen plezier. Ze bracht water aan de kook om kip te trekken, met de gedachte dat kippensoep met grof gesneden verse groenten en dikke vermicelli goed zou smaken. Als ze geen huis vol mensen kreeg, kon ze altijd het grootste deel invriezen voor als dat wel het geval zou zijn.

Tegen het vallen van de avond verhuisde ze met haar boeken naar de keuken, zodat ze onder het werk de soep in de gaten kon houden. Ze had zichzelf net beloond met een glas wijn toen Iona binnenkwam.

‘Tjonge, daar zou ik er ook wel een van lusten. Ik heb oma weggebracht en ik moest huilen; ik was verdrietig dat ze weg moest, maar ook zo blij dat ze weer terugkomt. En ik vond dat ik klaar was voor vandaag.’ Ze schonk de wijn in. ‘Maar Boyle stuurde me een sms’je dat ze een groep van twaalf hadden gekregen die in Ashford oudejaarsavond hadden gevierd en die vonden dat ze hun kater te boven waren en zin hadden om een buitenrit te maken. Dus toen moest ik weer aan de slag.’

Ze nam haar eerste slok. ‘En ik klets maar door over dit allemaal – als het moet klets ik gewoon verder – om niet te vragen naar jou en Fin. Voor het geval je daar geen vragen over wilt horen.’

‘Je zult wel een klein beetje vermoeden dat we seks hebben gehad.’

‘Ik denk dat we allemaal wel het vermoeden hadden dat die kans erin zat. Ben je gelukkig, Branna?’

Branna stond op om in de soep te roeren. ‘Ik kan zonder meer zeggen dat een plek die al een hele tijd jeukte uitvoerig is gekrabd, en daar ben ik niet rouwig om. Ik ben gelukkig,’ zei ze, toen Iona alleen maar afwachtte. ‘Vandaag ben ik gelukkig en dat is genoeg.’

‘Dan ben ik ook gelukkig.’ Ze liep naar Branna toe en gaf haar een knuffel. ‘Waar kan ik mee helpen? Wat dan ook.’

‘Het eten is zo goed als klaar. Je kunt daar gaan zitten, mijn aantekeningen doorlezen en kijken wat jij ervan vindt.’

‘Oké. Boyle en ik zouden uit eten gaan en daarna bij hem gaan slapen, en Connor en Meara waren hetzelfde van plan. We dachten dat je plannen zou hebben met Fin en we wilden je wat ruimte geven. Maar je hebt die enorme pan met soep opstaan, dus…’

‘Voor mij hoef je geen andere plannen te maken. Ik was al van plan om het meeste in te vriezen. Ik was in de stemming om soep te maken en in die tijd even rustig na te denken.’ Ze zei er niet bij dat ze geen plannen had gemaakt met Fin, en dat ze het niet erg vond om een nacht alleen te zijn.

‘Je bent van plan om hem vaker te zien, om met hem samen te zijn, bedoel ik.’

‘Eén dag tegelijk, Iona. Verder dan dat denk ik niet.’

‘Oké, maar ik kan je vertellen dat Fin langskwam om wat zaken te bespreken met Boyle en hij zag er… gelukkig uit. Ontspannen.’

‘Seks heeft een ontspannende uitwerking. Fin en ik hebben een afspraak. Daar zijn we allebei tevreden mee.’

‘Als jullie tevreden zijn, ben ik het ook.’ Iona ging zitten en begon te lezen.

Branna proefde wat van de soep, dacht even na en voegde wat rozemarijn toe.

Iona zei vanaf de tafel: ‘Een toegangspoort! Het is zo logisch. Het is een kwaadaardige steen, ontstaan uit menselijke offers, door vader- en moedermoord. Een demon kan zich geen betere manier wensen om in Cabhans lichaam te treden. Het is allemaal zo logisch. Sorcha heeft hem tot as verbrand. Wij hadden hem zo goed als verslagen en hij bloedde bijna dood. Maar we hebben de demon niet aangepakt. Hoe moeten we dat doen?’

‘Lees verder,’ zei Branna. Ze overwoog haar soep in haar pyjama op te eten. Misschien zelfs op een dienblad in haar kamer, met een boek erbij dat niets met tovenarij, kwaad of demonen te maken had.

‘Een tweede gif,’ mompelde Iona, ‘een soort verrassingsaanval. En een toverspreuk die de toegangspoort sluit. Hoe sluiten we een poort die door menselijke offers is geopend? Dat wordt riskant. En… noem de demon bij zijn naam.’ Ze keek Branna aan. ‘Weet je hoe hij heet?’

‘Nee, nog niet. Maar dat advies kreeg ik van Brannaugh van de eerste drie. Ze kwam vandaag naar me toe. Dat heb ik ook allemaal opgeschreven, maar naar mijn idee is het belangrijkste dat het voor haar dezelfde dag was als voor ons. Voor haar was het vandaag de eerste dag van het jaar. Ik denk dat als we op de een of andere manier zo in evenwicht kunnen blijven, we elkaars krachten beter kunnen gebruiken.’

‘Kennen wij demonologen?’

‘Ik zou het zo snel niet weten. Als we er een nodig mochten hebben, denk ik wel dat we er een kunnen vinden. Maar ik denk dat het misschien simpeler en voor de hand liggender is.’

‘Wat is er simpel en voor de hand liggend aan het zoeken naar de naam van een demon?’

‘We kunnen ernaar vragen.’

Iona liet zich met een scheef lachje achterovervallen in haar stoel. ‘Dat zou simpel zijn. We kunnen vanavond allemaal hiernaartoe komen, of afspreken in de pub, om het erover te hebben.’

‘Ik denk dat jij dat prima aan iedereen kunt doorgeven.’

‘Dan zal ik dat doen. Wanneer komt Fin langs? Ik wil jullie niet voor de voeten lopen.’

‘O…’ Branna liep terug naar de soep. ‘We hebben geen speciale tijd afgesproken. Het is het beste als we het een beetje laten komen zoals het komt.’

‘Duidelijk. Ik ga me nu snel douchen en omkleden. Ik zal Boyle vragen om me op te halen. Wij kunnen het eerst met z’n vieren bespreken en er later uitgebreid met Fin en jou over doorpraten.’

‘Dat komt mij prima uit.’

Ze had het ontweken, dacht Branna, toen ze weer alleen was. Ze ontweek het liever dan dat ze erover loog. Ze had niet gezegd dat ze Fin verwachtte. En het zou haar hoofd rust geven om er niet uitgebreid over te hoeven praten. Om er eerst eens een dag of twee heel rustig over na te denken.

Misschien zou ze haar hoofd tot rust laten komen bij de tv in plaats van bij een boek. Naar iets grappigs en onbenulligs kijken. Ze kon zich niet herinneren wanneer ze dat voor het laatst had gedaan.

‘Ik ga ervandoor!’ riep Iona. ‘Stuur me maar een sms’je als je me nodig hebt.’

‘Veel plezier.’

Branna wachtte tot ze de deur hoorde dichtgaan en haalde toen glimlachend een bak tevoorschijn om op één kom na alle soep in te vriezen.

Een kom soep, een glas wijn, en tot slot een stukje van de appelkruimeltaart die ze eerder had gebakken. Een rustig huis, een oude pyjama en iets vrolijks op tv.

Ze had nog niet bedacht hoe heerlijk dit allemaal was, toen de deur openging.

Fin, op de voet gevolgd door Bugs, kwam binnen met een belachelijk grote bos seringen in zijn handen. Hun geur vulde de lucht met voorjaar en beloften. Ze vroeg zich af waar hij helemaal naartoe was geweest om ze te halen en trok haar wenkbrauwen op.

‘En nu denk je zeker dat een flinke bos bloemen je een warme maaltijd en seks zal opleveren?’

‘Je hield altijd het meest van seringen. En Connor en Boyle zeiden allebei dat ze vanavond weggingen, zodat wij het huis voor onszelf konden hebben. Ik kan toch moeilijk mijn vrienden teleurstellen?’

Ze haalde haar grootste vaas tevoorschijn en liet hem vollopen terwijl Bugs en Kathel vrolijk over elkaar heen rolden. ‘Ik was van plan om met een kom soep bij de tv te gaan zitten.’

‘Daar ben ik ook meer dan tevreden mee.’

Ze pakte de seringen, snoof hun geur op en herinnerde zich een voorjaarsdag, lang geleden, toen hij net zo’n grote bos voor haar had meegebracht en ze hetzelfde had gedaan.

‘Ik heb een appelkruimeltaart gebakken, als toetje.’

‘Ik ben dol op appelkruimeltaart.’

‘Dat herinner ik me nog.’ Ze bedacht dat dit verklaarde waarom ze opeens zin had gehad om er een te bakken. ‘Ik had een prima plan voor vanavond. Bijna perfect, wat mij betreft.’ Ze legde de bloemen even neer en draaide zich naar hem om. ‘Bijna perfect, maar nu is het perfect. Nu ben jij hier.’

Ze liep in zijn armen en drukte haar gezicht tegen zijn schouder. ‘Nu ben jij hier,’ mompelde ze.

 

Branna zag het als opnieuw focussen. Wekenlang studeren, plannen maken en rekenen had haar geen stap dichter gebracht bij een tijd en een datum voor het derde en hopelijk laatste gevecht met Cabhan. Ze sliep zelden goed of lang, en ze zag zelf dat het slaapgebrek zijn sporen begon achter te laten.

Ze moest het anders aanpakken, al was het maar uit pure ijdelheid.

Nu sliep ze met Fin, wat heerlijk was, en hoewel ze niet kon zeggen dat ze meer slaap kreeg, rustte ze in de weinige uren dat ze sliep wel veel beter uit.

Toch was ze nog niet verder gekomen wat betreft het precieze hoe en wanneer. Dus ze moest opnieuw focussen.

Routine gaf haar altijd rust. Haar werk, haar huisje, haar familie en de cyclus die zorgde voor de samenhang. Een nieuw jaar betekende dat ze haar winkel opnieuw moest bevoorraden en zaden moest planten in de zaaibakken. Negatieve energieën moesten worden uitgebannen en beschermende formules moesten worden vernieuwd.

Bovendien naderden er twee trouwerijen die ze moest helpen plannen.

Ze besteedde de ochtend aan de bevoorrading van haar winkel. Blij met haar nieuwe geuren vulde ze de flesjes die ze had besteld voor de Blue Ice-lijn, plakte de etiketten erop en pakte ze in om ze naar het dorp te brengen, samen met de berg kaarsen die de voorraad moest aanvullen die Iona voor Fins feest had gedecimeerd.

Nadat ze haar lijst had gecontroleerd maakte ze nog wat meer van de zalf die Boyle op de manege gebruikte. Als de dag soepel verliep kon ze die later langsbrengen. Ze besloot er meteen een extra pot voor de grote manege bij te doen.

Ze moest ook naar de markt, besloot ze. Hoewel Iona aan de beurt was om boodschappen te doen, had ze zin om zelf naar het dorp te gaan en een frisse neus te halen. De avondmaaltijd met de rest van haar cirkel na hun nachtje weg had weinig opgeleverd maar wel haar soepvoorraad uitgeput, dus een bezoek aan de markt was noodzakelijk.

Ze wierp een blik op de klok en berekende dat ze met een beetje geluk binnen twee uur terug kon zijn. Daarna zou ze een poging doen om een demonengif samen te stellen. Gehuld in haar jas, een vrolijke rood-met-blauwe sjaal en kasjmier handschoenen zonder vingers die ze zichzelf voor kerst cadeau had gedaan, laadde ze de auto in.

Omdat Kathel nergens te vinden was, zond ze haar gedachten naar hem uit en ontdekte dat hij de tijd van zijn leven had met Bugs en de paarden. Ze gaf hem toestemming om te blijven zo lang hij maar wilde en reed naar Cong.

De helft van de tijd die ze had uitgetrokken bracht ze in het dorp door, onder andere in de winkel, waar ze rustig de tijd nam om met Ailish bij te kletsen. Daarna ging ze naar de markt om voorraad in te slaan en roddels uit te wisselen met Minnie O’Hara, die altijd alles wist van iedereen. Onder anderen van Jonge Tim McGee (niet te verwarren met zijn vader, Grote Tom, en zijn opa, Oude Tom), die op oudejaarsavond ladderzat naar de flat was gegaan van Lana Kerry – die haar verloving met hem had verbroken, omdat er na drie jaar nog steeds geen schot in de relatie zat – en haar vanaf de straat een serenade had gebracht van diep wanhopige, maar jammerlijk vals gezongen liederen.

Het was algemeen bekend dat Jonge Tim geen noot kon zingen zonder dat alle honden in het dorp in protest begonnen te janken. Hij was om half vier in de ochtend begonnen en pas gestopt toen het Franse meisje in de flat eronder – ene Violet Bosette die in het café werkte – haar raam had geopend en een oude schoen naar buiten had gesmeten. Voor een Française had ze aardig goed gemikt, vond Minnie, want ze had Jonge Tim vol op zijn hoofd geraakt, waarna hij op zijn kont op straat was beland en daar zijn serenade had voortgezet.

Uiteindelijk was Lana naar buiten gekomen en had hem naar binnen gesleept. De volgende avond tegen etenstijd had Lana de ring weer om haar vinger, en de huwelijksdag was vastgesteld op 1 mei.

Het was een mooi verhaal, dacht Branna, terwijl ze het dorp uit reed. Vooral omdat ze iedereen die erin voorkwam kende, op het Franse meisje na dat zo goed kon mikken.

En het was de extra tijd die het haar had gekost waard geweest.

Ze nam de langere route, gewoon omdat ze daar zin in had, en was bijna bij de manege toen ze de oude man zag. Hij zat op zijn knieën langs de kant van de weg en leunde zwaar op zijn stok.

Ze zette de auto stil en stapte uit.

‘Bent u gewond, meneer?’ Ze liep naar hem toe en begon met haar geest te onderzoeken of hij ziek was of gewond.

Toen hield ze haar hoofd schuin en bleef staan. ‘Bent u gevallen, meneer?’

‘Het is mijn hart, denk ik. Ik krijg bijna geen lucht. Kun je me helpen, meisje?’

‘Zeker kan ik dat.’ Ze stak haar hand naar hem uit en liet haar toverkracht naar haar vingers stromen. De oude man tuimelde achterover.

‘Dacht je me met zo’n truc om de tuin te leiden?’ Ze wierp haar haar naar achteren terwijl de oude man zijn hoofd ophief om haar aan te kijken. ‘Dacht je dat ik niet door de buitenkant kon kijken?’

‘Je bent gestopt, onbeschermd.’ De oude man stond op en veranderde in Cabhan. Hij glimlachte en de rode steen straalde een pulserend licht uit.

‘Denk je dat ik onbeschermd ben? Kom maar op dan.’ Ze wenkte hem met een beledigend nonchalant gebaar dichterbij. ‘Doe je best.’

De mist verspreidde zich en prikte als ijskoude naalden in haar enkels. De hemel betrok en plotseling werd ze omhuld door een alomtegenwoordige duisternis. Cabhan liet zich op de grond vallen, veranderde in de wolf, dook ineen en sprong.

Branna zwaaide met haar handen, de palmen naar buiten gericht, om een blokkade op te werpen. De wolf sloeg ertegenaan en tuimelde achterover.

Slechte keus, dacht ze, terwijl ze het dier dat om haar heen sloop in de gaten hield. Want in deze gedaante was Cabhan voor haar een open boek.

Ze probeerde zijn geest binnen te dringen, op zoek naar een naam, maar voelde alleen woede en begeerte.

Toen hij haar in wolvengedaante van rechts aanviel, was ze er dus op voorbereid dat de man haar van de linkerkant zou belagen. En ze beantwoordde vuur met vuur, toverkracht met toverkracht.

Het verbaasde haar dat de aarde niet scheurde van het geweld dat uit haar losbarstte, de kracht die in een flits op haar afkwam. De lucht knetterde en siste. Ze hield stand terwijl de spieren van haar lichaam en haar macht brandden van inspanning. Intussen kroop de bittere kou van de mist verder omhoog.

Hoewel haar concentratie, haar ogen, haar toverkracht volledig op hem gericht waren, voelde ze zijn vingers – de vingers van het wezen in hem – langs haar been omhoogkruipen.

Pure woede gaf haar kracht. Ze haalde uit met alles wat ze in zich had, en hij werd als door een vuistslag geraakt. Hoewel zijn mond bedekt was met bloed, lachte hij. En toen hij naar voren schoot en zijn handen om haar borsten legde, wist ze dat ze een inschattingsfout had gemaakt, dat ze haar gezond verstand had laten vertroebelen door haar drift.

Het duurde maar een seconde, maar zelfs dat was veel te veel. Nu liet ze haar woede, intellect en vaardigheid samensmelten en riep ze de regen aan – een warme vloedstroom die de mist wegspoelde en overal waar de druppels vielen brandplekken op zijn huid achterliet.

Ze zette zich schrap voor de volgende aanval, zag hem in zijn ogen aankomen. Toen hoorde ze, net als hij, het donderende hoefgetrappel, de hoge, uitdagende kreet van de buizerd en het woeste gejank van de hond.

‘Zacht, rijp en vruchtbaar. In jou zal ik mijn zaad en mijn zoon planten.’

‘Als je dat probeert, zal ik je pik bij de wortel afbranden en warm aan de raven voeren. O, maar blijf, Cabhan.’ Ze spreidde haar armen, liet de regen ophouden en hield in haar ene hand een vuurbal en in de andere een toverstaf die een verblindend licht uitstraalde. ‘Mijn cirkel komt je begroeten.’

‘Een andere keer, Sorcha, want ik wil je liever voor mij alleen.’

Op het moment dat Fin zich met vlammend zwaard in volle galop van Baru’s rug liet glijden, verdween Cabhan in de mist.

Fin en Kathel renden op haar af en Fin greep haar bij de schouders.

‘Heeft hij je pijn gedaan?’

‘Ik mankeer niets.’ Maar terwijl ze dat zei, voelde ze haar borsten dreigend kloppen, als rotte kiezen. ‘In elk geval niets ergs.’

Ze legde haar ene hand op Fins hart en de andere op Kathels kop. ‘Rustig maar,’ zei ze, terwijl de anderen te paard en in hun vrachtwagens aan kwamen rijden. De buizerds Roibeard en Merlijn landden samen op het dak van Boyles vrachtwagen. Voordat ze de vragen kon beantwoorden die ze op haar afvuurden, zag ze Bugs zo hard als hij kon over de weg op haar af rennen.

‘Kleine dappere hond,’ mompelde ze, en toen hij bij haar was liet ze zich op haar hurken zakken om hem op te tillen. ‘Het is hier te open,’ zei ze tegen de anderen. ‘En ik red het wel.’

‘Connor, neem jij Branna’s auto? Ze rijdt met mij mee. Mijn huis is het dichtstbij.’

‘Ik kan prima zelf rijden,’ begon Branna, maar hij tilde haar eenvoudigweg op, zette haar in het zadel en sprong zelf achter haar.

‘Jij beschouwt te veel dingen als vanzelfsprekend,’ zei ze stijfjes.

‘En jij ziet veel te bleek.’

Ze hield Bugs stevig vast terwijl Baru vooruitschoot.

Als ze bleek zag, dacht Branna, was dat alleen omdat het zo’n intens gevecht was geweest, hoe kort ook. Ze zou haar kleur en daarmee haar evenwicht snel genoeg terugvinden.

Het had geen zin om ertegenin te gaan, besloot ze. Ze waren allemaal bezorgd om haar, zoals zij dat in hun geval ook zou zijn.

Toen ze bij de manege waren, sprong Fin op de grond, tilde haar van het paard en riep naar Sean, die met open mond stond toe te kijken: ‘Zorg voor de paarden.’

Omdat ze het nog gênanter vond om tegen te stribbelen, liet Branna zich door hem het huis in dragen.

‘Je hebt een scène gemaakt, zonder reden. De mensen zullen het er in de wijde omtrek over hebben.’

‘Het feit dat Cabhan je midden op de dag zomaar op straat aanvalt is reden genoeg. Neem een glas whisky.’

‘Nee, dat hoef ik niet. Maar als het niet lastig voor je is, wil ik wel een kop thee.’

Hij wilde iets zeggen, maar draaide zich ten slotte abrupt om, liet haar achter op de bank in de huiskamer, en liep met grote stappen naar de keuken.

Zodra ze alleen was, trok ze de hals van haar trui naar voren en wierp een blik naar beneden. Boven de rand van haar bh zag ze duidelijk de afdruk van Cabhans vingers op haar huid. Ze besloot dat ze dit het beste in haar eentje kon oplossen.

Op dat moment kwam de rest van haar cirkel binnen, met haar hond.

‘Wacht even. Ik ga eerst naar de wc.’ Ze wierp een veelbetekenende blik naar Meara en Iona, die haar volgden naar de kleine toiletruimte onder de trap.

‘Wat is er?’ vroeg Iona. ‘Wat mogen zij niet zien?’

‘Wat mij betreft hoeven mijn broer en jouw verloofde mijn borsten niet te zien.’ Met die woorden trok ze de trui uit. En terwijl Meara sissend haar adem liet ontsnappen ook de bh.

‘O, Branna.’ Iona hief haar handen op. ‘Laat mij maar.’

‘Leg je handen maar over de mijne.’ Branna bedekte haar borsten. ‘Ik zou het zelf kunnen doen, maar met jouw hulp gaat het sneller en gemakkelijker.’

Branna zocht in zichzelf en bracht de warmte van de genezing naar boven. Ze zuchtte toen Iona zich bij haar voegde, en nog eens toen Meara een arm om haar middel sloeg.

‘Het zit niet diep. Hij heeft me maar een fractie van een seconde aangeraakt.’

‘De pijn zit wel diep.’

Branna knikte naar Iona. ‘Dat is zo, of wás zo. Het wordt al minder. Het is mijn eigen schuld dat ik hem die kleine opening heb geboden.’

‘Ik denk dat het sneller gaat en minder pijn doet als je in me kijkt. Als je wat ik doe versterkt met jouw kracht. Alleen hiervoor, oké? Kijk me aan, Branna. Kijk in me. De pijn stijgt op uit je lichaam. Laat hem gaan. De wond geneest. Voel de warmte.’

Ze liet de pijn gaan, stelde zich open, verstrengelde haar eigen kracht met die van Iona.

‘Het ziet er schoon uit. Hij heeft geen littekens op of in je achtergelaten. Je bent…’ Iona zweeg even, nog steeds op zoek naar verwondingen. Haar ogen werden groot.

‘O, Branna.’

‘Ah, oké, dan is dat nu aan de beurt.’ Ze maakte haar broek los, liet hem op de grond vallen en onthulde de langgerekte kneuzing aan de binnenkant van haar dijen.

‘Vuile schoft,’ mompelde Meara, en ze pakte Branna’s hand stevig vast.

‘Het was de mist, een achterbakse aanval. Hij streek meer langs me heen dan dat hij me vastgreep, dus dat was minder pijnlijk en bedreigend. Doe er maar iets aan, Iona, als je wilt.’

Ze gaf zich weer helemaal over, liet zich meevoeren op de warmte die Iona haar gaf, tot zelfs de echo van de pijn vervaagde.

‘Hij wilde me bang maken, me aanvallen op het niveau dat vrouwen het meeste vrezen. Maar ik was niet bang voor hem.’ Rustig deed Branna haar broek dicht en trok haar beha en haar trui weer aan. ‘Ik was woedend op hem, en dat gaf hem de kans om dat ene kleine gaatje in mijn verdediging te vinden. Dat zal me niet nog een keer gebeuren.’

Ze bekeek zichzelf kritisch in de spiegel boven het fonteintje en bracht een heel licht toverlaagje op.

‘Mooi, dat is beter. Dank jullie wel. Ik zal zien of Fin een lekkere kop thee heeft gemaakt, dan zal ik jullie allemaal vertellen wat er is gebeurd.’

Ze stapte naar buiten. Connor, die op en neer had gelopen door de hal, liep meteen op haar af en ging voor haar staan.

‘Het gaat prima met me, echt. Ik… niet stiekem in mijn hoofd kijken, Connor, dat is irritant.’

‘Ik heb het recht om zeker te weten dat mijn zus niets mankeert.’

‘Ik heb gezegd dat dat zo is.’

‘Hij heeft een pikzwarte afdruk van zijn handen op haar borsten achtergelaten.’

Branna draaide zich met een ruk om, stomverbaasd over Meara’s verraad.

‘We houden geen dingen achter.’ Meara rechtte haar rug. ‘Dat is niet goed, niet eerlijk en ook niet slim. Dat zou je zelf ook zeggen als het mij of Iona betrof.’

Toen Connor haar trui omhoog wilde trekken, sloeg Branna zijn handen weg. ‘Pas op! Iona en ik hebben het al in orde gemaakt. Vraag het haar zelf maar als je mij niet gelooft.’

‘In of op haar lichaam is niets meer van hem te vinden,’ bevestigde Iona. ‘Maar hij had zijn sporen achtergelaten op de binnenkant van haar dijen en op haar borsten.’

‘Hij heeft je aangeraakt.’ Fin sprak met een rust die rommelde als donder.

Branna kneep even haar ogen dicht. Ze had hem niet horen aankomen. ‘Ik liet me door hem op de kast jagen, dus het is mijn eigen schuld.’

‘Je zei dat je niet gewond was.’

‘Dat dacht ik ook. Ik kwam er hier pas achter, toen ik ging kijken. Het is lang niet zo erg als wat Connor, Boyle en jij hadden. Hij heeft me gekneusd, en waar hij dat heeft gedaan voelt het als een verkrachting, zoals het ook was bedoeld.’

Fin wendde zich af, liep naar de open haard en staarde in het vuur.

Uiteindelijk liep Boyle naar Branna toe en legde zijn arm om haar middel. ‘Kom maar, lieverd. Ga zitten en drink je thee. Een scheutje whisky erbij zal je goed doen.’

‘Mijn gevoelens zijn niet beschadigd. Ik ben niet zo’n teer poppetje. Maar dank je wel. Dank jullie allemaal dat jullie zo snel zijn gekomen.’

‘Niet snel genoeg.’

Ze gaf Connor een kneepje in zijn arm toen hij naast haar kwam zitten. ‘Ik geef toe dat dat waarschijnlijk ook mijn schuld is. Dat is de naakte waarheid en die moet gezegd worden, zoals Meara terecht en tot mijn schande opmerkte. Ik wilde alleen maar een paar seconden de tijd hebben, en die heb ik genomen, voordat ik jullie riep. Maar voor jullie me allemaal op mijn nek springen, het waren echt maar een paar seconden, en ik had er een goede reden voor.’

‘Een goede reden?’ Fin draaide zich om. ‘Om niet je cirkel te roepen?’

‘Heel even maar,’ herhaalde ze. ‘Ik ben goed beschermd.’

Pure, blinde razernij brandde in zijn ogen. ‘Niet zo goed dat je kon voorkomen dat hij zijn handen op je legde en zijn sporen achterliet.’

‘Dat is mijn eigen schuld. Ik hoopte dat hij in de wolf zou veranderen, en dat deed hij. De hond hoort bij mij, en een wolf is hetzelfde. Ik dacht dat ik misschien de naam van de demon uit hem los zou kunnen krijgen, nu we weten dat we die zoeken. Maar er was niet genoeg tijd, en ik vond alleen de duisternis en de begeerte. Ik heb meer tijd nodig. Ik ben ervan overtuigd dat ik de naam zou kunnen vinden als ik meer tijd heb. Dat zweer ik je.’

Ze pakte haar thee, nam een slok en constateerde dat hij sterk genoeg was om een paar tovenaars uit te schakelen. Wat haar betrof was dat prima.

‘Hij deed zich voor als een oude man die ziek en ellendig langs de kant van de weg zat. Hij dacht me te kunnen misleiden, en dat deed hij ook. Maar niet meer dan een paar seconden, en alleen omdat ik een genezeres ben en het mijn roeping en mijn plicht is om mensen te helpen die dat nodig hebben.’

‘Wat hij heel goed wist,’ zei Connor.

‘Natuurlijk. Maar hij blijft vrouwen hardnekkig zien als minderwaardige, zwakke, onnozele wezens, hoe machtig ze ook zijn. Dus ik draaide de zaken om en deed alsof ik hem inderdaad aanzag voor een hulpeloze oude man. En toen smeet ik hem van me af.

Ik had jullie inderdaad meteen moeten roepen, en ik beloof dat ik in het vervolg zelfs dat kleine beetje tijd niet meer zal nemen voordat ik dat doe. Zoals ik al zei deed hij waar ik op hoopte en viel me aan in de gedaante van de wolf.’

Ze vertelde hun wat er was gebeurd, zonder een detail over te slaan en zette toen haar thee weg.

Connor trok haar dicht tegen zich aan. ‘Je gaat zijn pik dus aan de raven voeren, begrijp ik?’

‘Dat was wat er op dat moment in me opkwam.’

‘En de steen?’

‘In het begin had hij een felle gloed. Ook toen hij me vastpakte. Maar toen hij verbrand werd door mijn regen, werd hij dof.’

Ze haalde diep adem. ‘En hij kreeg een waanzinnige blik in zijn ogen. Hij noemde me Sorcha. Hij keek naar mij en zag haar, net zoals Fin zei toen hij me in de grot zag. Voor hem is Sorcha nog steeds alles.’

‘Al eeuwenlang.’ Boyle kneep zijn ogen half dicht en knikte. ‘Als je bedenkt wat hij is en wat hij wil en nooit krijgt… Dat moet wel tot waanzin leiden, en voor hem is zij daarvan het middelpunt.’

‘En nu ben jij dat,’ besloot Fin. ‘Je lijkt op haar. Ik kan goed genoeg zijn gedachten lezen om te weten dat hij haar ziet in jou.’

‘Ze zit in me, maar er was verwarring in die waanzin. En verwarring is zwakte. En elke zwakte werkt in ons voordeel.’

‘Ik zag af en toe een glimp van hem toen ik vanmorgen een buitenrit maakte met een groep,’ zei Meara.

‘Ik heb hem ook gezien bij een van mijn buitenritten. Ik heb geen gelegenheid gehad om het aan iemand te vertellen.’ Iona blies puffend haar adem uit.

‘Als hij zich niet schuilhoudt, kunnen we hem gemakkelijker afmaken,’ merkte Boyle op. ‘Ik moet terug naar de manege. Ik kan Meara of Iona wel missen als dat nodig is, Branna.’

‘Het gaat goed nu, en ik… O, verdorie!’ Ze schoot overeind. ‘Ik had boodschappen gedaan, en alle spullen die ik heb gekocht staan nog in de auto.’

‘Daar zorg ik wel voor,’ zei Connor tegen haar.

‘En dan zeker alle spullen wegzetten waar ik ze niet kan vinden? Ik heb een mooi stuk rundvlees gekocht, en was van plan om het te braden.’

‘Met krieltjes en worteltjes en uien?’

Meara sloeg haar ogen op naar het plafond. ‘Connor, het is echt iets voor jou om aan je maag te denken als je zus nog maar nauwelijks op de been is.’

‘Hij weet dat het prima gaat met me. En als dat niet zo was, zou het koken me helpen om dat laatste beetje op te knappen.’

‘We brengen het hiernaartoe.’ Fin sprak op een toon die geen tegenspraak duldde. ‘Als je zin hebt om te koken, kun je dat hier doen. Als je iets nodig hebt wat ik niet in huis heb, halen we het. Ik heb wat werk te doen in de manege en hierboven, maar er is altijd iemand in de buurt.’

Hij liep naar buiten, om haar boodschappen te halen, vermoedde ze.

‘Laat hem maar even,’ zei Iona zacht. Ze stond op en wreef Branna over haar arm. ‘Daar word je niet zwak van, en hij zal ook niet denken dat je zwak bent. Het geeft hem alleen een beetje rust.’

‘Hij had ook kunnen vragen wat ik wilde.’

Connor gaf haar een kus op haar slaap. ‘Dat had je ook aan hem kunnen vragen. Wij gaan er nu vandoor en zorgen dat we op tijd terug zijn voor het eten. Als je iets nodig hebt, laat je het maar weten.’

Toen ze allemaal weg waren, ging Branna weer zitten en staarde een poos peinzend in het vuur.