10
Fin beschouwde zichzelf als een redelijk sociaal mens. Hij wist wanneer het zijn beurt was om een rondje te geven in de kroeg, hij was een goede gast die tijdens een maaltijd het gesprek op gang wist te houden. Als er vrienden bij hem thuis kwamen om samen naar een wedstrijd te kijken of een potje snooker te spelen, zorgde hij ervoor dat er genoeg bier en eten in huis was en klaagde hij niet over de rommel.
Hij was tenslotte niet in een stal opgegroeid, dus hij wist net zo goed als iedereen wat er van je werd verwacht als je een feestje gaf.
Iona hielp hem uit de droom.
Op de laatste dag van het jaar stond ze halverwege de middag voor zijn deur. Haar lichtblonde haar had ze weggestopt onder een helderblauwe muts waarvan hij zich herinnerde dat haar oma hem voor haar had gebreid voor kerst. En ze had tassen vol boodschappen bij zich.
‘Kerst is toch al afgelopen?’
‘Spullen voor het feest.’ Ze duwde hem een paar tassen in de handen en liep met de rest door naar zijn keuken. Nadat ze de boodschappen op het middelste keukeneiland had gezet, trok ze haar jas, sjaal, handschoenen en laarzen uit, zette haar muts af en bracht alles naar zijn waskamer.
‘We hebben kaarsen,’ begon ze.
‘Ik heb al kaarsen. Ik heb er kort voor kerst een stel gekocht van Branna.’
‘Lang niet genoeg.’ Iona schudde vastberaden en tegelijkertijd medelijdend haar hoofd. ‘Je moet ze overal zetten.’
Ze groef in een tas en begon van alles tevoorschijn te halen. ‘Deze zijn voor op de schoorsteenmantel in de huiskamer. Ze branden twaalf uur, dus ongeveer een half uur voordat je verwacht dat de mensen komen steek je ze aan.’
‘O ja?’
‘Ja,’ zei ze beslist. ‘Ze geven een prettige, feestelijke en toch stijlvolle sfeer. Deze zijn voor het damestoilet, voor het toilet beneden en voor de grote badkamer boven. Niemand hoort onuitgenodigd jouw eigen badkamer in te lopen, maar er zijn kaarsen genoeg, dus zet er daar ook maar een paar neer, voor de zekerheid. En dit zijn gastendoekjes, mooi, eenvoudig en na gebruik gooi je ze weg.’
Ze legde een stapel witte servetten neer, bedrukt met zilveren champagneglazen.
‘Zodat de mensen hun handen niet hoeven te drogen aan dezelfde handdoek die iemand anders al heeft gebruikt.’
Fin schoot in de lach. ‘Meen je dat nou serieus?’
‘Fin, kijk me aan.’ Ze wees naar haar gezicht. ‘Bloedserieus. Ik heb wat extra kaarsen gehaald voor je eetkamer, voor het geval je er daar niet genoeg had, en nog wat voor op de schoorsteenmantel beneden. Zo, en nu is het van het grootste belang dat er genoeg wc-papier is. Vrouwen haten het werkelijk als ze op de wc zitten en er is geen papier.’
‘Dat kan ik me voorstellen. Zelf nooit meegemaakt, gelukkig.’
‘Ik ben van plan ieder uur de toiletten en badkamers te controleren, dus dat zal geen probleem zijn.’
‘Je bent een grote steun voor me, Iona.’
Ze legde haar handen om zijn wangen. ‘Ik heb je dit aangepraat, en ik heb gezegd dat ik zou helpen. Ik ben hier om je te helpen. Oké. De mensen van de catering zullen zo ongeveer de keuken overnemen, die weten hoe ze dit moeten aanpakken. Ik heb ze gecheckt, en ze schijnen supergoed te zijn. Goede keus.’
‘Dank je. Ik doe mijn best.’
Ze glimlachte alleen maar. ‘We moeten wel zorgen dat de serveersters weten dat ze de hele benedenverdieping van hapjes en drankjes moeten voorzien, want je krijgt daar een boel mensen die willen dansen, spelletjes doen en kletsen. Je zorgt er natuurlijk voor dat de open haarden branden.’
‘Uiteraard.’
‘Ik weet zeker dat iedereen genoeg te eten en te drinken zal hebben. Het heet niet voor niks de Nacht van de Grote Porties, of… wacht.’ Ze deed even haar ogen dicht. ‘Of Oiche ne Coda Moire.’
Nu keek hij haar grijnzend aan. ‘Je spreekt het Iers perfect uit.’
‘Ik heb geoefend. We hoeven niet volgens traditie op oudejaarsdag het huis schoon te maken – ik heb de Ierse gebruiken erop nagelezen – want jouw huis is al brandschoon. Jij bent in dat opzicht net zo griezelig netjes als Branna. Ik zal de gastendoekjes neerleggen en deze kaarsen zetten waar ze thuishoren, en o…’ Ze stak haar hand in weer een andere tas. ‘Ik heb deze lekkere pepermuntjes en gesuikerde amandelen gehaald. Ze hebben zulke mooie kleuren, en het is leuk om er hier en daar een schaaltje van neer te zetten. O, en Boyle haalt het rolrek op dat ik heb geleend van de dochter van oma’s vriendin.’
‘En rolrek?’ Om een of andere reden, hij wilde niet weten waarom, zag hij onmiddellijk een verrijdbaar martelwerktuig voor zich.
‘Om kleren aan op te hangen. Je moet iets doen met de jassen van de mensen, dus daarom lenen we dat rek. Het kan prima in de waskamer staan. Een van ons neemt de jassen van de mensen aan als ze binnenkomen, hangt ze op en pakt ze weer voor ze als ze weggaan. Je kunt ze niet zomaar op de bank of op een bed gooien.’
‘Ik heb daar geen moment over nagedacht. Goed dat jij er bent.’
‘Zeker, en voor mij is het meteen een goede oefening. Ik heb al plannen voor een knalfeest in de zomer, als ons huis klaar is en wij er een poosje wonen.’
‘Ik kijk er nu al naar uit.’
‘Tegen die tijd hebben we Cabhan uitgeschakeld. Daar ben ik van overtuigd. Dan hoeven we niet meer iedere dag te werken aan het hoe en wanneer. Dan leiden we een gewoon leven. Ik weet dat het een zware week is geweest, vooral voor jou en Branna.’
‘Het is niet de bedoeling dat het makkelijk is.’
Iona maakte zorgvuldig een net stapeltje van de gastendoekjes. ‘Heb je haar vandaag al gesproken?’
‘Vandaag nog niet, nee.’
‘Vanmorgen zei ze dat ze wat berekeningen ging maken voor de dag dat het een jaar geleden is dat ik aankwam, de dag dat ik voor het eerst naar het huis kwam en haar ontmoette.’
Hij dacht hierover na. ‘Het is een idee.’
‘Ze keek net zo twijfelachtig als jij nu, maar het is iets om over na te denken. Dus dat zullen we doen. Maar niet vanavond. Vanavond is het feest.’
‘Hmmm. Wat zit er in die andere tas?’
‘Ach, nou ja… sommige mensen houden van gekke feesthoedjes en dingen die lawaai maken.’
Hij maakte de tas open en staarde naar de kleurige papieren hoedjes en de glinsterende tiara’s. ‘Ik zal het je eerlijk zeggen. Ik aanbid de grond waarop je loopt, maar dit zet ik niet op mijn hoofd.’
‘Hoeft ook niet. Ik dacht dat we ze in een paar grote manden konden neerzetten, voor de mensen die er een willen. Hoe dan ook, ik ga dit allemaal in orde maken, daarna ga ik een paar uur met Branna werken, en dan ga ik mijn feestkleren aantrekken. Ik kom een uur van tevoren hiernaartoe om de puntjes op de i te zetten.’
Ze liep heen en weer met de kaarsen en hij keek nog eens in de tas vol feesthoedjes. Nee, hij zou zo’n ding niet opzetten, maar hij zou zich wel aanbieden als haar onderbevelhebber en helpen met de kaarsen en de rest van het gedoe.
En daarna zou hij een uur de tijd nemen om zijn eigen berekeningen te maken.
Later, toen de cateraars het huis binnenvielen en hij tientallen vragen had beantwoord en veel te veel beslissingen had genomen over details waar hij niet over had nagedacht, sloot hij zich op in zijn kamer om een heerlijk rustig half uur de tijd te nemen om zich aan te kleden. Hij vroeg zich af hoe groot de kans was dat hij daar stilletjes kon blijven zitten, dacht aan Iona’s opgewekte vastberadenheid en besloot dat die kans nihil was.
Waar was hij vorig jaar om deze tijd geweest, vroeg hij zich af. In de Italiaanse Alpen, dicht bij het Comomeer. Hij had daar een week of drie doorgebracht. Hij had het gemakkelijker gevonden om met de feestdagen niet thuis te zijn en ze te vieren op zijn eigen manier, met mensen die hij niet kende.
Nu zou hij zien hoe hij het er af zou brengen als hij niet alleen thuis was, maar bovendien de mensen die hij kende in zijn huis te gast waren.
Misschien treuzelde hij een beetje langer dan nodig was, maar toen trok hij een zwarte spijkerbroek en een zwarte trui aan en liep naar beneden.
Hij hoorde stemmen, muziek en gelach. Hij keek op zijn horloge om te zien of hij zich had verkeken op de tijd. Maar nee, hij had nog veertig minuten voor de gasten kwamen.
Kaarsen in rode glazen kandelaars stonden op zijn schoorsteenmantel te stralen boven een knappend haardvuur. Zijn boom schitterde. Een levendige reel klonk uit de luidsprekers. De gigantische kaarsenstandaard die hij ergens in een ver oord had gekocht stond in een hoek van de kamer en was handig gevuld met devotiekaarsjes, die extra licht verspreidden.
Licht en muziek, dacht hij. Het wapen van zijn cirkel tegen de duisternis.
Iona had gelijk gehad. Ze had helemaal gelijk gehad.
Hij zag dat ze nog meer kaarsen had neergezet in zijn bibliotheek en in de ruimte die hij had ingericht als muziekkamer.
Ze had ook bloemen gehaald, rozen in kleine glazen potjes, met zilveren strikken eromheen.
Hij vond haar en Meara in de eetkamer, waar ze druk bezig waren met een paar mensen van de catering.
Nog een vuur, nog meer kaarsen en rozen, zilveren dienbladen en kristallen schalen vol eten, rechauds waar nog meer voedsel op stond.
En dan alle zoete lekkernijen die op zijn buffet stonden uitgestald: cakejes, koek en gebak. Blokjes kaas onder een glazen stolp.
Iona, gekleed in een nauwsluitende jurk van donkere, zilverkleurige stof, stond met haar handen op haar heupen om zich heen te kijken. Hij twijfelde er geen moment aan dat ze met adelaarsogen controleerde of alles in orde was. Meara, die naast haar stond, droeg een kornalijnrode jurk die als een tweede huid om haar rondingen sloot, en haar haar viel los over haar schouders.
‘Ik denk dat ik een fout heb gemaakt,’ zei hij, en zijn vriendinnen draaiden zich allebei naar hem om. ‘Waarom heb ik hier vanavond al die mensen uitgenodigd, terwijl ik twee beeldschone vrouwen helemaal voor mezelf zou kunnen hebben?’
‘Dit is precies het soort charme dat maakt dat al je gasten het nog maanden over dit feest zullen hebben,’ zei Iona tegen hem.
‘Ik wou zeggen dat je onzin verkoopt, maar het is charmante onzin,’ besloot Meara. ‘Je huis ziet er trouwens fantastisch uit.’
‘Ik heb er weinig aan gedaan.’
‘Je hebt er alles aan gedaan,’ verbeterde Iona hem. ‘Je hebt mij heerlijk met vuur laten spelen.’ Ze liep lachend naar hem toe en haakte haar arm door de zijne. ‘En Cecile en haar team zijn geweldig. Echt waar, Cecile, het eten ziet er zo mooi uit dat je het bijna niet durft aan te raken.’
Cecile, een lange blonde vrouw, die was gekleed in een zwarte broek met vest met een smetteloos wit overhemd eronder, bloosde van plezier. ‘Dank je wel, maar we willen juist graag dat iedereen alles opeet. Zoals Iona voorstelde hebben we beneden een paar tafels met gerechten neergezet,’ zei ze tegen Fin. ‘En we zullen ervoor zorgen dat er ook een bar komt. Serveersters zullen zowel boven als beneden regelmatig tussen de gasten door lopen om iedereen goed te bedienen.’
‘Het ziet er allemaal prima uit.’
‘Je hebt het beneden nog niet gezien.’ Iona voerde hem mee de trap af. ‘Ik was een beetje doorgeslagen met de kaarsen en ik werd nerveus, dus ik heb een beschermende bezwering gedaan. Niets en niemand kan zich aan de kaarsen branden.’
‘Jij denkt ook overal aan.’
Nog meer kaarsen en groen, heerlijk eten en bloemen. Hij liep naar de koelkast achter de bar en haalde een fles champagne tevoorschijn.
‘Het eerste drankje is voor jou.’
‘Daar zeg ik geen nee tegen.’
Hij maakte de champagne met een gedempte plop open, schonk eerst haar in en toen zichzelf. ‘Het was een gelukkige dag dat jij in ons leven kwam, deirfiúr bheag.’
‘De gelukkigste dag van mijn leven.’
‘Op de gelukkige dagen dan maar.’
Ze stootte haar glas tegen het zijne. ‘Op de gelukkige dagen, voor ons allemaal.’
Binnen een uur leek het alsof hij het halve dorp in huis had. Ze krioelden door elkaar heen of gingen in groepjes bij elkaar staan, keken met open mond om zich heen of deden meteen of ze thuis waren. Ze vulden hun borden en glazen, zaten of stonden in de huiskamer, of liepen naar beneden, zoals Iona al had voorspeld, waar de band die hij had ingehuurd het eerste nummer inzette.
Hij had het prima naar zijn zin en liep met een glas bier in zijn hand van het ene gesprek naar het andere. Maar tussen alle gezichten in zijn huis had hij er één nog niet gezien.
Toen, alsof hij de wens had uitgesproken, was ze er.
Hij was net teruggelopen naar boven om zich aan zijn gasten op de hoofdverdieping te wijden, toen hij haar in de keuken zag praten met de cateraars.
Haar losse haar viel als een zwarte waterval over haar rug en streelde de taille van een fluwelen jurk die de kleur had van zware rode wijn. Hij bedacht dat Iona nog honderd kaarsen had kunnen aansteken, maar dat niets het licht had kunnen evenaren dat Branna O’Dwyer in zijn huis bracht.
Hij schonk een glas champagne in en bracht het naar haar toe. ‘Hier, drink iets.’
‘Dat zal ik doen.’ Ze draaide zich naar hem toe. Haar ogen waren donker, haar lippen net zo rood als haar jurk. ‘Jij weet hoe je een feest moet geven, Fin.’
‘Zeker, als ik Iona’s bevelen maar opvolg.’
‘Ze was gek van opwinding en bezorgdheid over vanavond, omdat zij het je had aangepraat. En ze heeft bijna al mijn kaarsen opgekocht. Ik zie dat ze ze goed heeft gebruikt.’
‘Ze staan overal, zoals ze had opgedragen.’
‘En waar is onze Iona?’
‘Beneden. Meara is daar ook, net als Boyle en Connor, en Iona’s oma.’ Maar terwijl hij sprak, voerde hij haar mee naar het eetgedeelte. ‘Wil je iets hebben?’
‘Zeker, want het ziet er heerlijk uit, maar nu nog niet.’
‘Heb je nog steeds een zwak voor deze?’ Hij pakte een soesje, dik bestrooid met poedersuiker.
‘Een verschrikkelijk zwak, waar ik meestal weerstand aan bied. Maar goed, vanavond niet.’ Ze pakte het soesje aan en nam een klein hapje om te proeven. ‘O, dat is schandalig lekker.’
‘Neem er twee. Oiche na Coda Moire.’
Ze schudde lachend haar hoofd. ‘Ik kom later terug voor de tweede.’
‘Dan breng ik je naar beneden, naar je cirkel en de muziek.’
Hij bood haar zijn hand aan en wachtte tot ze de hare erin legde. ‘Wil je met me dansen, Branna? Zet gisteren en morgen uit je hoofd en dans met me, vanavond.’
Ze liep samen met hem naar de muziek, de warmte en het stralende licht.
‘Dat wil ik.’
Ze was bijna niet gekomen. Ze had geprobeerd redenen te bedenken om weg te blijven, of anders gewoon een beleefdheidsbezoekje af te leggen en daarna weer weg te glippen. Maar elke reden die ze bedacht klonk haar hetzelfde in de oren.
Als lafheid. Of erger nog, als kleinzieligheid.
Ze kon niet zo kleinzielig, zo laf zijn om hem af te wijzen, alleen omdat het haar pijn deed om in zijn huis te zijn en het leven te zien en te voelen dat hij voor zichzelf had opgebouwd, zonder haar.
Haar keus, zonder haar. Haar plicht, zonder hem.
Dus ze was gekomen.
Ze had veel tijd besteed aan haar haar, haar make-up, haar hele verschijning. Als ze het einde van een jaar en het begin van een nieuw ging vieren in zijn huis, in zijn gezelschap, moest ze er fantastisch uitzien.
De benedenverdieping van zijn huis, die ze beschouwde als een speelruimte, was typisch Fin, vond ze. Mooie, warme kleuren, gecombineerd met neutrale tinten; oude, opgeknapte meubelstukken naast nieuwe. Kleine stukken die hij blijkbaar had gekocht tijdens zijn zwerftochten. En volop entertainment.
De absurd grote tv aan de muur, de snookertafel, de oude flipperkast en jukebox, een prachtige open haard van Connemara-marmer, met een dikke, ruwe plank erboven als schoorsteenmantel.
De muzikanten speelden vrolijke liedjes bij een mahoniehouten bar die hij in Dublin had gevonden. Hoewel het een grote kamer was, waren de meubels opzijgeschoven om nog meer ruimte te maken om te dansen.
Toen hij haar naar zich toe trok voor een dans, waren het onschuldige vermaak, de eenvoud en de mogelijkheden weer even net als vroeger. Maar ze negeerde de scherpe pijnscheut die dat veroorzaakte en hield zichzelf voor dat ze deze nacht niet aan die tijd moest denken.
Ze keek lachend naar hem op. ‘Je hebt het mooi voor elkaar.’
‘Wat heb ik voor elkaar?’
‘Dit is het feest van het jaar, en nu verwacht iedereen dat je dat volgend jaar weer doet. En daarna weer.’
Hij keek met lichte ontzetting om zich heen. ‘Ik dacht dat stokje aan Iona en Boyle door te geven.’
‘O nee, die geven hun eigen feest. Maar oudejaarsavond is nu voor jou, denk ik. Daar zie ik Sean dansen met een feesthoedje en een paar schone, glimmende laarzen aan zijn voeten. En Kyra van Connor met haar vriend – verloofde inmiddels. Hij draagt een overhemd in dezelfde kleur als haar jurk en heeft een kartonnen kroontje op zijn hoofd. En daar danst Ailish met haar man, alsof ze zestien zijn en de jaren en de kinderen nog moeten komen. Je hebt een huis gebouwd waarin je bijna het hele dorp voor een feestje kunt uitnodigen, en dat heb je nu gedaan.’
‘Daar heb ik nooit bij stilgestaan.’
‘Nu is het te laat. O, en daar zie ik Alice verleidelijk naar je kijken. Blijkbaar heeft ze zich erbij neergelegd dat Connor voor haar verloren is. Je moet even met haar dansen.’
‘Ik dans liever met jou.’
‘Dat heb je gedaan. Doe je plicht, Finbar, draai een rondje met haar. Ik moet even met een paar mensen een praatje maken.’
Ze stapte bij hem vandaan en draaide zich om. Als ze te vaak met hem zou dansen, zouden de mensen met wie ze moest praten over hen gaan smoezen.
‘Is het niet fantastisch?’ Iona greep haar beet en draaide snel met haar in het rond. Ze had een roze tiara opgezet, waar met schitterende cijfers 2014 op stond. ‘Het is zo’n geweldig feest. Ik moet even mijn toilettenrondje maken, dan kom ik terug.’
‘Toilettenrondje?’
‘Controleren of er nog genoeg wc-papier en gastendoekjes zijn en zo.’
‘Ik geef jou de leiding over ieder feestje dat ik ooit nog ga geven.’
‘Jíj bent een natuurtalent met feestjes,’ bracht Iona ertegen in. ‘Voor Fin is het nieuw. Voor mij ook, maar volgens mij heb ik het gewoon in me.’
‘God sta ons bij,’ zei Boyle, en hij gaf haar een zoen boven op haar hoofd.
Branna genoot van de muziek en de korte gesprekken. Nadat ze weer naar boven was geglipt, nam ze wat van het lekkere eten en bracht enige tijd door met de mensen die de rust van Fins woonkamer en de grote zaal hadden opgezocht.
Het gaf haar tijd om meer van zijn huis te zien en de sfeer ervan te proeven. En de kans om de ramen te controleren en zichzelf voldoende open te stellen om eventueel een spoor van Cabhan op te vangen.
‘Hij komt niet.’
Ze draaide zich af van de hoge openslaande deuren in de bibliotheek en keek naar Fin, die naar binnen stapte.
‘Ben je daar zo zeker van?’
‘Misschien is er te veel licht, of zijn er te veel mensen, stemmen, gedachten, geluiden, maar hij komt hier vanavond niet naartoe. Misschien houdt hij zich schuil en wacht hij tot het jaar voorbij is, maar vanavond komt hij niet. Ik wilde dat je je niet zo veel zorgen maakte.’
‘Waakzaam zijn is niet hetzelfde als je zorgen maken.’
‘Je maakt je zorgen. Het is aan je te zien.’
Snel wreef ze met haar vingers over het plekje tussen haar wenkbrauwen, waar ze wist dat zich een rimpel kon vormen.
Hij glimlachte. ‘Je bent volmaakt mooi. Dat verandert nooit. De bezorgdheid zit in je ogen.’
‘Als jij zegt dat hij vanavond niet komt, stop ik met me zorgen maken. Ik vind vooral deze kamer heel fijn.’ Ze liet haar hand over de rugleuning van een royale, chocoladebruine leren stoel glijden. ‘Een kamer waar je rust vindt, en een beloning.’
‘Een beloning?’
‘Als het werk gedaan is, kun je je terugtrekken in een lekkere stoel zoals deze, bij de open haard, met een boek erbij. Terwijl het hoost van de regen, of waait, of de maan opkomt. Een glas whisky, een kop thee – waar je maar zin in hebt – en een hond aan je voeten.’
Ze draaide met uitgestrekte hand rond. ‘Al die boeken om uit te kiezen. Een mooie, warme kleur op de muren – goed gedaan – die prachtig afsteekt tegen het donkere hout.’
Ze hield haar hoofd schuin toen hij haar half lachend aankeek. ‘Wat?’
‘Ik heb hem ontworpen met jou in gedachten. Vroeger als we ons droomkasteel bouwden, zei je altijd dat er een bibliotheek moest komen met een open haard en grote stoelen, en met ramen waarlangs de regen naar beneden kon stromen, of waardoor de zon naar binnen kon schijnen. Hij moest glazen deuren hebben die uitkwamen op een tuin, zodat je op een mooie dag naar buiten kon lopen en een plekje kon zoeken om te lezen.’
‘Dat weet ik nog.’ En nu zag ze het. Hij had een van haar droombeelden tot leven gebracht.
‘En er moest een kamer zijn voor muziek,’ voegde Fin eraan toe. ‘Er zou in het hele huis muziek zijn, maar er moest ook een speciale muziekkamer komen, waar we een piano zouden neerzetten en nog veel meer. De kinderen zouden daar hun muzieklessen kunnen krijgen.’
Hij wierp een blik over zijn schouder. ‘Die is daar.’
‘Ja, ik weet het. Ik heb hem gezien. Hij is prachtig.’
‘Ergens diep vanbinnen dacht ik dat als ik hem zou bouwen, als ik jou daarbij in gedachten zou houden, je zou komen. Maar je kwam niet.’
Het was nu zo duidelijk dat ze zichzelf toestond om het te zien. Dit was het huis waarvan ze samen hadden gedroomd.
‘Ik ben er nu.’
‘Ja, je bent er nu. Wat betekent dat voor ons?’
God, haar hart was zo vol van hem, hier in deze kamer die hij uit hun dromen tevoorschijn had getoverd.
‘Ik houd mezelf voor wat het niet kan zijn. Dat is zo duidelijk, zo rationeel. Ik kan niet zien wat het wel kan zijn of misschien zou kunnen zijn.’
‘Kun je zeggen wat je wilt?’
‘Wat ik wil is niet mogelijk. En dat is moeilijker dan het tot nog toe was, omdat ik tot de overtuiging ben gekomen dat het niet aan jou te wijten is, of aan mezelf. Het was gemakkelijker toen ik jou of mezelf de schuld kon geven. Ik kon een muur bouwen met de schuld, en die kon ik schragen met de afstand, als je maar een paar dagen of weken hier was en daarna weer vertrok.’
‘Ik wil jou. Al het andere komt op de tweede plaats.’
‘Dat weet ik.’ Ze liet haar adem ontsnappen. ‘Dat weet ik. We moeten teruggaan. We mogen je gasten niet zo lang alleen laten.’
Maar ze verroerden zich geen van beiden.
Ze hoorde het gejoel, de aanzwellende stemmen, het aftellen. Achter haar begon de klok op de schoorsteenmantel te slaan.
‘Het is bijna middernacht.’
Slechts enkele seconden, dacht ze, tussen wat was en wat is. En wat gaat komen. Ze deed een stap naar hem toe. En nog een.
Zou ze langs hem heen zijn gelopen, vroeg ze zich af toen hij haar naar zich toe trok. Nee. Nee, deze keer niet. Deze ene keer zou het anders zijn.
Ze sloeg haar armen om zijn nek en keek hem in de ogen. En klokslag middernacht ontmoetten hun lippen elkaar.
Een lichtflits sprong over, een elektrische schok die het bloed deed kolken en als bliksem het hart binnendrong. En vervolgens een smeulende warmte achterliet, waar ze eindeloos naar hadden verlangd.
O, dit te voelen, zich eindelijk weer zo te voelen. Eindelijk haar lichaam, haar hart en haar geest te verenigen in dat verlangen, die warmte, die unieke, wilde vreugde.
Zijn lippen op haar lippen, zijn adem vermengd met haar adem, zijn hart op haar hart. En al het verdriet werd weggewist, alsof het er nooit was geweest.
Hij had ooit gedacht dat wat hij voor haar voelde alles was, meer dan een mens ooit kon voelen. Maar hij had zich vergist. Dit, na al die jaren zonder haar, was meer.
De geur waarmee ze hem vervulde, de smaak waarmee ze hem volledig van zijn stuk bracht. Net als vroeger gaf ze alles in één simpele kus. Tederheid en kracht, macht en overgave, verlangen en gulheid.
Hij wilde haar vasthouden, dat moment zijn hele leven niet meer loslaten.
Maar ze trok zich terug, bleef even staan, streek met haar hand over zijn wang en stapte bij hem vandaan.
‘Het nieuwe jaar is begonnen.’
‘Blijf bij me. Branna.’
Nu legde ze haar hand op zijn hart. Maar voor ze iets kon zeggen, kwamen Connor en Meara de kamer binnen.
‘We wilden net…’
‘Gaan,’ maakte Meara Connors zin af. ‘We gaan. Nu meteen.’
‘Oké. Natuurlijk, we zijn hier nooit geweest.’
‘Het geeft niet.’ Branna’s hand bleef nog even op Fins hart liggen. Toen liet ze hem naar beneden vallen. ‘We komen. Fin is al te lang weggebleven van zijn eigen feestje. We gaan drinken op het nieuwe jaar. Op het geluk. Op het licht. Op wat misschien komen gaat.’
‘Op wat komen moet,’ zei Fin, en hij liep voor hen de deur uit.
‘Ga met hem mee,’ mompelde Meara, en ze liep naar Branna toe. ‘Gaat het?’
‘Ja. Maar ik moet zeggen dat ik wel een borrel kan gebruiken. En veel lawaai en heel veel mensen, hoe dat ook tegen mijn natuur ingaat.’
‘Dat krijg je.’
Toen Meara een arm om Branna’s middel sloeg, leunde die even tegen haar aan. ‘Hoe kan ik nu nog meer van hem houden dan vroeger? Hoe kan ik hem nu nog zo veel meer te geven hebben, terwijl toen al alles wat ik in me had voor hem was?’
‘Liefde kan uitdoven en doodgaan. Dat heb ik zien gebeuren. Maar ze kan ook groeien. Als liefde echt en oprecht is, kan ze volgens mij alleen maar groter en sterker worden.’
‘Liefde hoort geen ellende te veroorzaken.’
‘Nee. Volgens mij bepaalt niet de liefde of we er ellende of plezier aan beleven, maar wat we ermee doen.’
Branna zuchtte en keek Meara lang aan. ‘Sinds wanneer ben jij zo verdomde wijs op dit gebied?’
‘Sinds ik mezelf toesta om lief te hebben.’
‘Laten we daar dan maar op drinken. Op jou, dat je jezelf toestaat om lief te hebben, op Iona’s talent voor feestjes geven, op het verdomde nieuwe jaar, en op het eind van Cabhan. Ik heb zin om me te bezatten.’
‘Wat voor vriendin zou ik zijn als ik niet met je meedeed? Laten we zien of we wat champagne kunnen vinden.’