Hoofdstuk 14
Het huis dat ze in Montana vonden stond op een rotsige bocht in
de Bitterroot River, en het woud liep erachter steil omhoog. Het
had twee verdiepingen, was van boomstammen gebouwd en had bijna een
halve hectare grond, grotendeels grasland. Er stonden appel- en
perenbomen en de kant van het huis die op de rivier uitkeek had
grote glazen deuren en een terras en een verwilderde gele klimroos.
Het huis was negen jaar daarvoor gebouwd door een echtpaar dat
beeldhouwde, en er stond een lange schuur die ze als atelier hadden
gebruikt. Een van hun werkstukken, een drukbewerkte totempaal die
uit een tien meter hoge pijnboom was gesneden, stond aan de voet
van het gazon, zodat de grimmige adelaar bovenin als een wachtpost
woedend over de rivier uitkeek.
Na de bruiloft hadden ze tien dagen op een strand in Mexico
gelegen. Ed had een stapel boeken op audiocassette meegenomen, maar
kon niet tegen de muziek waarmee ze het verhaal hadden
dichtgesmeerd. Hij had Julia zo ver gekregen dat ze hem uit haar
boek voorlas, Madame Bovary, en al heel gauw zat hij te piekeren
over een musicalversie ervan, O, Madame! Soms viel hij in slaap
terwijl Julia voorlas, en dan zweeg ze en keek naar de pelikanen
die in luie eskadrons bij de kustlijn patrouilleerden en op hun
komieke manier in de branding doken.
Gebruind en verkwikt vlogen ze rechtstreeks naar Missoula terug om
een huis te zoeken. Ze had verwacht dat het ettelijke weken zou
duren om iets te vinden wat hun beviel, maar ze vonden het al de
derde dag, wat goed uitkwam, want huizenjacht met Ed was een
vermoeiende aangelegenheid. Hij wilde dat ze ieder detail
beschreef. Welke kleur hadden de keukenmuren? Wat zag je als je uit
het slaapkamerraam keek? Leek de rivier goed om te vissen? Zag ze
forel omhoogkomen?
'Honderden,' zei ze. 'Monsters. Ze hebben niet genoeg ruimte. Ze
liggen zelfs te zonnebaden op de oever.'
De begane grond bestond uit één grote zitkamer met een houten
vloer, en Ed ging er even staan zingen, zodat hij een idee kreeg
van de akoestiek. De makelaar, een joviale vrouw van ongeveer
vijftig met felrode lippenstift en grote gouden oorringen, vond het
allemaal te gek voor woorden. Vooral toen Ed haar zover kreeg dat
ze meezong.
'Hmm, heel indrukwekkend,' zei hij. 'De Maria Callas van
Missoula.'
Zijn ouders hadden hem als huwelijkscadeau een nieuwe piano
gegeven, een slanke, zwarte, kleine Yamaha-vleugel. Hij vroeg Julia
waar ze hem moesten neerzetten en zei dat hij ergens moest komen te
staan waar uitzicht op de rivier was. De makelaar keek Julia aan en
Ed voelde dit op een of andere manier en legde haar uit dat ook al
kon hij het niet zien, het toch belangrijk was te weten dat de
rivier daar was. De meest voor de hand liggende plek was bij de
glazen deuren die op het terras uitkwamen.
En dat was de plaats waar hij negen maanden later inderdaad ook
stond. Ed had hem tot het middelpunt gemaakt van wat hij de
NASA-controleruimte noemde - het complex van toetsenborden,
schermen en computerapparatuur dat er inderdaad uitzag alsof je er
een kleine raket mee kon afschieten. Op het deksel van de vleugel
stond, tussen de stapels braillepapier op elk waarvan een ander
voorwerp lag zodat hij ze uit elkaar kon houden, in een zilveren
lijst de zwartwitfoto die Connor op de bruiloft van hen had
genomen. Erop stond Ed te lachen - ongetwijfeld om een van zijn
eigen grappen - in de zon van Kentucky, die als een explosie van
sterren in zijn zonnebril schitterde terwijl Julia, die zijdelings
in de camera keek, hem een kus op zijn wang gaf. Het trof haar nog
steeds als merkwaardig dat Ed nooit had gezien hoe ze er die dag
uitzagen en het ook nooit zou zien.
Er was echter op een dieper niveau iets meer aan de hand met de
foto, wat haar pas later opviel. Met deze gewijde kus symboliseerde
de pose het pact dat ze hadden gesloten, of liever: het pact dat
Julia met zichzelf had gesloten. Het was erg simpel. Zij was de
oorzaak dat Ed zijn gezichtsvermogen kwijt was, dus kreeg hij nu
het hare. Dit wilde niet zeggen dat ze hem alleen uit plichtsgevoel
had getrouwd. Of dat ze niet van hem hield. Natuurlijk deed ze dat
wel. En haar bewondering voor zijn moed, zijn gebrek aan
zelfmedelijden en zijn onverwoestbare optimisme groeide iedere dag
die ze met hem samen was. Dit alles was op de foto te zien om haar
er dagelijks aan te herinneren dat dit de stand van zaken was en
zou zijn, dat dit nu het leven was dat haar was toegewezen. Dat op
de foto ook te zien was dat ze zijdelings naar Connor keek was een
gedachte die ze weigerde toe te laten.
Ze hadden eind september hun intrek in het huis genomen. Beide
moeders waren een paar dagen komen logeren om hen te helpen op orde
te komen, en ook al waren ze zo verschillend als twee vrouwen maar
konden zijn - de zuidelijke schoonheid en de Italiaanse kapster uit
Brooklyn - ze konden het geweldig met elkaar vinden en lachten
zoveel dat nog een tijd na hun vertrek het huis wel leeg leek.
Die eerste paar maanden waren een hectische tijd geweest. De
plaatselijke Dienst Voor Blinden en Slechtzienden had een paar
adviseurs voor revalidatie, oriëntering en mobiliteit gestuurd om
hen te helpen. Ze pasten de keuken aan, markeerden de oven en de
magnetron en voorraadbussen met kleine rubberstippen en magneten,
zodat Ed alles uit elkaar kon houden. Ze snoeiden de roos en de
fruitbomen, zodat hij er niet met zijn gezicht tegenaan zou lopen
en sloegen toen paaltjes in de grond met draad ertussen helemaal
van het terras omlaag naar de rivier en langs de oever, zodat hij
er op eigen houtje veilig heen kon.
Ed was niet de enige die een nieuwe levenswijze moest aanleren.
Hoewel het niets was vergeleken met alles waar Ed aan moest wennen
moest Julia zich in bepaalde opzichten ook aanpassen. Ze moest er
bijvoorbeeld aan denken dingen niet op onverwachte plekken te laten
rondslingeren waar hij erover kon struikelen of ze omver kon
gooien, geen deuren of kasten open laten staan, want dan zou hij
ertegenaan kunnen botsen, en alles altijd precies op dezelfde
plaats terugzetten zodat hij het kon vinden. Verreweg het
moeilijkste dat ze moest leren was de dunne scheidslijn tussen het
moment dat ze hem moest helpen en niet moest helpen. Het was
pijnlijk erbij te staan als hij gefrustreerd raakte en woedend werd
op zichzelf, hem te zien stuntelen of zelfs vallen, maar ze wist
dat ze zich er soms niet mee mocht bemoeien. Tegen de tijd dat de
winter aanbrak hadden ze de meeste dingen echter onder de knie en
kwamen deze slechte momenten minder voor.
Het was Julia's eerste winter in Montana, en hij was weinig tot
compromissen geneigd. De eerste sneeuw viel in oktober en bleef als
een al te attente ober rondwaren. Julia voelde zich totaal niet
opgesloten of geïsoleerd of zelfs maar gedeprimeerd, zoals ze had
verwacht - ze vond het heerlijk. Ze kleedden zich warm aan en
maakten lange wandelingen onder heldere bergluchten. Ze probeerden
zelfs wild te skiën, waarbij Julia voorop ging met een stel
berenbellen op haar rug gespeld en Ed probeerde het geluid te
volgen. Hij ging voortdurend te snel en botste dan op haar en ze
maakten een paar werkelijk spectaculaire valpartijen, maar hadden
naderhand meer pijn omdat ze zo gelachen hadden.
Hun avonden brachten ze knus samen op de bank bij het grote
haardvuur door, lezend en naar muziek luisterend of, als Ed per se
wilde, kijkend naar een favoriete oude western of musical op de
televisie. Hij liet haar een synchroon commentaar geven op wat er
zich op het scherm afspeelde. Soms plaagde ze hem door zelf figuren
of stukken van de handeling te verzinnen, maar hij kende de meeste
films zo goed dat hij het meteen doorhad en haar greep en kietelde,
tot ze om genade smeekte.
Dankzij de generositeit van Eds vader en het verzekeringsgeld van
de rookspringers hadden ze weinig financiële zorgen. Julia had niet
meer gewerkt sinds ze de lente daarvoor haar baan in Boston had
opgezegd, en ook al was ze wel van plan weer een baan te gaan
zoeken, ze genoot nog steeds van de vrijheid te lezen en te
pottenbakken en weer serieus te gaan schilderen, wat ze iedere
ochtend in het atelier in de schuur deed. Ed voelde zich echter een
stuk minder gemakkelijk met dit beroep op liefdadigheid (vooral die
van zijn vader) en wilde heel graag laten zien dat hij zijn eigen
kostje kon verdienen. Het langetermijnplan was natuurlijk nog
steeds dat hij als componist wilde slagen, maar intussen was hij
vastbesloten door te gaan als pianoleraar.
In de herfst had hij een advertentie in The Missoulian gezet, en
deze had meer dan een dozijn aspirant-leerlingen tevoorschijn
getoverd. Mond-tot-mondreclame toverde er korte tijd later meer bij
dan hij aankon. Het waren bijna allemaal kinderen, die na school
bij hen thuis kwamen. En omdat ze hun stemmen en gelach hoorde en
zag hoeveel plezier Ed met ze had, wist Julia dat het niet lang zou
duren of hij zou over eigen kinderen beginnen.
Het gebeurde de nacht na Thanksgiving. Ze hadden gevreeën op de
bank naast de haard en lagen in eikaars armen. Julia keek hoe de
sneeuw in trage dikke vlokken op het terras viel.
'En, wat vind je ervan?'
'Je bedoelt, van één tot tien? Mmmm, ik zou je een vier geven,
misschien een vijf.'
Hij prikte met zijn vingers in haar zijden. 'Je weet wat ik
bedoel.' Ze wist het inderdaad, maar hoe precies was haar een
mysterie. Ze leek vaak in staat te zijn zijn gedachten te lezen en
hoopte alleen maar dat dat niet wederzijds was.
'Is het daar niet een beetje vroeg voor? Ik bedoel, moeten we ons
niet eerst een beetje meer settelen?'
'Ik weet het niet. Ik voel me behoorlijk gesetteld.'
'Ja, ik ook wel, maar...'
'Luister eens, als je het niet zeker weet, vind ik het prima. Dan
wachten we gewoon.'
Ze dacht er de hele nacht en de hele volgende dag over na. Ze wilde
net zo graag kinderen als hij. Waarom zouden ze wachten? Ze hadden
altijd condooms gebruikt, en de volgende keer dat ze vrijden hield
ze zonder iets te zeggen zijn arm tegen toen hij er een wilde
pakken. Geen van beiden zei er nog een woord over, alsof ze
stilzwijgend waren overeengekomen dat als ze erover praatten hun
pogingen zouden kunnen mislukken.
Nu, meer dan vier maanden later, was Julia nog steeds niet zwanger.
Ze wist wel dat er tijd overheen kon gaan en dat sommige stellen
zelfs jaren bezig waren, maar een irrationele stem was gaan zeuren
dat er iets mis was. Hoewel ze er vol onzekerheid aan begonnen was,
voelde ze nu dat het krijgen van een kind bijna een obsessie begon
te worden. En tien dagen geleden was ze, zonder het Ed te
vertellen, naar haar arts gegaan en had hem wat onderzoekjes laten
doen. Vandaag zou ze de uitslagen krijgen.
De voortekenen leken die vroege aprilochtend allemaal goed. Ed
wekte haar met een kop koffie en ze lag in bed terwijl de zon
binnenstroomde en Neil Young beneden uit de luidsprekers dreunde
terwijl Ed zijn ochtendgymnastiek deed. Toen bakte hij voor het
ontbijt een paar heerlijke pannenkoeken met bosbessen en ze aten ze
op in de zon aan de lange pijnboomhouten tafel, pratend over de
zomer en waar ze met vakantie heen zouden gaan. Ed hield ervan als
begin van de werkdag iets op de piano te spelen, en vandaag koos
hij een van haar lievelingsstukken van Schubert. Julia ruimde de
borden af, trok haar laarzen en haar jas aan en kuste hem gedag,
waarbij ze zei dat ze naar Missoula ging. Het was vrijdag, de dag
dat ze normaal gesproken voor de hele week boodschappen deed, dus
vroeg hij haar niet waarom ze wegging. Buiten roerde de lente zich
voor het eerst voelbaar. De sneeuw was bijna verdwenen en de
krokussen kwamen op in het geel geworden gras.
De kliniek bevond zich in een laag, langwerpig gebouw aan de
zuidkant van het stadje, niet ver van het winkelcentrum. Door haar
gespannenheid was ze twintig minuten te vroeg en het gebouw was nog
niet open, dus ging ze naar het winkelcentrum om een kop koffie en
een krant te kopen en liep weer terug om in de auto te
wachten.
Het eerst zocht ze, zoals altijd, naar verhalen over Bosnië. Ze bad
iedere avond dat Connor niets zou overkomen. Het enige dat ze sinds
de bruiloft van hem gehoord hadden waren een paar prentbriefkaarten
geweest, de laatste uit Sarajevo, vlak voor Kerstmis. Het waren
korte berichten vol gebabbel geweest, zonder echt belangrijke
mededelingen. De afgelopen week had Julia een nieuwsuitzending op
de televisie gezien over wat nu 'etnische zuivering' werd genoemd
en waarin werd gemeld dat sluipschutters in Sarajevo nu lukraak
burgers doodschoten. Vandaag stond er echter niets over in de
krant, en ook al wist ze dat het idioot was, ze besloot dit als een
volgende goed voorteken te beschouwen.
Een van de vele zedenpreken van haar moeder luidde dat een vrouw
altijd een vrouwelijke arts moest hebben en dat als je om een of
andere reden absoluut niet kon voorkomen dat het een man was, dat
je er dan zeker van moest zijn dat je een jonge, knappe kreeg, want
alle oude lelijke waren gefrustreerde en geile bokken. Die van
Julia was gladjes en knap maar liep tegen de zestig en ze wist dus
niet of ze het wel goed had geregeld. Hij heette Henry Rumbold, een
naam waarvan Ed zei dat hij hem deed denken aan zo'n ouderwets
smeerseltje dat overal goed voor was en dat ze in de tijd van het
Wilde Westen van de achterkant van wagens verkochten - Dr. Henry T.
Rumbolds Opmerkelijke Remedie voor Uw Keel, Ingewanden en
Steenpuisten. Sindsdien had Julia Rumbold niet meer kunnen
aankijken zonder hieraan te denken.
De wachtkamer had een lentebeurt gehad, was nu sleutelbloemgeel en
rook nog naar verse verf. Afgezien van een vrouw met een klein kind
dat een lopende neus en een nogal onsmakelijk ogende uitslag had,
was Julia de enige wachtende. Dokter Rumbold kwam haar halen en
liet haar binnen in zijn kamer; hij vroeg haar hoe het ging en hoe
het met Ed ging en zei dat het er goddank op leek dat de winter
eindelijk op de terugtocht was. Hij gebaarde Julia dat ze tegenover
zijn bureau moest gaan zitten en nam zelf aan de andere kant
plaats. Hij zette een montuurloze bril op en bladerde schijnbaar
een eeuwigheid door de papieren die voor hem lagen. Julia zat te
kijken en probeerde erachter te komen of haar moeder gelijk had, in
elk geval gedeeltelijk. Dokter Rumbold was zeker een gefrustreerde
toneelspeler. Hij wist natuurlijk allang wat er op die rotpapieren
stond, dus al dit geblader was alleen maar bedoeld om een theatrale
spanning op te bouwen. Ten slotte keek hij haar over zijn bril aan
en legde met een teder gebaar zijn handen plat over de
aantekeningen.
'Nou, we hebben de uitslagen,' zei hij.
Wat een zak, dacht ze. 'En?' vroeg ze poeslief.
'Om maar met de deur in huis te vallen, Julia, je bent in
prachtconditie.'
'Hé! Weet u dat zeker?'
'Absoluut.'
Ze vergaf hem op slag alles.
Hij liep de details met haar door, maar Julia was te opgetogen om
er veel aandacht aan te schenken. Hij eindigde met het
gebruikelijke kletspraatje dat het door spanningen moeilijker kon
worden in verwachting te raken en Julia maakte een flauw grapje dat
ze zou proberen niet te gespannen te zijn dat ze gespannen zou
zijn. En dat was het dan. Hij liet haar uit.
'Er zijn er natuurlijk wel twee voor nodig,' zei hij, bijna alsof
hij het achteraf bedacht. 'En als er nog steeds niets gebeurt zou
Ed misschien ook eens moeten komen. Dan kunnen we bij hem ook een
paar onderzoekjes doen.' 'O.'
'Maar ik weet zeker dat dat niet nodig zal zijn.'
'Nee. Inderdaad. Als we maar genoeg ons best doen.'
Ze doolde in de supermarkt rond en probeerde haar opgetogenheid van
zonet terug te vinden, alsof deze ergens op een schap lag, maar het
leek uitverkocht te zijn. Ze vulde het wagentje met allerlei dingen
die ze niet echt nodig hadden, terwijl ze zich voorhield dat ze wel
eens wat vrolijker mocht worden, verdorie, ze had een tien plus
gekregen ze was een echte, functionerende vrouw met alles erop en
eraan.
Tegen de tijd dat ze bij de kassa's kwam voelde ze zich iets
opgewekter. Ze stond in de rij naar de andere vrouwen te kijken,
allen ouder dan zij, geduldig wachtend met hun wagentjes. Misschien
werd het wel tijd dat ze eens een punt zette achter dat leventje
van nietsdoen en een baan ging zoeken. Ed was nu toch weer fit en
hij werkte en kende het huis nu wel zo goed dat ze niet meer de
hele dag op hem hoefde te passen. Dat had hij zelf gezegd.
Misschien moest ze maar eens rond gaan kijken. Door dit besluit
voelde ze zich nog beter.
'Julia?'
Ze keek om zich heen. Achter haar in de rij stond een jonge man.
Hij was lang en knap en had lang donker haar. Hij kwam haar vaag
bekend voor, maar Julia kon hem niet plaatsen. Hij grijnsde.
'Hé, ben jij het. Ik dacht het al.'
'Het spijt me, ik...'
'Mitch.'
Terwijl hij het zei herkende ze hem en ze probeerde te kijken alsof
ze het leuk vond hem te zien.
'Hé, Mitch! Sorry. Je haar zit anders. Het is langer.'
'Dat kan ik van jou niet zeggen.'
'O. Nee. Hoe is het met je gegaan?'
'Gaat wel.'
'Heb je een baan?'
'Ja, klote. Ik ben een band in elkaar aan het zetten.'
Om een of andere reden verbaasde dit haar niet. Ze stonden te
babbelen terwijl Julia langs de kassa ging en ze herinnerde zich
weer wat een hekel ze aan hem had. Tot de band beroemd zou zijn
werkte hij in een garage, waar hij tot monteur zou worden opgeleid.
Alle mensen daar waren blijkbaar hetzij levende lijken hetzij
klootzakken. Julia speelde met het idee hem twintig alternatieven
voor dit laatste woord te vragen. Hij liep met haar mee over de
parkeerplaats en stond te kijken terwijl ze de boodschappen achter
in de Jeep legde en op de bestuurdersplaats ging zitten.
'En heb je nog in de bak gezeten of zo?' vroeg hij.
'Wat?' Ze vroeg zich af of ze hem wel goed had verstaan.
'Nou, je weet wel, voor wat er met Skye is gebeurd en zo.'
'In de bak?'
'Nou, jij had toch de leiding?'
Julia keek even over de parkeerplaats uit en haalde diep adem.
'Nee, Mitch. Er is niemand de bak in gegaan. Ik zie je nog wel
eens.'
Ze startte de motor en sloeg het portier dicht. Terwijl ze wegreed
zag ze dat hij stond te grijnzen.
Soms was de stilte prettig.
Zoals nu, nu hij alleen en rustig was en de ochtendzon door de
glazen deuren schuin en warm op zijn gezicht viel en hij daar
gewoon roerloos kon zitten, aan de piano en zich de stofdeeltjes
kon voorstellen die in de baan licht hingen en glinsterden.
Natuurlijk was het nooit echt stil. Het huis praatte altijd tegen
zichzelf, het kraken van het hout en het leidingwerk als het
uitzette of kromp, het tikken van de keukenklok, het regelmatige
starten en zoemen van de koelkast. Buiten hoorde hij het drup drup
drup van de smeltende sneeuw die van het dak kwam en af en toe
buiten op de weg het sissen van een passerende auto of het gerommel
van een vrachtwagen met boomstammen.
En er waren ook de momenten dat de stilte niet zo prettig was.
Als ze hem leek in te sluiten als een moordenaar met een kussen die
gekomen was om hem te verstikken, en dan moest hij snel iets doen
voordat het hem in zijn greep kreeg, zingen of schreeuwen of gillen
of als een krankzinnige organist in een horrorfilm op het
toetsenbord rammen. Vreemd genoeg gebeurde het minder vaak als hij
alleen was dan als hij mensen om zich heen had.
In het begin, toen hij in Grasland herstelde, was het tamelijk
regelmatig gebeurd. Hij en zijn ouders en Julia, en soms ook zijn
broers en hun vrouwen, zaten dan aan de eettafel en dan viel er een
gat in de conversatie. En tijdens die korte momenten van stilte
voelde Ed plotseling de paniek als een zwarte vloedgolf in zijn
borst omhoogkomen en dan begon hij als een idioot te raaskallen,
sloeg volslagen wartaal uit of begon verschrikkelijke,
zelfkastijdende grappen te maken, waarin hij zichzelf met Job of
Jude the Obscure vergeleek. Ook al lachten ze dan beleefd, niemand
- zelfs hijzelf niet - vond het ook maar in de verste verte leuk,
maar hij moest het wel doen om te voorkomen dat hij verdronk.
Hij wist dat zijn ouders, en ook Julia, zich er verschrikkelijk
zorgen over hadden gemaakt. Ze dachten waarschijnlijk allemaal dat
hij gek werd, maar hij kon er niets aan doen. Hij had eens
geprobeerd het Julia uit te leggen, maar de beste vergelijking die
hij had kunnen vinden was dat het een beetje op claustrofobie
leek.
Deze momenten kwamen nu nog maar zelden voor. Er was welbeschouwd
niets ernstigs meer gebeurd sinds ze naar Montana waren verhuisd.
Hij besefte echter dat zijn voortdurende gebabbel en grappenmakerij
tegen Julia een manier waren om zich er bij voorbaat tegen te
wapenen. Hij had altijd te veel gepraat, maar nu betrapte hij
zichzelf soms, hoorde hij zelf hoe hij in de vijfde versnelling
overschakelde. Julia scheen het altijd aan te voelen. En als ze in
de buurt was stak ze haar arm uit en legde een hand op hem of liep
door de kamer naar hem toe en hield hem vast en zei stil maar, ik
ben hier, het is goed.
Het had er niet alleen mee te maken dat hij die zwarte,
levensontkennende stilten probeerde af te weren. Ed besefte heel
goed dat iedereen vond dat hij zich er 'prachtig doorheen sloeg',
door wat hem was overkomen. Hoe onder de indruk ze waren van zijn
'moed' en zijn voortdurende 'opgewektheid'. Natuurlijk had hij
gewoon in kunnen storten en de hele dag kunnen snikken of zichzelf
voor de kop kunnen schieten. En de hemel mocht weten dat er talloze
momenten waren geweest dat hij dat allemaal dolgraag had gedaan.
Maar de waarheid gebood te zeggen dat hij er eigenlijk de zin niet
van inzag. Hij wist dat blindheid niet zijn grootste vijand was.
Hij had immers, met zijn suikerziekte, al jong ontdekt dat zijn
lichaam hem in de steek kon laten. Nee, ondanks de grimmige grappen
over Job en Jude wist hij dat zelfmedelijden zijn grootste vijand
was.
Je hoefde er maar een gram van toe te laten en, wham, voor je het
wist werd je helemaal opgeslokt. Het was net heroïne of een
agressief virus dat zich in je aderen vermenigvuldigde en je liet
wegkwijnen of je kreupel maakte, zodat je wenste dat je dood was.
Of als een kwaadaardige trol die in de hoek van de kamer gehurkt
zat en je met koude ogen bekeek en wachtte. En het enige dat je kon
doen om hem op een afstand te houden was de hele tijd te doen alsof
je gelukkig was, alsof blindheid niet meer was dan een ongemak en -
snappen jullie, jongens? - met al dat nieuwe speelgoed om mee te
spelen en al die nieuwe dingen die je moest leren, goh, het was
eigenlijk leuk? Als je die trol dat kon wijsmaken en hem kon laten
geloven dat hoe lang hij ook rond bleef hangen hij toch niet de
geringste kans had in je hoofd te klimmen, dan zou die kleine
klootzak zich misschien, heel misschien, gaan vervelen en
weggaan.
Het was ditzelfde monstertje dat hem tijdens zijn meest
pessimistische momenten influisterde dat Julia niet echt van hem
hield, dat ze alleen maar uit schuldgevoel met hem was getrouwd of
uit een verwrongen plichtsbesef of zelfs... vanwege het geld dat
hij op zekere dag misschien zou erven. Gelukkig was Ed echter niet
blind of dom genoeg om dergelijke influisteringen serieus te nemen.
Hij was dan zijn gezichtsvermogen kwijt, maar niet zijn inzicht. En
wonderbaarlijk genoeg ook niet zijn gevoel van eigenwaarde.
Of hij zonder Julia de kracht zou hebben gevonden om zo te leven
wist hij niet zeker, maar het was twijfelachtig. Misschien had een
oppervlakkiger versie van hem een kans gezien erdoorheen te glippen
en iets treurigs en duisters bijeengeraapt dat voor een leven had
kunnen doorgaan. Nu had Julia hem echter bij de hand genomen en
steeds verder naar het licht geleid. En hoewel hij niet meer zag
dan een heel vage amberkleur die waarschijnlijk een vreemde,
rudimentaire herinnering aan een gezichtsvermogen was, hij voelde
de warmte ervan op zijn gezicht en de helende kracht ervan. Niet
alleen was ze zijn ogen, ze was de bron van zijn inspiratie, van
zijn moed en van zijn wil te overleven. In het naadloze duister van
zijn dagen en zijn nachten kwam er geen einde aan hem en was er
geen begin aan haar. Ze waren een en dezelfde en ondeelbaar.