Hoofdstuk 9
Henry's was een smoezelige pijpenla van een café helemaal aan
het einde van North Higgins. Het was een van die geheimzinnige
plekken waar de som van de delen niet het geheel was en waarvan het
geheel sowieso niet bij iedereen in de smaak viel. Wat er aan decor
ontbrak werd echter ruimschoots goedgemaakt door wat sommigen de
sfeer en anderen gewoon lawaai noemden, waarvan een groot deel op
elke willekeurige zomeravond door rookspringers werd
veroorzaakt.
Er hingen gesigneerde foto's van legendarische 'Zoolies' achter de
bar die langs de rechtermuur liep en waar zo ongeveer ieder
micro-merk bier werd geserveerd dat de mensheid bekend was. Voor
degenen die om een of andere reden (meestal één reden) moeite
hadden met staan bevond zich langs de linkermuur een rij hoge
houten tafels waaraan je kon hangen of hachelijk hoog op een kruk
kon zitten. Op twee van die krukken zaten, deze zomeravond, Connor
Ford en Chuck Hamer somber naar het televisienieuws te kijken, al
het geld tellend dat ze niet verdienden.
Ze keken naar vanuit een helikopter gemaakte opnamen van een in
lichterlaaie staande bergflank en een vliegtuig dat laag aanvloog
en een wolk rode brandvertrager liet vallen. Chuck Hamer riep om
stilte.
'Brandweerlieden uit heel Noord-Californië hebben geen kans gezien
de brand te blussen die nu al vijf dagen woedt,' zei de
verslaggever. 'En dus zijn we vandaag getuige geweest van de
aankomst van zestien rookspringers uit Missoula, in Montana.'
Er klonk schor gejuich uit de richting van de bar. En daar waren
ze: ze stapten uit het vliegtuig op de camera af en Ed was er een
van. Hij trok zijn mooiste filmsterrengezicht, een soort bedeesde
maar vastbesloten grijns, en Connor zag dat hij een tikkeltje
breeduit liep, als een held. Terwijl ze in een rij langskwamen
noemde de verslaggever hen 'dit elitekorps' en aan de bar werd
nogmaals gejuicht. Er volgde een kort interview met Hank Thomas,
die iets bescheidens en diepzinnigs zei in de zin dat er een klus
geklaard moest worden en dat ze alleen maar blij waren dat ze
konden helpen. Iedereen juichte weer.
'Je moet doen wat er gedaan moet worden,' declameerde Chuck
plechtig.
'Blij dat ze kunnen helpen,' zei iemand anders spottend. 'En nog
blijer met de overuren.'
Connor had zijn best gedaan om de operatieleider ervan te
overtuigen dat het met zijn enkel wel weer zo goed ging dat hij
meekon. Het was nu tien dagen geleden dat hij die smak had gemaakt;
de zwelling was bijna verdwenen en had een felpaarse en -gele plek
achtergelaten. Hij had al die tijd geestdodend onderhoudswerk
gedaan - voornamelijk gescheurde parachutes gerepareerd - en begon
zich te vervelen en ongedurig te worden. Hij had de afgelopen week
elke dag fysiotherapie gehad en met veel moeite een
gezondheidsverklaring van zijn dokter weten los te peuteren. Maar
gisteren had hij een verplichte fitnesstest afgelegd op de basis,
waarin hij onder andere tweeënhalve kilometer moest hardlopen, en
toen de voorman hem zag strompelen, had hij hem teruggeroepen en
gezegd dat het hem speet, maar dat zijn been duidelijk nog niet
genezen was en hij onder geen voorwaarde mee mocht naar
Redding.
Het televisienieuws ging op een ander onderwerp over en het gepraat
in het café ging weer door. Connor nam de laatste slok uit zijn
flesje limonade. Hij had sinds de avond van Donna's partijtje geen
druppel alcohol meer gedronken en voelde zich nog steeds gegeneerd
dat hij zich als een idioot had gedragen. Hij herinnerde zich er
niet meer al te veel van, behalve dat hij de trap op was gedragen
en maar door had gezeurd hoe mooi Julia wel niet was. Het was
allemaal alleen maar waar geweest, maar hij wenste dat hij het niet
had gezegd en hoopte dat hij niet nog meer had gezegd. Chuck Hamer
gaf hem een zacht klopje op zijn schouder.
'Niet zo somber, kerel. Die brand ziet er sowieso niet serieus uit.
Die brandweerlui in Californië zijn zo'n halfzacht stelletje. Zal
ik iets echts voor je te drinken halen?'
'Dank je, Chuck, maar ik denk dat ik maar eens naar huis ga.'
'Cowboy, ik maak me zorgen over je. Vroeg naar bed, geen drank. Je
zit dit jaar niet eens achter de vrouwen aan. Wat is er in godsnaam
met je aan de hand, kerel? Wou je monnik worden of zo?'
Connor lachte flauwtjes, stond op en zette zijn hoed op.
'Dat noemen ze nou het licht zien, man. Zuiver het licht zien.'
De nachtlucht buiten was zacht en voelde na de rook in het café
heilzaam aan aan zijn longen. Afgezien van een bedelaar die vaak op
de hoek met Broadway rondhing was de straat verlaten. Connor stak
over naar Worden's Market en kocht een kipsandwich, een paar appels
en een pak melk en kuierde toen naar de brug, onderweg op zijn
gemak de etalages bekijkend. Er was een winkeltje bij waar ze
tweedehands boeken en tijdschriften verkochten en dat nooit dicht
leek te gaan. In een opwelling liep Connor naar binnen. Hij had er
nu en dan interessante boeken over fotografie gevonden. De eigenaar
van het winkeltje kende hem en begroette hem.
Hij zocht ongeveer tien minuten de planken af, vond niets en stond
op het punt weer naar buiten te gaan toen een bepaald boek zijn
aandacht trok. Het ging over een Engelse fotograaf, Larry Burrows,
die een paar van de beroemdste en sterkste foto's van de oorlog in
Vietnam had gemaakt en tijdens zijn werk was gesneuveld. Het boek
bevatte paginagrote kleurenfoto's, waarvan Connor er enkele nog
nooit had gezien. Hij kocht het boek voor vijf dollar en zou er zo
nodig een hoop meer voor betaald hebben.
De bedelaar op Broadway was een jonge man van ongeveer Connors
leeftijd. Hij droeg een gescheurde broek, geen schoenen en een
warrige baard die met de restanten van zijn vorige maaltijd was
opgetuigd. Connor vroeg hoe het ermee ging en realiseerde zich
meteen dat dat een nogal domme vraag was. Hij gaf hem de
kipsandwich, en de man, die ongetwijfeld liever geld had gekregen,
keek zo teleurgesteld dat Connor hem ook nog eens de appels
gaf.
Het flatje leek vreemd stil zonder Ed, die altijd wel iets te
babbelen had of iets te zingen als hij niet babbelde. Connor
kleedde zich uit, nam een glas melk en het boek van Burrows mee
naar bed.
Hij wist niet veel af van Burrows, behalve dat hij voor Life een
hoop buitengewone foto's had gemaakt en om het leven was gekomen
toen een helikopter waarin hij en een paar andere fotografen en
journalisten reisden in Laos was neergeschoten. In het boek werd
hij verlegen, bescheiden en moedig genoemd, een integer man, die
diep was geraakt door het lijden waarnaar hij op zoek was en dat
hij had vastgelegd, zodat de wereld het kon zien. Connor las het
boek in een paar uur helemaal uit en was erg ontroerd. Er stond een
foto in die hij steeds maar weer opzocht.
Een groep Zuid-Vietnamese soldaten stond om een jonge
Vietcong heen die op zijn knieën lag. De jongen had een touw
om zijn nek, zijn zwarte hemd was van zijn lichaam gescheurd en
hing om zijn middel en zijn handen waren op zijn rug gebonden. Aan
de verwondingen op zijn gezicht en zijn lichaam en de manier waarop
de soldaten hun geweren vasthielden zag je dat hij al flink
mishandeld was. Technisch gesproken was de foto, net zoals al het
werk van Burrows, vlekkeloos. Op de compositie was niets aan te
merken. De foto ontleende zijn kracht echter aan de ogen van de
jonge man. Er stond angst in te lezen, maar zeker ook moed, alsof
hij op een of andere manier de pijn van de folteringen en de
zekerheid van de naderende dood had weten te overwinnen.
Lang nadat Connor het boek had neergelegd en het licht had
uitgeknipt bleef het beeld voor zijn ogen zweven, en hij vroeg zich
af of hijzelf dat soort moed zou kunnen opbrengen of het soort moed
waarover Burrows moest hebben beschikt om steeds weer zonder angst
of terug te deinzen die verschrikkingen aan te kunnen zien. En op
een of andere manier wist hij voor de eerste maal met volstrekte
zekerheid dat hij er op een dag achter zou komen.
Er verstreek weer een week, en het grootste deel ervan deed
Connor klusjes op de basis, waarbij hij probeerde de verveling niet
te veel aan zich te laten knagen. Ed zat nog in Redding met die
andere hufters die geluk hadden gehad en nu een vermogen aan
overuren en gevarengeld verdienden. Dinsdagavond belde Ed echter
dat de brand onder controle was en dat ze hadden gehoord dat ze het
weekend terug zouden zijn. Hij vroeg Connor hoe het met zijn enkel
ging. Connor zei dat het goed ging en Ed zei dat dat heel goed
uitkwam omdat hij een plannetje had dat hij al met Julia had
besproken: een kanotochtje in Idaho, op een deel van de Salmon
River dat hij en Connor al een paar keer hadden afgevaren. Connor
vond het een stuk beter klinken dan parachutes repareren. Ed zei
dat hij zou proberen een lift te versieren bij een ploeg uit Boise
die vrijdag naar huis zou gaan.
Tegen de tijd dat Julia op donderdagavond in Missoula terug was had
hij alles voor elkaar. Hij had twee kano's en een tweede tent
geleend, de kampeerspullen klaargelegd en eten ingeslagen. Julia
was moe maar opgewekt, en hij schonk haar een glas rode wijn in die
hij die middag speciaal had gekocht en zei dat ze moest gaan zitten
terwijl hij het avondeten maakte. En terwijl hij bezig was in het
keukentje zat zij met één been over de armleuning van de bank en
vertelde hem wat er allemaal was gebeurd, over de zoektocht en hoe
Skye was ingestort en toen over de tocht naar de berg en hoe
'totaal verbazingwekkend' John Staande Vogel was geweest.
Julia's gezicht was gebruind en vuil van de tocht en haar haar zat
in de war en ze had het met een lichtgroene bandana opgebonden.
Con-nor had haar nog nooit zo aanbiddelijk gevonden. Hij probeerde
het niet te doen, maar hij moest wel bedenken hoe ze als stel
zouden zijn, als zij over haar werk praatte en hij voor hen tweeën
het avondeten maakte. Het was zo'n simpel huiselijk tafereel, en
hij wist wel dat het niets voorstelde, maar de gevoelens die het
bij hem losmaakte waren nieuw en sterk. Hij vroeg zich af of hij
ooit iemand als Julia zou vinden en betwijfelde het erg, maar hij
liet zich niet treurig maken door deze gedachte en stond niet toe
dat dit moment erdoor werd bedorven.
Hij had zalmfilet gekocht en bakte deze zo dat de huid bruin was
maar het vlees nog zacht en mals. Ze aten hem met salade en
kriel-aardappelen en Julia zei dat het de lekkerste zalm was die ze
ooit had gegeten. Toen aten ze bosbessen met room en dronken ze
koffie en zaten te praten terwijl ze de rest van de wijn dronken.
Connor deed rustig aan omdat hij zich niet weer belachelijk wilde
maken. Ze praatten lange tijd, en Julia het meest. Connor
luisterde, maar half horend wat ze zei, maar voornamelijk genietend
terwijl hij naar haar keek.
Het boek over Larry Burrows lag op de tafel. Ze pakte het en begon
hem er vragen over te stellen. Terwijl ze langzaam de foto's
doorbladerde wachtte Connor of ze iets zou zeggen over de foto die
hem het meest had getroffen. Ze keek er echter alleen een tijdje
naar en bladerde door. Ze bleef hangen bij een foto waarop een jong
meisje over het lijk van haar moeder gebogen zat en haar
ontreddering uitbrulde tegen de camera.
'Vind je het harteloos om zo'n foto te maken?' vroeg ze.
'Je bedoelt, in plaats van te helpen?'
Julia knikte, nog steeds naar het kind starend.
'Nee. Een foto vertelt nooit wat er erna is gebeurd. Veel
fotografen helpen de mensen zo mogelijk. Burrows heeft bijna een
van de kinderen geadopteerd die hij had gefotografeerd. Het
belangrijkste is denk ik dat je de wereld laat zien wat er gaande
is.'
'Dat vind ik ook.'
Ze vroeg of ze het boek mocht lenen en Connor zei natuurlijk, en
toen vroeg ze naar de foto's die hij zelf had gemaakt en of ze iets
van zijn werk kon zien. Het grootste deel lag op de boerderij en
hij had nauwelijks foto's bij zich, behalve die van zijn moeder
tijdens de rodeo, die hij net vorige week had afgedrukt. Een paar
waren er niet slecht, en hij haalde ze tevoorschijn en Julia bekeek
ze aandachtig. Hij zag dat ze onder de indruk was.
'Waauw, Connor. Je bent echt goed. Daar had ik geen idee van.'
'Dank je.'
'Nee, ik bedoel... O, wat klinkt dat weer onbeleefd. Ik wilde
alleen maar zeggen dat ik nog nooit iets van je had gezien -
behalve die van die vreselijke brandende eland. Als ik vreselijk
zeg, bedoel ik, het was echt een goeie foto, snap je. Maar
ik...'
Connor luisterde geduldig terwijl ze zich steeds dieper in het
moeras werkte. Ze bloosde ondanks haar zonverbrande huid en hij
grinnikte en zei dat het wel goed was, hij wist wat ze bedoelde. De
telefoon ging en Julia stak er haar hand naar uit als een
drenkeling naar een zwemvest. Het was Ed.
Connor stond op en begon af te ruimen. Hij luisterde hoe ze Ed een
paar dingen vertelde die ze hem ook had verteld en merkte dat hij
probeerde een verschil in de toon van haar stem te ontdekken,
misschien een grotere intimiteit, maar het lukte hem niet.
Julia gaf hem de hoorn en zei dat ze in bad ging, wat altijd haar
grootste traktatie was na acht dagen in de wildernis. Connor ging
op de bank zitten en luisterde terwijl Ed hem over de brand
vertelde en hem op de kast probeerde te krijgen met nog wat onzin
over overwerk - hij zei dat hij maar niet kon beslissen of hij een
Mercedes of een Lexus zou kopen. Ten slotte werden ze weer ernstig
en praatten over de regelingen voor de dag erop. Het idee was de
kano's te water te laten bij een stadje dat Stanley heette. Een van
de brandweermensen uit Ida-ho met wie Ed bevriend was geraakt
woonde daar in de buurt en zou hem vanaf het vliegveld van Boise
een lift geven. Hij dacht dat ze rond tweeën in Stanley zouden
zijn.
Terwijl hij zich op zijn kamer uitkleedde hoorde Connor Julia in de
badkamer een deuntje neuriën en hij hoorde het gespetter van het
water terwijl ze zich in de badkuip waste. Hij moest zijn uiterste
best doen zijn gedachten in bedwang te houden. Hij hoorde dat ze
haar tanden poetste, de deur van de badkamer opendeed en het licht
uitknipte.
'Connor?' 'Ja?'
'Bedankt voor het heerlijke eten.'
'Niks te danken.'
'Slaap lekker.'
'Welterusten.'
Stanley lag in een brede dalkom, ongeveer tweeduizend meter
boven zeeniveau, in het noorden beschut door de White Cloud
Mountains en in het zuiden door de Sawtooth, welks vlijmscherpe
pieken het hele jaar in een schede van sneeuw staken. De rivier
kronkelde door vlak grasland, waar koeien naast herten en
elanden graasden, begeleid door het gezoem van bijen en het lome
geklapper van een reigervleugel. Hier en daar gorgelden en stoomden
hete bronnen tussen de boterbloemen, en Connor had altijd gedacht
dat deze een soort gefluisterde hint waren dat de zichtbare idylle
niet vertrouwd kon worden en dat het ware karakter van de rivier
gelegen was in de ziedende stroomversnellingen en donderende kloven
die later zouden komen en de reden waren waarom de Salmon zo werd
vereerd.
Stanley lag op vijf uur rijden van Missoula. Ze kwamen een uur te
vroeg aan, parkeerden dicht bij de rivier en laadden de kano's en
alle spullen uit op de met gras begroeide oever die langzaam naar
het water afliep. De kano's waren Old Towns, drie meter lang, beide
in goede conditie, de ene rood, de andere groen. De kampeerspullen
en het eten stouwden ze in zwarte waterdichte duffelse zakken.
Julia haalde het boek over Burrows tevoorschijn dat ongeveer
anderhalve ton woog en niet echt het handigste boek was om op een
kanotochtje mee te nemen. Hij plaagde haar ermee en ze lachte en
ging op het gras zitten lezen terwijl Connor zijn auto naar de
parkeerplaats achter de Mountain Village Mercantile reed, waar ze
met Ed hadden afgesproken.
Connor droeg alleen een korte broek en een lichtgrijs T-shirt, want
in de ijle berglucht voelde de middagzon al heet aan. Terwijl hij
naar de voorkant ging en de trap van de winkel op liep keek hij hoe
de lucht boven het asfalt trilde. De winkel was van boomstammen
gebouwd en had een lange veranda met een ijsmachine en een
muntjestelefoon. Als je naar binnen ging was het alsof je een
vervlogen eeuw binnenstapte. Aan de muur hingen oude pistolen en
een bijl en een oeroud ossenhal-ster, en het leek wel of ze er
alles verkochten wat je nodig zou kunnen hebben, van een broek tot
een pastramisandwich. Wat Connor nu nodig had was een paar flesjes
koud sodawater.
De vrouw achter de toonbank bediende hem glimlachend. Ze vroeg waar
hij heen ging en Connor zei dat ze met de kano naar Challis zouden
gaan, waarna hij vroeg of het goed was dat hij zijn auto op de
parkeerplaats achterliet. Ze zei dat dat prima was. Ze had net
koekjes met chocoladesnippers gebakken en deze roken zo lekker dat
Connor er een paar kocht. Daarna kocht hij nog sinaasappels en
bedankte haar.
Toen hij bij de rivier terugkwam zag hij dat Julia haar T-shirt had
uitgetrokken en een zwart zwempak aanhad dat ze eronder gedragen
moest hebben. Ze had een zonnebril op en haar sandalen uitgetrokken
en haar korte broek opgerold. Ze had lange en gebruinde benen, maar
haar enkels en voeten waren wit omdat ze al die tijd bergschoenen
had gedragen.
'Ik zie dat je van de zon houdt,' zei hij.
'Ik ben er dol op. Ze zeggen dat het slecht voor je huid is, maar
dat kan me niet schelen. Het komt door mijn Italiaanse bloed. Met
mijn moeder is het hetzelfde. Ed zegt dat ik nog eens als handtas
eindig.'
Connor lachte. Hij ging naast haar zitten en ze dronken het
sodawater en aten de koekjes en keken hoe de zon in het water
vonkte. Connor vertelde haar dat zijn vader als jonge man altijd
naar dit gebied was gegaan om op blauwrugzalm te vissen.
'Ze kwamen altijd stroomopwaarts om kuit te schieten. Ze hebben
zo'n felrode kleur. Ik weet nog dat mijn vader altijd zei dat als
er veel zaten het water net bloed was.'
'Komen ze nu dan niet meer?'
'Nee. Ze hebben stroomafwaarts dammen gebouwd om elektriciteit op
te wekken en ze helpen wel een paar vissen om hier te komen, maar
het is niets vergeleken bij wat het was.'
'Waarom laten de mensen zulke dingen gebeuren?'
'Ik denk dat ze elektriciteit belangrijker vinden dan vis.'
Hij pelde een sinaasappel en gaf haar de helft en ze zei wat een
prachtige plek het was en Connor wees een paar pieken aan die hij
en Ed in de loop van de jaren hadden beklommen.
'Weet je hoe ze deze rivier noemen?'
'Je bedoelt, behalve Salmon River?'
'Ja. Hij wordt ook wel de River Of No Return genoemd.'
'Omdat de zalmen nooit zijn teruggekomen?'
Connor glimlachte. 'Omdat Lewis en Clark tot hier zijn gekomen en
vast kwamen te zitten en ten slotte hun eigen paarden hebben moeten
opeten.'
'Dus die paarden zijn nooit teruggekomen.'
Het werd één uur en ze zaten te wachten en praatten nog een uur en
Ed kwam maar niet. Ze hadden afgesproken dat hij de Mercantile zou
bellen als er problemen waren en Connor ging er een paar keer heen,
maar er was geen bericht binnengekomen. Nu en dan verscheen er in
de verte een auto, en dan hielden hij en Julia op met praten en
keken hoe hij slingerend en bonkend hun kant op kwam over de
vloeibare luchtspiegeling boven het asfalt, denkend dat het Ed zou
kunnen zijn, maar hij was het steeds niet. Even over drieën liepen
ze naar de Mercantile, gingen in de schaduw op de veranda staan en
wachtten nog een uur, de hele tijd pratend en meer sodawater
drinkend. En nog steeds kwam hij niet.
Hoewel ze probeerde het niet te laten blijken zag Connor dat Julia
zich zorgen maakte, en zelf vroeg hij zich ook af waarom Ed niet
had gebeld of iemand anders-had gezegd te bellen. Hij liep
naar de muntjestelefoon en belde de basis van de rookspringers in
Missoula. De alarmkamer meldde hem dat de brand in Californië die
nacht weer was opgelaaid en dat Ed en de anderen er nog nodig
waren. Julia stond te luisteren en had begrepen wat er was gebeurd,
maar ze hadden geen tijd om erover te praten, want zodra Connor had
opgehangen kwam de vrouw de winkel uit en zei dat er iemand voor
hem aan de telefoon was.
'Connor?'
'Hé, Ed. Ik heb net de basis gebeld en het nieuws gehoord.'
'Man, ik vind het zo zonde. Ik had eerder moeten bellen, maar het
is hier een gekkenhuis.'
'Gaat het?'
'Ja, met mij gaat het prima. Ik ben alleen pisnijdig dat ik niet
met jullie meekan.'
'Ach, die rivier loopt niet weg. Dan doen we het toch een andere
keer? We gaan gewoon naar huis.'
'Ben je gek? Doe het. Het wordt vast hartstikke leuk. Hoe ziet de
rivier eruit?'
'Goed.'
'Doe het dan, man. Julia zal het enig vinden.'
Connor aarzelde. Hij wist niet of Julia wel zou willen gaan als ze
met zijn tweeën zouden zijn. Ze stond naast hem.
'Luister, Ed. Praat even met Julia, ze staat naast me.'
Hij gaf haar de hoorn en terwijl ze praatten liep hij in de winkel
rond; hij deed alsof hij keek wat er te koop was, maar in
werkelijkheid luisterde hij. Ze vroeg hoe het met Ed ging en of hij
wel voorzichtig was en hij vertelde haar kennelijk hoe het hem
speet dat hij niet naar Stanley kon komen en hoe hij haar miste. Ze
zei dat ze hem ook miste.
'Natuurlijk gaan we,' zei ze, met een blik op Connor. 'Connor zegt
dat het de River Of No Return wordt genoemd, dus mag hij het niet
opgeven.'
Ze namen liefdevol afscheid van elkaar en zeiden elkaar voorzichtig
te zijn, waarna Julia Connor weer naar de telefoon riep. 'Ed?'
'Dus je gaat, hè?'
'Tja, als Julia het wil...'
'Natuurlijk wil ze. Wat is er met je aan de hand, man? Ik weet dat
ik degene ben die kan peddelen, maar je redt het wel.'
'Naar ik me herinner ben jij de kapseiskoning.'
'Goed, ik moet weg. Jullie maken veel plezier, hoor je? En pas goed
op mijn vriendin, oké?'
Connor beloofde het.
Binnen een half uur zaten ze op de rivier. Hij had Julia de kano
uit laten kiezen en ze koos de rode. Ze zetten de groene weer op de
pick-up, samen met het deel van de spullen dat ze nu niet nodig
zouden hebben. De vrouw van de Mercantile zei dat ze er een oogje
op zou houden tot ze zondagavond met de bus terugkwamen. Ze kochten
een zak kersen en de rest van haar koekjes en bedankten haar en
liepen naar de rivier.
Ze waren er bijna toen ze de vrouw hun iets achterna hoorden
roepen. Connor liep terug. Ze hield iets voor hem op.
'Uw vriendin heeft haar zonnebril laten liggen.'
Connor corrigeerde haar bijna, maar deed het niet. Hij pakte hem
aan en bedankte haar weer.
Ze trokken hun reddingsvesten aan en hun schoenen uit en stouwden
de twee duffelse zakken tussen de zitplaatsen. Toen klom Julia in
de kano, nam de voorste plaats en toen ze goed zat duwde Connor de
kano de rivier in, zette af en stapte aan boord. Ze gleden langzaam
de hoofdstroom in en lieten zich meevoeren.
Het water was helder en koel en sneller dan het er vanaf de oever
had uitgezien. Donkere bundels wier deinden als het haar van een
meermin heen en weer en de donkerder vormen van vissen schoten en
flitsten in paniek weg terwijl de kano en zijn schaduw op de
rivierbedding voorbijgleden. De zon had zijn zinderende hitte
verloren, en nu hij een kleinere hoek met de aarde begon te maken
verlichtte hij de randen van het gras en de bloemen op de
westelijke oever en gaf de wolken pas uit het ei gekomen vliegen
die pirouettes draaiden boven het bewegende glasoppervlak van het
water een gouden schittering. Op de oever hieven drinkende koeien
hun koppen om naar hen te kijken terwijl ze voorbijkwamen en het
water droop in zonbelichte kristallen van hun glimmende roze
neuzen.
Ze hadden urenlang gepraat, en het was goed nu te zwijgen en te
luisteren naar het gesis van de peddels en de geluiden van de
wildernis om hen heen. Julia peddelde met soepele sterke slagen en
hij kon zien dat ze geen beginneling was. Ze had haar haar weer
opgebonden met de bandana en waar Connor ook keek, zijn ogen
keerden steeds weer terug naar haar nek en de kleine bruine spat
van de moedervlek die boven het zongebleekte rood van haar
reddingsvest te zien was.
Ze verlieten de weelderige omgeving van het dal, en de rivier werd
smaller en de oevers werden steiler tot ze even later door een
kronkelende stenen canyon kwamen die bekroond werd door dicht opeen
staande rijen douglassparren en alpensparren en het vervagende
blauw van de hemel erboven. Pas toen de rivier naar het westen
afboog zagen ze de zon weer en veranderde het water voor hen in
gesmolten goud.
Ze keken naar een visarend die hoog in de kloof hing en zagen hoe
hij zijn vleugels introk, zich als een steen naar de rivier liet
vallen en er een vis uit schepte - dik en zilver, spartelend in
zijn klauwen - en ze keken hoe hij stroomafwaarts wegvloog. Eén
keer, toen ze een bocht om kwamen, stuitten ze op een gezinnetje
rivierotters die ronddartelden in het ondiepe water en toen de
jongen de kano zagen haastten ze zich spetterend naar de veiligheid
van hun moeder, die zich niet bewoog, alleen haar kin ophief en het
lichtere bont in haar hals liet zien en keek hoe de kano langs
voer. Julia draaide zich om en glimlachte tegen hem en Connor
glimlachte terug en geen van beiden zeiden ze een woord.
Ze kwamen bij een plek waar de rivier zich verbreedde en een lange
bocht met ondiepten en poelen beschreef. Ze voeren langs een
rotsbank die ongeveer drie of drieënhalve meter boven het
wateroppervlak over de zuidelijke oever liep, en Connor herkende
het als een van de plekken waar hij en Ed al eens hadden
gekampeerd. Ze sleepten de kano uit het water en hesen de zakken op
de bank en terwijl Julia hout ging zoeken en een vuur aanlegde
pakte Connor zijn hengel en een paar vliegen en waadde een ondiepte
in.
Er schoten vliegen over het water en overal om hem heen kwam vis
naar boven, en al bij de tweede worp had hij beet. Julia, die boven
hem zat te kijken, liet een juichkreet horen en hij keek naar haar
op en grijnsde en de vis spartelde en schudde met zijn kop en hij
raakte hem bijna kwijt. Het was een mooie forel van de westhelling
van ongeveer twee pond en ze roosterden hem aan een houten spit
boven het vuur en zijn vlees was roze als de dichtlopende
avondhemel en smaakte zuiver als de rivier zelf.
Ze aten de rest van de koekjes op en daarna een paar kersen en
Julia daagde hem uit voor een wedstrijd pitten spugen, waarbij ze
waarschuwend zei dat ze hierin wereldkampioen was. Ze wilde om een
dollar wedden dat hij een bepaalde rots bij de rivier niet in drie
keren zou kunnen raken en hij ging op de uitdaging in en miste alle
keren. Toen wilde ze om nog een dollar wedden dat ze de rots drie
van de drie keer zou raken en het lukte. Dus ging Connor weer op
een uitdaging in, ditmaal met een ander doelwit, en ze versloeg hem
nog twee keer. Hij lachte nu zo hard dat hij zijn mond niet in de
goede houding kon krijgen om te spugen, maar desondanks daagde hij
haar uit, quitte ou doublé, voor een langeafstandsspuugwedstrijd
waarvan hij zeker wist dat hij hem zou winnen. Maar ook al lachte
ze even hard als hij, ze versloeg hem weer, en nu hij er acht
dollar bij was ingeschoten zei Connor dat hij het voor gezien
hield.
Daarna zaten ze bij het vuur. Ze zeiden niet veel, keken alleen
maar hoe het licht boven de rivier zwakker werd en de hemel van
roze in blauw in sterrenbeschenen zwart veranderde. Connor had zich
zorgen gemaakt hoe ze moesten slapen en beide tenten meegenomen.
Hij bood nu aan er een voor haar op te zetten. Maar Julia zei:
Laten we die tenten vergeten, als iemand het gewend was onder de
blote hemel te slapen was zij het wel, en bovendien was het in een
nacht als deze op een plek als deze de enige goede manier. Ze
legden dus bij het vuur hun slaapzak uit, en Connor stopte het eten
in herenzakken en liep weg om ze in een boom te hangen zodat ze
geen last van hem zou hebben als ze zich wilde uitkleden.
Het vuur begon uit te gaan en terwijl ze naar de sterren lagen te
kijken vroeg Julia hem of hij de namen wist en was verbaasd toen
hij ze bijna allemaal bleek te weten. Hij vertelde haar over zijn
vader en diens sterrenverhalen.
'Het klinkt alsof je vader een geweldige onderwijzer zou zijn
geweest.'
'Dat zou hij inderdaad zijn geweest. Ik kan me voorstellen dat jij
ook heel behoorlijk bent.'
'Nee, ik raak er te veel bij betrokken. Zoals met Skye.'
'Dat kan toch niet zo slecht zijn.'
'Ja, dat is het wel. Het kan het wel zijn.'
'Volgens mij was ze niet veranderd als jij niet zo veel om haar
gegeven had.'
'Om iemand geven is iets anders. O, ik weet het niet.'
Er vielen twee sterren vlak na elkaar en Julia zei dat ze beiden
een geheime wens moesten doen, en Connor wenste niet wat hij echt
had willen wensen maar wenste simpelweg dat ze met zijn drieën
gelukkig zouden zijn, wat hun ook mocht overkomen. Ze zwegen een
tijdje. Toen begon Julia weer.
'Dat boek van je, over die oorlogsfotograaf?'
'Larry Burrows.'
'Hmmm. Is dat het soort werk dat je eigenlijk wilt doen?'
Hij vroeg zich af hoe ze wist wat hij zichzelf nog maar nauwelijks
had toegegeven.
'Misschien wil een deel van me dat wel, ja.'
Lange stilte.
'Connor?'
Hij hoorde een oprechte klank in haar stem, waardoor hij naar
haar keek en in de dovende gloed van het vuur zag hij dat haar
donkere ogen strak op hem waren gericht. 'Ja?' zei hij.
'Doe het niet. Alsjeblieft, doe het niet.'