Hoofdstuk 4

Een van de dingen die ze in Ed bewonderde - en misschien het enige waar ze jaloers op was - was hoe moeiteloos hij in slaap viel. Waar hij ook was, in hoeveel lawaai of beweging of volledige chaos ook, hij kon gewoon zijn ogen dichtdoen en zijn hoofd neerleggen en voor je tot twintig kon tellen was hij vertrokken. Bij deze gelegenheid was Julia's schouder het steunpunt. Hij had, kort nadat de stewardess hun nauwelijks aangeraakte maaltijden had weggehaald, zijn bril afgezet, haar een kus in haar hals gegeven en zich genesteld en ook al vond ze het nu een beetje ongemakkelijk, ze wilde hem niet wakker maken. Ze hield van het gevoel van zijn adem in haar hals, ritmisch en warm en licht als die van een kind.
Ed had met alle geweld gewild dat zij de stoel aan het raam nam, zodat ze een beter zicht op Montana zou hebben als ze eroverheen vlogen. Ze zaten aan de noordelijke kant van het vliegtuig en het afgelopen uur had ze de schaduw kilometer na kilometer over grijsbruine prairie zien glijden en over braakland dat werd doorsneden door de kronkelende littekens van drooggevallen beken.
Het was nu meer dan vier maanden geleden dat Ed zijn ruitenwissers was komen opeisen. En hoewel ze met alle plezier het hele heldenverhaal van diefstal, vergelding en tegenvergelding aan het duisterste verleden had toevertrouwd, zodat er nooit meer over zou worden gepraat (want ze geneerde zich nog steeds dood over wat ze had gedaan), het verhaal van hun ontmoeting was al legendarisch geworden. Ed had al zijn vrienden erover verteld en ook al haar vrienden - tenminste, de vrienden die hij van haar had mogen ontmoeten. En als hij het verhaal vertelde en ze erbij was, grinnikte Julia obligaat en liet in komieke maar diepgevoelde schaamte haar hoofd hangen.
Ze was geschokt geweest over het feit dat ze Eds parkeerplaats had ingepikt, maar ze was bijna even geschokt hoe snel zij tweeën waren uitgegroeid tot wat haar moeder op enigszins geringschattende toon 'een onderwerp' noemde. Sinds ze de vorige lente haar verloving met Michael had verbroken had Julia met niemand meer afspraakjes gemaakt en een leven geleid dat volkomen gespeend was van ieder snufje van romantische complicaties. Ze had zich aan haar werk op het instituut gewijd, was regelmatig vroeg naar bed gegaan, had meer romans gelezen dan de afgelopen jaren bij elkaar en had zelfs wat geschilderd. Als ze al uitging, dan alleen met vriendinnen. En bij de enige gelegenheid dat ze deze regel had overtreden en met haar neef naar die afgrijselijke film was gegaan, wham, zat ze opeens weer in dat gecompliceerde land der liefde.
Haar moeder had Michael verafgood. Hij studeerde aan de rechtenfaculteit van Harvard, was een pure wasp - knap, blond en briljant, en had een glimlach die regelrecht afkomstig was uit een van de tijdschriften die je in een tandartsenwachtkamer vindt. Wat van doorslaggevend belang was, in ieder geval in de ogen van Julia's moeder, was dat hij ook serieus rijk was, of het op zekere dag zou zijn als zijn erfenis afkwam. Het was een erfenis met een, zoals in de meeste adellijke families, groezelige herkomst en hij had, zoals Julia zonder al te nieuwsgierig te zijn had kunnen vaststellen, iets met het omleiden van rivieren en het kappen van miljoenen bomen te maken.
Julia was door dit alles misschien niet helemaal verblind geweest maar, in ieder geval een tijdlang, voldoende afgeleid om niet een van Michaels andere eigenschappen op te merken. Hij was saai. Niet alleen een beetje saai, nu en dan, op de manier waarop de meeste mannen het waren en wat je ze per saldo vergaf, maar saai op een kolossaal, stra-tosferisch niveau.
Haar beste vriendin en kamergenote, Linda Rosner, die er niet om bekendstond dat ze een blad voor de mond nam, had hier de eerste keer dat ze Michael had gezien op gewezen en een fles champagne ontkurkt toen Julia de verloving had verbroken. Deze hele ervaring verklaarde waarschijnlijk waarom de volgende man in Julia's leven een hartstochtelijke muzikant uit het zuiden was die in zijn vrije tijd graag met een parachute in bosbranden landde. Het leven met Ed had natuurlijk de bijkomende risico's van volledige uitputting, ernstige verwondingen en zelfs een gewelddadige dood. Maar niet, daarvan kon ze nu al getuigen, van verveling. Hij kon soms een beetje nukkig zijn en nu en dan een gewiekste geestigheid ten beste geven zonder te beseffen dat deze hard aankwam. Maar hij had een hart zo groot als een pompoen en, het belangrijkste, hij maakte haar aan het lachen.
Tot de avond dat ze elkaar hadden leren kennen was de enige die haar ooit een serenade had gebracht een van die kalende violisten geweest die in suspecte Italiaanse restaurants bij je tafeltje komen staan. Michael had hem meteen geld gegeven, om van hem af te zijn. Het effect dat Ed had gesorteerd toen hij die nummers voor haar had gespeeld, ook al was er behoorlijk veel ironie aan te pas gekomen, was verwoestend geweest. Ze was meteen plat gegaan. Nou ja, bijna meteen. Ze waren op hun derde afspraakje met elkaar naar bed gegaan, maar als hij het had gevraagd - en als Linda daar niet een en al oog en oor bij had gezeten, terwijl ze deed alsof ze de krant las - zou Julia met alle plezier overstag gegaan zijn toen hij was langsgekomen voor zijn ruitenwissers.
Net als Julia was Linda geboren en getogen in New York, maar ze kwam uit een veel rijkere familie. Ze draaide shagjes en rookte meer dan ze at. Ze had hooguit maat 38 en was een meter tweeënvijftig, een goed voorbeeld van klein maar fijn. Ze hadden elkaar leren kennen op de kunstacademie, waar Linda een van de medeoprichters was van de 'Neo-Gothic Radicals', een concept dat Julia nooit helemaal had begrepen, maar waar kennelijk een hoop zwarte lippenstift bij kwam kijken, en kleding waarin je eruitzag als een verre afstammeling van de Addams Family. Na twee jaar als straatarme kunstenares, een tijd waarin alles wat ook maar in de verte te maken had met geld verdienen werd bestempeld als 'achterlijk, kapitalistisch gedoe', had ze vastgesteld dat het een zinloze strijd was en besloten zich dan maar bij 'de vijand' aan te sluiten. Ze had afscheid genomen van de rare kleding en zwarte lippenstift en was rechten gaan studeren, met als doel een baan op Wall Street en een zwarte BMW.
Zodra Ed die avond het appartement binnenkwam, wist Julia dat Linda hem goedkeurde. Ze maakten een fles wijn open, en nog eentje, en zaten tot twee uur 's nachts te praten. Ed bekeek uitgebreid een van Julia's recente schilderijen, die tegen de muur stonden. Ze waren het resultaat van een twee maanden durende reis naar Kenia die Julia de vorige zomer had gemaakt. Ze was als een blok gevallen voor de elementaire ruimte en de vergezichten van Afrika, maar hoewel ze een heleboel foto's had genomen, was ze thuis tot de ontdekking gekomen dat ze de essentie ervan niet tot leven kon wekken op het schildersdoek. Ze had het gevoel dat haar schilderijen clichématig waren. Ed bleef echter volhouden dat hij ze fantastisch vond en had als favoriet het enige exemplaar aangewezen dat ze zelf ook mooi vond: een immense close-up van een zebra, de vacht zo sterk uitvergroot dat het schilderij haast abstract leek.
Ze lagen allebei krom van het lachen bij zijn verhaal over de overstroming in zijn appartement en zijn imitatie van de verschrikkelijke Dexter Rothwell jr. En toen hij vertelde dat hij behalve musicus en componist ook nog rookspringer was, dacht Julia dat ze in zwijm zou vallen. Toen hij weg was, stonden ze als twee versufte schoolmeisjes te giechelen.
'Zo,' zei Linda. 'Toe maar. Een dichter en krijger tegelijk.'
'Wat vind je van hem?'
'Wat ik van hem vind? Als jij hem niet heel snel inlijft, doe ik het.'
En nu, vier maanden later, verkeerden Ed en Julia nog steeds in de fase waarin ze niet van elkaar af konden blijven, en het idee dat ze de zomer gescheiden zouden moeten doorbrengen, sprak hun niet erg aan. Ed had daarom voorgesteld dat ze zou proberen een vakantiebaantje te vinden in Montana. Het was met één telefoontje geregeld. Toen Julia nog op de kunstacademie zat, werkte ze van juni tot september altijd in Colorado voor een organisatie die way (Wilderness And Youth) heette. De kinderen die eraan meededen waren kleine crimineeltjes, die er bij wijze van laatste kans heen werden gestuurd. In groepjes van maximaal twaalf per keer werden ze twee hele maanden naar afgelegen bossen meegenomen. Ze kregen een stel bergschoenen, een slaapzak, een waterdichte poncho en een hangmat, meer niet. Met de steun en onder supervisie van vier leden van de buitenstaf - van wie Julia er een was - moesten ze leren hoe ze in de wildernis konden overleven.
Tot die tijd was Julia er altijd van uitgegaan dat ze zou proberen de kost te verdienen als schilderes. Maar wat ze die drie zomers had zien gebeuren, de verbijsterende gedaanteverandering die een paar van die kinderen hadden doorgemaakt - van mensen die kennelijk iedere hoop hadden verloren in sociale jonge volwassenen vol zelfvertrouwen -had zo'n diepgaande indruk op haar gemaakt dat ze van gedachten was veranderd. Ze haalde een doctoraal in opvoedingspsychologie en werkte sindsdien als kunsttherapeut aan een school in Boston voor kinderen met bijzondere behoeften.
Twee jaar geleden was way in Helena in Montana een tweede centrum begonnen. Met één simpel telefoontje had Julia kans gezien voor die zomer een baan te krijgen. De buitendirecteur van way in Colorado, Glen Nielsen, was naar Montana overgeplaatst om de leiding op zich te nemen. Hij en Julia waren altijd goede vrienden geweest, en als er in Boston geen sprake van Michael was geweest, waren ze misschien wel wat meer geworden dan dat. Toen ze hem belde zei hij dat hij hi;t geweldig vond haar terug te hebben en dat hij, als ze wilde, haar zelfs een flat in Helena kon bezorgen, die ze met twee andere vrouwelijke stafleden zou moeten delen. Toen ze Ed vertelde dat dit volgens haar een goed idee was, keek hij erg gekwetst. Hij wilde dat ze bij hem in Missoula kwam wonen.
'Luister nou eens,' zei ze. 'Connor en jij zitten daar gezellig als twee jongens onder elkaar.'
'Jongens onder elkaar? Connor zou er geen enkel bezwaar tegen hebben als je erbij kwam. Hij is een prima kerel.'
'O, ongetwijfeld. Hij klinkt als een prima kerel. Maar ik denk echt dat het beter is als ik een eigen plek heb. Hé, doe nou niet zo chagrijnig. Je hebt zelf gezegd dat Helena maar een paar uur daarvandaan is.'
Uiteindelijk gaf ze echter toe, hoewel ze niet wist hoe vaak ze elkaar zouden zien. Bij way werd gewerkt in ploegendiensten. Je werkte acht dagen met je groep en dan nam een ander team het over terwijl je zes dagen vrij had. Ed zou of vrijdag en zaterdag vrij hebben, of zondag en maandag.
Ze voelde zijn hoofd nu op haar schouder bewegen.
'Zijn we er al?' vroeg hij, als een slaapdronken kind.
'We zijn al weer op weg naar huis. Je hebt de hele zomer geslapen.'
'Je ruikt zo lekker.'
'Fijn. Mijn hele linkerkant is verlamd. Je hoofd weegt een ton.'
'Daar kan ik niets aan doen. Dat komt door al die hersenen.'
Hij drukte een kus op haar wang, zette zijn bril op en boog zich over haar heen om uit het raampje te kijken.
'We zitten ergens boven de Dakota's,' zei hij. 'Over een paar minuten krijgen we Montana. Daarom ben ik natuurlijk wakker geworden. Nee, serieus. Het gaat altijd zo. Ik word wakker zodra we boven Montana komen. Dat is een soort vibratie van me of zo.'
'O ja?'
'Echt. Ik heb ooit een vrouw ontmoet die zich met astrologie en reïncarnatie en dat soort dingen bezighield, en ik vertelde haar erover en toen zei zij dat dat kwam omdat ik in een vorig leven een oorspronkelijke inwoner van Montana was geweest.'
'Wat, een cowboy?'
'Een Zwartvoet-indiaan. Ik zou trommelaar zijn geweest.'
'Hoe heette je toen?'
'Dat ben ik vergeten.'
'Dat lieg je. Kom nou, hoe?'
Ed zuchtte. 'Beer Zonder Tanden.'
Julia lachte luid. 'Beer Zonder Tanden!'
'Toe maar, drijf er maar de spot mee. Het kan me niet schelen. Het gaat toch maar over mijn vorige leven.'
'Waarom zonder tanden?'
'Hoe moet ik dat weten? Misschien omdat ik zo slecht trommelde.'
'Wat heeft ze verder gezegd?'
'Dat was alles. Ze werd boos toen ik vroeg wie er sologitaar had gespeeld en wilde toen niets meer zeggen.'
De rest van de vlucht keken ze hoe de vlakten onder hen plaatsmaakten voor een land met geïsoleerde heuvels, die aan walvisruggen deden denken, en met pijnbomen begroeide richels en brede rivierdalen. Ed was haar gids en noemde de namen van de plekken die ze passeerden. De bergketens van de Rosebud en de Bighorn en de Pryor en verder naar het noorden de brede uitlopers van Billings en de bocht in de Yellowstone River die de andere kant op stroomde. Hij liet haar met haar gezicht dicht naar het raampje leunen zodat ze de oostwand van de Rocky Mountains voor hen kon zien, die steeds groter werden en waar de resten sneeuw op de hoogste pieken roze opgloeiden in de late zonneschijn. En in een mum van tijd waren diezelfde pieken onder hen in dwergen veranderd, stak het vliegtuig het gebergte over dat het werelddeel in tweeën hakte en zwaaide in een trage bocht langs de westkant terwijl het woud dichtbegroeid in vele tinten groen langs-schoot, alleen onderbroken door meren die de hemel blinkend naar hen terugkaatsten. En toen ten slotte de trage afdaling naar Missoula, terwijl het bos langzaam dunner werd en plaatsmaakte voor dalen en weiland en ze de boerderijen en huizen en paden en vee en auto's zagen en mensen die met hun dagelijkse beslommeringen bezig waren. En Ed zei dat het hem altijd het gevoel gaf dat hij nooit was weg geweest en dat er bij het zien van dit land iets in hem openging, een verlangende leegte die op het punt stond gevuld te worden.
Julia streelde zijn haar.
'Mijn kleine Beer Zonder Tanden.'
Toen ze uit het toestel kwamen was de lucht doortrokken van de geur van kerosine en in de zon gebakken asfalt. En zelfs op dat moment nog zoog Ed zijn longen vol, alsof het het zoetste was dat hij ooit had geroken. Hij legde zijn arm om haar heen en ze liepen naar de aankomsthal.
'Daar is hij.'
Ed zwaaide, en door de ruiten van de hal zag Julia een lange jongeman met blond haar, die met een cowboyhoed naar hen zwaaide. De menigte passagiers bewoog zich traag naar voren. Voor hen werd een oude man in een rolstoel voortgeduwd, dus duurde het lang voordat ze bij de uitgang waren. Achter de glazen wand had Connor weer zijn hoed opgezet en hij stond daar glimlachend en rustig te wachten. Tenslotte stonden ze tegenover hem.
'Neemt u me niet kwalijk,' zei Ed. 'Is dit de weg naar de bosbrand?'
'Te laat, man. We hebben ze net allemaal geblust.'
Connor nam zijn hoed weer af en Ed spreidde zijn armen en ze omhelsden elkaar op die vreemde, man-tot-manmanier waarvoor je elkaar altijd op de rug scheen te moeten rammen.
'Hé, ouwe jongen,' zei Ed. 'Hoe is ie?'
'Goed. En nog beter nu ik jou zie. Hé, nieuwe bril.'
'Ja. Julia zegt dat ik er sexy van ga uitzien.'
'Nou, misschien heeft ze daar tegenwoordig ook wel behoefte aan.' Hij draaide zich naar haar om. 'Zo, gezien het feit dat die sexy brillen-mans hier nooit iemand voorstelt ga ik er maar van uit dat jij de befaamde Julia bent.' Hij stak zijn hand uit. 'Ik heb een hoop over je gehoord.'
'Ik ook over jou.'
'Welkom in Montana.'
'Dank je.'
Zijn hand was hard en eeltig, en hij keek haar aandachtig aan met zijn lichtblauwe ogen, met zo'n directe en vaste blik dat ze er bijna verlegen van werd, alsof hij op een of andere manier in haar hoofd kon kijken.
'En ik heb buiten al een parkeerplaats gevonden, dus ik neem aan dat ik niets te vrezen heb.'
Julia zond Ed een verwoestende blik toe. 'Zal ik daar ooit, ooit eens niets meer over horen?'
'Julia, het spijt me. Ik zal het er nooit meer over hebben.'
'Beloofd?'
'Beloofd. Laten we dan nu je ruitenwissers, pardon, je bagage ophalen.'
Op weg naar de bagagehal en terwijl ze bij de band stonden te wachten, bestookte Ed Connor met vragen. Hij wilde weten wie er deze zomer sprong, tegen welke branden en waar ze tot dusverre in actie waren gekomen, hoe het weer was geweest, wat de weersvoorspellingen zeiden enzovoort. Connor antwoordde geduldig, en richtte zijn antwoorden niet alleen tot Ed maar ook tot Julia.
Na alles wat ze over hem had gehoord was het interessant hem ten slotte te ontmoeten. Terwijl ze naar hen beiden keek en luisterde hoe ze met elkaar praatten begreep ze waarom Ed Connor als zijn beste vriend beschouwde. Hij had iets stils, een gereserveerdheid die Eds exuberantie aanvulde. Eenmaal, terwijl hij stond te praten, betrapte Connor haar erop dat ze naar hem staarde en hij glimlachte alleen maar en zij glimlachte terug.
Toen hun bagage kwam, keek Ed snel in zijn gitaarkoffer of het instrument niet beschadigd was en vervolgens stapelden ze de koffers op een karretje en reden ze naar de parkeerplaats. Connors auto was een oude lichtblauwe Chevrolet pick-up, waarvan Julia verklaarde dat hij volmaakt paste bij zijn gehavende hoed met zweetvlekken. Hij vertelde haar dat hij die hoed alleen maar voor Ed droeg en dat hij zich normaal, net als alle rookspringers, veel formeler kleedde, in een pak en met een stropdas.
'En dat draag je natuurlijk ook als je geparachuteerd wordt,' zei ze.
'Nee, dan dragen we een vuurvaste smoking. Je weet maar nooit wie je tegen het lijf loopt.'
Ze gooiden de koffers in de laadbak en klommen in de cabine, waar ze met zijn drieën naast elkaar gingen zitten, Julia in het midden. Op weg naar het stadje informeerde Connor naar haar baan bij way, en ze vertelde hem wat ze er van haar tijd in Colorado van wist. Hij vroeg haar wanneer ze moest beginnen en ze zei dat ze haar maandagochtend vroeg in de morgen in Helena verwachtten. Connor dacht even na en zei toen dat ze, als ze tenminste nog geen andere plannen hadden, misschien zondagmiddag naar de boerderij konden rijden om bij zijn moeder langs te gaan.
'Misschien hoor ik je dit niet te vertellen, Julia, maar mijn moeder heeft altijd iets met die Ed hier gehad.'
'Dat is volledig wederzijds,' zei Ed. 'Ik geef het toe. Hoe zou ik nou niet verliefd kunnen zijn op een vrouw die alle nummers uit Oklahoma! uit haar hoofd kent?'
'Nou, daar lijkt me niks aan,' zei Connor. 'Julia, ik neem aan dat jij ze allemaal kent?'
'Wat is Oklahoma?'
Ed kreunde en sloeg zijn handen voor zijn gezicht en Connor en Julia lachten.Ze aten die avond in een klein restaurant op een eerste verdieping vlak aan de overkant van de rivier en liepen daarna op hun gemak terug over de brug. Het werd donker, en de enorme witte M op de flank van de heuvel boven het stadje gloeide op alsof hij in de plas inkt van de hemel verankerd ronddreef. Onder de brug was een parkje waar een soort informeel concert werd gehouden. Er stonden lantaarns en een kleine menigte zat op het gras. De vlagen gitaarklanken gaven Julia een warm en dromerig gevoel; ze liet haar arm door die van Ed glijden en legde onder het lopen haar hoofd op zijn schouder.
Toen ze in het flatje terug waren zette Connor koffie en zaten ze nog even om de keukentafel. Ed vroeg hoe het met de fotografie stond en Connor zei dat hij de laatste tijd een paar opdrachten had gehad, maar dat het in het algemeen stil was. Hij liep naar de andere kant van het vertrek en kwam terug met een grote bruine envelop, waaruit hij een foto haalde die hij, naar hij zei, pas die middag had afgedrukt. Hij gaf hem eerst aan Ed, die tegenover Julia aan de tafel zat, zodat alleen hij hem kon zien. Eds ogen gingen wijd open.
'Wauw. Wat is dat in godsnaam? Een eland?'
'Ja. Hij kwam zomaar uit de brand lopen.'
'En toen?'
'Weet ik niet. Het ene moment was hij er en het andere moment was hij verdwenen.'
'Jezus, Connor, wat een hels goeie foto.'
Ed gaf hem aan Julia. Het duurde even voordat ze zag wat het precies was, en toen ze het zag stokte haar adem.
'Vreselijk.'
Ed lachte. 'Complimenteus als altijd.'
Maar Connor lachte niet. Hij keek haar strak aan, alsof hij precies wist wat ze bedoelde. Ze schudde haar hoofd en gaf hem de foto terug.
'Het spijt me, maar daar kan ik niet naar kijken.'
Connor nam de foto zonder een woord te zeggen van haar aan. Hij liet hem weer in de envelop glijden en legde hem terug waar hij hem vandaan had gehaald. Ed maakte een grapje dat Julia ook zo'n scherpe criticus was waar het zijn muziek aanging, maar ze was te geschokt door het beeld om erop in te gaan. Ze stond op. Ed keek opeens bezorgd.
'Julia? Gaat het wel?'
'Sorry, maar ik ben zo moe. Ik laat jullie alleen.'
Ze gaf Ed een zoen op zijn hoofd. Hij zei dat hij het niet laat zou maken.
'Slaap lekker, Connor.'
'Slaap lekker, Julia.'
Ze poetste haar tanden in de zwarte badkamer, die Ed de 'zelfmoordcel' noemde, ging toen naar hun slaapkamer en kleedde zich uit. Connor had hun de grote kamer gegeven en attent de twee eenpersoonsbedden tegen elkaar geschoven. Verder stonden er een houten schommelstoel, een nachtkastje, een lamp met een gerafelde paarse kap en in de hoek een grote oude klerenkast waaraan een handvat ontbrak. Er zaten rechthoeken met een randje stof op de muur waar schilderijen of affiches hadden gehangen. Er kletterden insecten tegen de hor voor het open raam, en een paar meer ondernemende hadden in een hoek een klein scheurtje gevonden en voerden waanzinnige loopings uit boven de lamp.
Ze stapte in bed en sloeg haar boek open. Ze las Anna Karenina nu voor de derde maal en was er ontroerder door dan ooit. Ze merkte echter dat ze steeds dezelfde alinea las, en kort daarna gaf ze het op en knipte het licht uit. Ze hoorde het ruisen van de rivier buiten en de gedempte stemmen van de mannen in de kamer naast de hare, en ook al wist ze dat het warm was, toch trok ze de dekens over haar schouders tegen de kou die ze nog steeds in zich voelde sinds ze de foto had gezien die Connor had gemaakt. Ze kon zich het beeld niet uit het hoofd zetten. Ed had het een hels goeie foto genoemd zonder te beseffen dat het dat inderdaad was, letterlijk. Maar Connor had het begrepen.
Ze moest zijn weggedoezeld, want het volgende dat ze merkte was dat Ed naakt naast haar lag en haar nek kuste. Hij wilde vrijen, en toen ze mompelde dat ze te moe was, reageerde hij erg gekwetst en zei dat het dagen, misschien zelfs weken zou duren voordat ze elkaar weer zouden zien. Ze draaide zich dus om en liet toe dat hij haar streelde, en algauw smolt het beeld dat haar zo in verwarring had gebracht weg en was verdwenen. Maar in de zachte botsing van hun ledematen school die nacht voor het eerst een spoortje treurigheid.