Hoofdstuk 11
Ed dreef rond in een schitterend, door palmen omzoomd zwembad in
Californië. De zon danste op het water en aan het andere uiteinde
van het zwembad stond een lang wit huis met een terras met
exotische bloemen, en hij hoorde de oceaan vlakbij en wist dat hij
het werkelijk had gemaakt als componist omdat dit alles van hem was
- nou goed, de oceaan misschien niet, maar al het andere wel, met
inbegrip van de prachtige vrouw die naakt op het terras lag te
zonnen. Hij gleed langzaam op haar af en het water voelde
zijdeachtig en sensueel aan, en hij wist precies wat hij zou doen
als hij haar bereikt had. Toen begon er een telefoon te rinkelen.
Tot dat moment had hij geen enkele twijfel gehad dat die vrouw
Julia was, maar nu verknalde die verdomde telefoon alles en toen ze
haar hoofd optilde en tegen hem glimlachte -wauw! Het was zijn
moeder.
Hij sperde zijn ogen wijd open en op hetzelfde moment hield de
telefoon op met rinkelen en hoorde hij Connor in de zitkamer, die
opnam.
'Hallo? Hé, Hank. Ja, hij is hier.' Er viel een lange stilte. 'Oké,
ik zal het hem zeggen. We komen eraan.'
Hij hing op en verscheen even later in de deuropening van Eds
kamer. 'Ed?'
'Jezus, hoe laat is het?'
'Tijd voor je parachute, kerel.'
'Waar is de brand?'
'In Lewis en Clark. Snake Mountain.'
Ed zat opeens rechtop.
'Daar...'
'Ik weet het. Met Julia is alles oké. Ze zitten aan de andere kant
van de berg en maken dat ze wegkomen. Maar er is een lid van de
groep zoek.'
Katie vond Skyes voetafdrukken als eerste. Ze herkende de
zoolafdruk van haar eigen laarzen op een plek waar ze zelf niet was
geweest, in het stof aan het begin van het pad dat Julia eerder
naar de top had genomen. Terwijl Katie Skyes broek en laarzen
aantrok, pakte Julia een dagrugzak en zamelde snel alles in waaraan
ze behoefte zouden kunnen hebben: eten en water, een kaart van de
berg, een kompas en een verrekijker. Nu volgden ze samen Skyes
sporen omhoog door het bos. Het was een zware tocht. Het pad was
grotendeels bedekt met dennennaalden en soms verloren ze de
voetstappen twintig of dertig meter lang uit het oog voordat ze ze
in een stoffig stuk weer zagen.
In een reeks gesprekken over de radio hadden Glen en Julia een plan
uitgewerkt: Scott en Laura zouden met de rest van de studenten naar
het westen uitwijken terwijl Julia en Katie op zoek gingen naar
Skye. Bosbeheer en de politie waren al gealarmeerd. De brand was
gemeld vlak voordat Julia haar radiocontact had gezocht. Hij was
gezien door twee in de wouden werkende biologen die over de bergrug
vlogen die het terrein doorsneed. Een vliegtuiglading rookspringers
was op weg naar Missoula.
'Je vriendje komt eraan om je te redden,' zei Glen. 'Hoe
romantisch.'
Ze begon hem bijna af te snauwen, maar deed het niet. Ze wist dat
hij het goed bedoelde, maar dit was niet het moment om grappen te
maken. En ze had geen idee of het waar was. Ze had Ed meer dan een
week niet gesproken. Ze wist niet hoe kort geleden hij of Connor
had gesprongen en hoe hoog ze dus op de lijst stonden. Wat haar
betrof konden ze ook allebei naar Californië zijn gestuurd om daar
bosbranden te bestrijden. Ze hoopte half en half dat dat inderdaad
het geval was.
Katie praatte maar door hoe schuldig ze zich voelde dat ze haar
laarzen en broek niet goed had weggeborgen, wat een van de
grondregels van WAY was. Julia had haar al drie keer gezegd dat ze
niet te hard moest zijn tegen zichzelf en dat het hun allemaal had
kunnen gebeuren. Maar terwijl ze Skyes voetafdrukken omhoog volgden
en op de open plek kwamen, verloor ze haar geduld en bleef
staan.
'Luister, Katie. Jij voelt je beroerd, ik voel me beroerd. Ik had
het moeten zien aankomen. We hadden haar op wacht moeten zetten en
om de beurt moeten slapen. Laten we er dus gewoon van uitgaan dat
we ons allebei rot voelen en laten we verder zoeken.'
Het klonk scherper dan ze had bedoeld. Katie keek bedremmeld en
knikte alleen maar, en ze zeiden lange tijd niets meer behalve als
ze Skyes spoor kwijtraakten en zich opsplitsten en een van hen riep
dat ze het weer had gevonden.
Wat Julia over haar eigen schuldgevoelens had gezegd was nog niet
de helft. Hoewel ze nog steeds niet wist wat er de dag tevoren
tussen Skye en Mitch was voorgevallen, ze wist dat het haar schuld
was dat ze uit het zicht hadden kunnen verdwijnen. Als ze meer op
haar hoede was geweest was er niets van dit alles gebeurd. Ze
verweet zichzelf bovendien dat ze het contact met Skye zo
lichamelijk had laten worden. Ze waren de laatste tijd bijna
zusters geworden, hadden vaak een arm om elkaar heen geslagen. Ze
had er verder niet bij stilgestaan, wat ze wel had moeten doen, het
leek zo vanzelfsprekend, maar dit had ongetwijfeld geleid tot
Mitch' zinspeling op een lesbische verhouding. Achteraf gezien had
de gedaanteverandering van Skye zo'n doorbraak geleken na al die
weken van zenuwen en onbehagen, dat Julia de sfeer te ontspannen
had laten worden. Ze was vergeten hoe gemakkelijk het fout kon
lopen.
En het kon niet veel fouter gaan dan dit - een studente, vermist op
een brandende berg. Julia beschouwde zichzelf niet als
godsdienstig. Sinds ze het op de lagere school bij de nonnetjes had
verbruid was ze zo van haar geloof gevallen als een katholiek maar
enigszins kon. Maar nu ze omhoogkeek naar de bergrug en de pluim
grijze rook zag die de hemel erachter bezoedelde merkte ze dat ze
bij iedere stap die ze zette een weesgegroetje mompelde.
Toen ze driekwart van de afstand naar de rand hadden afgelegd
veranderde het pad in grind en stenen en verdwenen de
voetafdrukken. Het terrein aan weerszijden van het pad was echter
zo zwaar dat Julia betwijfelde of Skye van het pad zou zijn
afgeweken. Het hing af van wat ze van plan was geweest. Studenten
die in een onbekend wild gebergte op de vlucht sloegen deden
gewoonlijk een van twee dingen. Ze volgden hetzij een waterloop in
de hoop dat deze naar een weg liep of ze gingen naar een hoog punt
om zich te oriënteren en de beste ontsnappingsweg te vinden. Tot nu
toe suggereerden de sporen de laatste mogelijkheid. Er was echter
nog een mogelijkheid, waarover Julia nauwelijks durfde na te
denken: misschien was het meisje op zoek naar een andere uitweg,
een meer permanente. Julia dacht aan hun laatste gesprek en
hoe Skye haar had bedankt en had gezegd dat ze vond dat ze alles
verpest had. Nu weergalmden de woorden als een
afscheidszegening in Julia's hoofd, en ook al stond de ochtendzon
al warm aan de hemel, bij de herinnering eraan werd het zweet in
Julia's nek opeens ijskoud.
Ze waren nu dicht bij de rand, en terwijl ze de laatste paar
stappen zetten, werd de andere kant van de berg zichtbaar. Voor de
eerste keer zag Julia de brand nu zelf en hoeveel schade hij al had
aangericht. Want misschien driehonderd meter onder de plaats waar
ze stonden was het land een rokende woestenij, de bomen verzengd
tot geblakerde staken die nog smeulden in de wind. Daaronder,
achter een van de vele graten die dwars over de berg liepen, was
het woud voorlopig nog onberoerd. Maar weer daaronder, vlak voordat
de bomen plaatsmaakten voor grasland en de met struiken gevulde
geulen samenkwamen, zag ze hier en daar plekken witte rook, waar
vonken moesten zijn heen gedragen en hebben aangeslagen.
De hoofdbrand was door de wind over de berg naar het noorden en
oosten gejaagd. Julia zag hem op iets minder dan een kilometer
afstand: een breed front van vlammen dat zich gestaag door de bomen
van haar af bewoog. Ze had nog nooit een bosbrand gezien en merkte
dat ze er op een vreemde manier door gefascineerd raakte. Hij leek
op een of andere manier bezield, zelfs de geluiden die hij maakte,
het gebrul en gekraak en gerommel, als een onverzadigbaar beest dat
een spoor van vernielingen door het bos trok. Ze rukte haar blik
ervan los en zocht keer op keer de helling af naar een teken van
leven, maar vond er geen. Ze haalde haar kaart uit haar zak en
bepaalde precies de plaats waar ze zich bevonden.
'Als jij Skye was en je stond hier, wat zou je dan doen?' vroeg
ze.
Katie gaf niet meteen antwoord, en Julia draaide zich om en zag dat
Katie ook als in trance naar het vuur stond te kijken. Ze leek erg
bang.
'Katie, we zijn hier veilig. Ed zegt altijd dat het net als met
geld is. Als je aan de zwarte kant staat, sta je goed. Alles hier
in de buurt is zwart en verbrand. We zijn veilig.'
Katie knikte.
'Dus wat zou je doen? Waar zou je heen gaan als je hier weg
wilde?'
'We weten niet eens zeker of ze hier wel heeft gestaan.'
'Laten we aannemen van wel. Waar zou jij heen gaan?'
Katie dacht even na. Ze keek op de kaart en wees toen naar een punt
links van haar, lager op het zuidelijke deel van de flank, waar de
sleuven en graten van witte rots die nog niet hadden gebrand
parallel naar de rivier liepen.
'Daar omlaag, denk ik.'
'Ik ook. Ik zou naar de rivier gaan.'
Dat wil zeggen, voegde ze er voor zichzelf aan toe, als ik het
wilde overleven. Ze stonden langs de berg omlaag te kijken terwijl
Julia een route probeerde te zien. In tegenstelling tot de oostkant
van de helling, waar ze gekampeerd hadden, was hier geen duidelijk
zichtbaar pad. Ze hadden geen idee hoe laat Skye was weggeglipt.
Als de brand al aan de gang was geweest op het moment dat ze de
rand had bereikt zou ze misschien zijn teruggekeerd. Maar ze hadden
geen voetafdrukken in tegengestelde richting gevonden. Er bestond
een kans dat ze hier was aangekomen voordat de brand was
begonnen.
Toen bedacht Julia opeens dat Skye, in een wraakzuchtige bui, de
brand misschien wel zelf had aangestoken. Ze betwijfelde het, maar
het was mogelijk. Maar er waren nog honderd andere mogelijkheden.
Ze wisten niets. De enige mogelijkheid, besloot Julia, was op haar
instinct afgaan. En haar instinct vertelde haar hetzelfde als dat
van Katie: Skye zou de linkerkant van de helling zijn afgedaald en
de diagonale graten naar de rivier zijn gevolgd. Als de brand op
dat moment al aan de gang was geweest zou dat de veiligste route
hebben geleken. En als de brand op dat moment nog niet was
begonnen, zou het de meest logische weg hebben geleken.
'Kom, laten we gaan.'
Ze liepen langs de rand tot ze zich boven de grens bevonden van wat
er al verbrand was. De eerste graat bevond zich direct onder hen,
en de witte rotsbodem contrasteerde scherp met het zwart van het al
geblakerde terrein. Om de graat te bereiken waren ze gedwongen een
korte maar steile waterval van losse rotsblokken af te dalen en
zich daarna met hun voeten naar voren over een kleine overhangende
richel te laten zakken. Toen zaten ze op de graat en werd het
makkelijker. De rots was vlak maar niet glad en de helling niet
steil. Soms voelde Julia zich alsof ze een brede witte trap
afdaalde, die rechts voortdurend werd begrensd door het zwarte
tapijt van de brand.
'Hé, wat is dat?' zei Katie, voor zich uit wijzend.
Op de zwarte aarde, ongeveer vijftig meter onder hen, fladderde
iets wits, en aanvankelijk dacht Julia dat het misschien een
gewonde vogel was. Ze kropen ernaartoe, en toen ze dichterbij
kwamen zagen ze dat het een boek was. Het lag open, de wind speelde
met de bladzijden en lang voordat ze het opraapte wist Julia van
wie het was. Het was maar een pocket, en doordat Skye het zo
intensief had gelezen was het omslag gehavend en zat het vol
ezelsoren. De bladzijden waren aan de randen geschroeid, van de
hitte die in de verzengde aarde was blijven hangen. Julia sloeg de
titelpagina op en zag wat John Staande Vogel er had geschreven.
Voor Skye McReedie. Dit is jouw volk. Welkom thuis.
Skye hoorde het vliegtuig net op tijd, even voordat ze het zag. Het
kwam uit het zuiden, laag boven de rivier, en toen de neus om een
kaap verscheen dook ze in dekking. Als ze boven op de rots had
gelopen zouden ze haar zeker hebben gezien, maar gelukkig was ze
juist een eind afgedaald om een van de sleuven over te steken, en
dus verschool ze zich in de struiken en bleef daar tot het geluid
van de motoren met het doffe geloei van het vuur versmolt.
Ze rolde zich op haar rug en lag daar, hijgend en door de droge
bladeren van de wilgenstruiken naar de hemel kijkend en ze besefte
dat ze niet meer bang was. Heel anders dan toen ze even daarvoor
over de rand was gekomen en de brand had gezien. Ze had er een
tijdje naar staan kijken en zich afgevraagd of ze de anderen moest
gaan waarschuwen, maar ze had besloten het niet te doen en zichzelf
voorgehouden dat er niets was om bang voor te zijn. Het ergste dat
er kon gebeuren was dat ze zou sterven, en dat kon haar geen moer
schelen. Echt niet. Wat was er nou zo erg aan doodgaan? Gewoon pats
en dan niets meer. Gewoon zwart niets. Het klonk als
gelukzaligheid. Toen zag ze opeens in een flits die jonge smeris
die ze hadden vermoord en de angst in zijn ogen toen hij naast de
auto was meegesleurd, en ze sloeg een deur in haar hoofd dicht en
weigerde mee te gaan. Maar het moest toch invloed hebben gehad,
want nadat ze aan de afdaling was begonnen bleef het vuur haar
angst aanjagen, meer het geluid dan de aanblik ervan.
Maar nu ging het prima. Ze begon zelfs te bedenken hoe prettig het
was weer op de vlucht te zijn. Even, deze laatste twee of drie
weken, had ze gedacht dat ze een plek had gevonden waar ze
thuishoorde. Maar het was verkeerd gegaan, zoals alles wat ze
altijd deed, en het beste was er zo snel mogelijk vandoor te
gaan.
Ze richtte zich op en stak haar hoofd behoedzaam uit de struiken,
als een konijn dat uit een hol loerde. Het vliegtuig was verdwenen,
maar ze wist dat het waarschijnlijk naar haar zocht en dat het zou
terugkomen. Ze had dorst en stak haar hand uit naar het
dichtgeknoopte rode T-shirt dat ze als tas gebruikte. Er zat niet
meer in dan haar veldfles, Katies mijnwerkerslamp en haar boek, en
nu, nu ze haar hand naar binnen stak, ontdekte ze dat het boek
verdwenen was. Ze kreunde even en haar schouders zakten af. Ze
vloekte hard en dacht toen: God, wat kan het schelen? Al die
flauwekul van Zwarte Eland was gewoon onzin, hun manier om te
proberen haar zover te krijgen dat ze dacht dat ze iets had om
trots op te zijn.
De veldfles was bijna leeg; ze dronk in één enkele slok alles wat
erin zat, gooide de fles weg en had nog steeds dorst. Haar eigen
grijze T-shirt was bezweet en gescheurd, dus maakte ze de knopen in
het shirt van Katie los, trok het aan en gooide het hare en de lamp
in de struiken. Katies bergschoenen waren haar ongeveer een halve
maat te groot en ze had pijnlijke blaren op haar beide hielen, maar
daar kon ze niets tegen doen. Ze stond op en keek de bergflank af.
Het voelde alsof ze al een eeuwigheid omlaag liep, maar die
verdomde rivier leek niet veel dichterbij te komen. Bovenaan had ze
ruim links gehouden en was ze die vreemde richels gaan volgen, maar
verder omlaag vertakten ze zich in rare hoeken en leidden haar te
dicht naar het vuur, dus probeerde ze nu ze dwars over te steken en
direct in de richting van de helling te komen.
De geulen hadden verschillende breedten en diepten, maar ze zaten
allemaal vol met hetzelfde warrige struikgewas dat tot Skyes heupen
en soms tot haar schouders reikte. Nu en dan vond ze een spoor dat
door dieren moest zijn gemaakt, maar meestal moest ze erdoorheen
waden, en haar armen waren gekrast en bloedden en ze moest ze in de
lucht houden om ze te beschermen.
Even later hoorde ze het vliegtuig weer, en ze dook in elkaar en
keek ernaar door een kier in de struiken. Ditmaal liet het een stel
geel met roze stroken vallen, die door de lucht kronkelden en
rechts van haar verdwenen, waar de brand was. Het vliegtuig was
overgevlogen, maar even later was het er weer en liet het nog twee
stroken vallen, ditmaal blauw met roze, en toen nog een derde keer,
twee blauwe. Skye begreep er niet alleen niets van maar werd ook
een beetje bang. Het was net alsof ze een spelletje speelden. Ze
dacht dat de stroken waarschijnlijk een soort signaal of merkteken
waren of zo.
Iedere keer dat het vliegtuig weer verdween stond ze op en
vervolgde haar tocht omlaag. Haar armen zaten nu onder het bloed en
ze had niets om het mee af te vegen. De volgende keer dat het
vliegtuig kwam, kwam het veel hoger invliegen, en ditmaal liet het
in plaats van stroken twee mensen met parachutes vallen, en ze
vroeg zich af of ze waren gestuurd om haar te vinden of dat het
iets met de brand te maken had. Toen kwam het vliegtuig terug en
liet nog twee mensen los en toen nog eens en toen nog eens, tot het
leek of er een heel kloteleger werd ingevlogen. Ze keek hoe ze
blauw en wit en geel langs de berg omlaag dreven. Ze zagen er heel
mooi uit, maar ongetwijfeld waren die klootzakken met hun kraalogen
naar haar op zoek, dus bleef ze op haar hurken in de struiken
zitten tot ze zeker wist dat de laatste was geland. Ze zag niet
waar ze waren neergekomen, maar het was zeker een heel stuk hoger
op de berg dan waar zij zat, en dat was gunstig, want het betekende
dat ze haar waarschijnlijk niet hadden gezien.
Toen ze weer opstond voelde de lucht koeler aan en was de wind
sterker geworden. Hij leek uit een andere richting te komen. De
droge bladeren aan de struiken ritselden ervan en het voelde lekker
aan op haar gezicht en haar bloedende armen. Ver weg aan de horizon
vormden zich een paar rare wolken. De hemel zag eruit alsof hij
kookte.
Ze ging weer op weg. Eindelijk leek de rivier iets dichterbij te
komen. Wat ze precies zou doen als ze er eenmaal was, daar had ze
geen idee van, maar er zou wel iets gebeuren. Er gebeurde altijd
wel iets.
Ze hadden tijdens hun allereerste vlucht over de berg radiocontact
met Julia gemaakt. Door al het lawaai van de motoren kon alleen
Hank haar stem horen, maar hij gaf door wat ze zei en Ed voelde een
golf van geruststelling dat ze veilig was. Connor grijnsde en gaf
hem een klapje op zijn rug. Julia vertelde Hank waar ze zich op de
berg bevond, en de tweede keer dat ze overkwamen keken Ed en alle
anderen uit de ramen en zagen twee piepkleine figuurtjes
vijfhonderd meter onder zich, die op een strook witte steen stonden
en koortsachtig zwaaiden.
Hank vroeg haar of ze enig idee had waar de wegloopster zat, en
Julia zei dat ze geen idee had, maar dat ze dacht dat ze ergens
tussen haar en de rivier moest zitten. Maar ook al zocht iedere
rookspringer aan boord bij iedere volgende overkomst de berg af,
niemand ving een glimp van haar op.
De landingsplek was een stuk grasland met losse stenen onder de
staart van de brand. Ed en Connor sprongen als laatsten, en tegen
de tijd dat ze waren aangekomen hadden de anderen hun springpakken
en parachutes al opgeborgen. Ze deden hetzelfde en daarna kwam de
brandbestrijdingsuitrusting omlaag en iedereen pakte zijn spullen
en kwam om Hank Thomas heen staan. Hij praatte via de radio met
Julia en keek op de kaart terwijl zij hem de coördinaten gaf van de
plek waar zij en Katie zaten. Ed werd gefrappeerd hoe professioneel
ze klonk. Haar stem klonk vlak en precies en verried geen angst. Op
een of andere manier was het echter alsof hij naar een vreemde
onbekende luisterde.
'Hoe heet dat meisje?' vroeg Hank.
'Skye. Skye McReedie.'
Ed keek Connor aan. Ze wisten beiden hoe gehecht Julia aan
het meisje was en hoe opgewonden ze onlangs nog was geweest
over Skyes vooruitgang. Hierdoor werd de rustige, professionele
manier waarop ze met Hank praatte des te indrukwekkender. Hank
vroeg of ze iets had gezien van de helikopter van de zoek- en
reddingsploeg die naar hen op weg moest zijn. Julia had hem niet
gezien en Hank zei dat hij meteen via de radio zou uitzoeken
waardoor hij werd opgehouden. Intussen zou hij drie van zijn
rookspringers sturen om haar en Katie bij het zoeken naar het
meisje te helpen.
'Julia, nog iets. Zie je die onweerswolken daar in het noordwesten
over de berg heen komen? Er komt een koufront aan. De wind begint
te draaien en hij wordt sterker. Daar moeten we allemaal goed op
blijven letten. Die brand hier kan rare dingen gaan doen en alle
kanten op schieten. "We mogen geen enkel risico nemen. Heb je me
verstaan?'
'Ik heb je verstaan.'
'Goed, Julia, ik heb hier iemand die je gedag wil zeggen.'
Hij grijnsde naar Ed en drukte hem de radio in zijn hand.
'Julia?'
'Ed! Ik wist niet dat je daar zat.'
'Gaat het?'
'Prima. Ik maak me alleen zorgen over Skye.'
'Dat komt wel in orde. We vinden haar wel.'
'Is Connor daar ook?'
'Ja. Hier is Hank weer.'
Hank nam de radio over.
'Julia? Blijf waar je bent. We komen eraan.'
Ze verbraken het contact, en voordat Ed ook maar de kans kreeg het
te vragen wees Hank hem, Connor en Chuck Hamer aan als de drie
mannen die moesten helpen zoeken. Hank en de andere vier
rookspringers zouden een gang hakken om de oostelijke flank van de
berg heen.
Terwijl ze met zijn drieën het bos in liepen hoorde hij hoe Hank
contact zocht om erachter te komen waar verdomme die
helikopterploeg bleef.
Het kostte ze twintig minuten om naar de plek te komen waar Julia
zat. Ze liepen omhoog langs een van de vreemde rotsgraten die ze
vanuit de lucht hadden gezien. Connor zag dat hij als een
natuurlijke brandgang had gewerkt. De helling erboven was zwart en
bezaaid met de geblakerde totempalen van verbrande en nog rokende
bomen, terwijl eronder het bos nog niet had gebrand. Connor wist
niet waarom, maar sinds hij vanuit het vliegtuig zijn eerste blik
op de berg had geworpen had hij er een onbehaaglijk gevoel
over.
Ze liepen in ganzenpas, met Connor voorop. Eenmaal stapte hij op
een richel en trapte bijna op een ratelslang. Die negeerde hem en
gleed snel en doelgericht weg, weg van het vuur. Toen zag hij, voor
en boven zich, Julia. Ze zat met Katie op een rotsplateau. Hij riep
en ze zwaaiden en kwamen op hem af rennen. Ze droeg een korte broek
en haar lichtgrijze T-shirt zat onder de zweetplekken. Ed nam zijn
helm af en rende naar hen toe. Ze omhelsden elkaar en hielden
elkaar vast terwijl Connor en Chuck aan kwamen lopen.
Julia draaide zich naar Connor om toen hij bij ze was gekomen en
sloeg haar armen ook om hem heen. Hij hield haar stevig vast en
werd bijna overweldigd toen hij haar voelde en rook en door de
gewaarwording dat hij haar daar in zijn armen hield, ook al was het
maar even. Ze lieten elkaar los en ze keek hem recht aan. Misschien
beeldde hij het zich in, maar ze leek op dat moment een boodschap
naar hem uit te zenden, maar hij wist niet welke. Ze glimlachte
dapper, wendde haar blik af en hij zag de spanning op haar gezicht.
Ze zei hallo tegen Chuck en stelde Katie aan hen voor, die prompt
in tranen uitbarstte en duidelijk iemand nodig had die haar in zijn
armen nam, waar ze Chuck voor uitkoos.
'Jezus,' zei deze. 'Waarom kan ik niet altijd zo'n effect op
vrouwen hebben?'
Ze spreidden de kaart op de rotsen uit en moesten hem plat
neerdrukken omdat er een vlagerige wind opstak. De donderkoppen
kwamen snel dichterbij. Julia liet hun zien welke route Skye
volgens haar kon nemen en waar ze het boek had gevonden. Ze stelde
voor dat ze zich over de helling zouden verspreiden, in een linie
omlaag zouden gaan en onderwijl contact zouden houden via de radio.
Katie was de enige die geen radio had, en toen Connor voorstelde
dat zij dan met Chuck mee zou lopen keek ze opgelucht. Net toen ze
wilden vertrekken meldde Hank zich op de radio en zei dat de
reddingshelikopter het radiocontact had verloren en dat niemand
wist waar hij was. Voorlopig, zei hij, stonden ze er alleen
voor.
Het idee was dat ze in één lijn van de flank zouden afdalen, zo
recht als het terrein maar toestond. Ed zou het noordelijke
uiteinde nemen, het dichtst bij het vuur, daarnaast Julia, dan
Connor, en Chuck en Katie zouden het zuidelijke uiteinde voor hun
rekening nemen. Ed bleef staan waar ze stonden en wenste iedereen
succes toen Connor en de anderen vertrokken om hun posities in te
nemen.
Chuck en Katie liepen verder door. Connor liep naast Julia.
'O, Connor,' zei ze zachtjes.
Ze haalde diep en bevend adem en hield haar blik recht voor
zich gericht. Hij zag dat ze op het punt stond om in te
storten.
'We vinden haar wel.'
'Als haar iets overkomt, zal ik het mezelf nooit vergeven.'
Hij legde zachtjes een hand op haar schouder en ze legde haar hand
op de zijne maar keek hem nog steeds niet aan.
'Het is allemaal mijn schuld.'
Hij vroeg zich af wat er was gebeurd dat Skye was weggelopen, maar
het leek niet het goede moment om het te vragen. Ze haalde haar
hand weg en hij deed hetzelfde.
'Weet je waaraan ik voortdurend moet denken?' vroeg ze. 'Die eland
die je hebt gefotografeerd. Met dat brandende gewei. Ik kan hem
niet uit mijn gedachten zetten. Ik weet niet waarom, maar ik denk
dat hij ieder moment zo voor mijn neus kan staan.'
Connor wist niet wat hij moest zeggen. Hij had dezelfde gedachte
gehad, maar het zou niets uitmaken als hij dat zei en ze liepen een
tijdje zwijgend door. De wind ruiste om hen heen en ritselde in de
bosbessenstruiken langs een zoom van het bos onder hen en Connor
had de indruk dat het geluid afkomstig was uit een gezamenlijk maar
desolaat hoekje van hun beider hart.
'Connor?' Ze keek hem recht in de ogen.
'Wat?'
'Zeg me dat het goed komt.'
'Het komt goed. Ik weet dat het goed komt.'
Het was de eerste keer dat hij tegen haar loog. En het zou niet de
laatste keer zijn.