Hoofdstuk 6

Aan de overkant van het rode zand in de arena zag Connor in zijn zoeker het hoofd en de schouders van zijn moeder boven de houten omheining van de veekraal. Ze droeg een felroze, met witte ruches afgezet overhemd en de toegetakelde zwarte hoed waarvan ze altijd zei dat hij haar geluk bracht. Er zat een band van kleine zilveren stierenkoppen omheen die zijn vader haar voor hun eerste trouwdag had gegeven. Ze keek neer op het briesende paard onder zich en concentreerde zich hevig om in de juiste houding te komen.
Het middaglicht was zacht van het stof en de barbecuerook en de schaduwen werden al langer, en als er niet het risico was geweest dat hij op het punt stond de ondergang van zijn enige levende verwant vast te leggen, was Connor misschien meer opgewonden geweest over hoe mooi alles eruitzag. Toen blikkerde de zon op haar hoedband en kreeg het oude, merkwaardig afstandelijke instinct voor een goede foto de overhand. Hij schoot snel een paar plaatjes, zoomde terug en haalde de schakelaar van de motoraandrijving van de Nikon over om klaar te zijn als het hek openging.
'Ik kan niet geloven dat je moeder bijna vijftig is,' zei Julia.
'Zij ook niet,' zei Connor. 'Dat is het probleem.'
Ze zaten op de eerste rij van de tribune, Julia tussen hem en Ed in, en voor een derderangs rodeo als deze zat er een behoorlijke menigte toeschouwers achter hen, een paar honderd mensen, schatte Connor, misschien meer. Zijn moeder had zich deze dwaasheid laten aanpraten door een oude vriend die in het organisatiecomité zat. Hij had gezegd dat het de grote publiekstrekker van de middag zou zijn: een rodeo voor senioren, zonder zadel, waarvan de opbrengst naar een liefdadig doel zou gaan. Connors moeder was niet erg gecharmeerd van dat 'senioren', maar toen hij weer belde met de mededeling dat haar oude aartsrivale uit Livingstone, Madeline 'Queenie' MacFall, wel meedeed, had dat de doorslag gegeven.
'Als die talentloze, oude Jezabel met haar hete kont het op haar zevenenveertigste aankan, dan zweer ik dat ik het zeker kan,' had ze gezegd.
En niettegenstaande het feit dat ze al vijf jaar niet meer op een bokkend paard had gezeten en artritis begon te krijgen aan alle botten die ze in de loop van de jaren had gebroken, zag Connor geen kans haar ervan te weerhouden.
'Schatje, ik vind het erg lief van je dat je je zorgen maakt,' zei ze, 'maar het is in zes seconden voorbij.'
'Op welke manier dan ook.'
'Ach, de ene manier om te sneuvelen is net zo goed als de andere.'
Connor was heimelijk trots op haar. De enige voorwaarde waaraan ze vasthield was dat ze de naam van het optreden van 'senioren' in 'beroemdheden' veranderden. Even daarvoor, voordat hij naar de tribune was teruggerend, had Connor haar geholpen bij haar voorbereidingen. Ze was nog steeds een knappe vrouw, ook al droeg haar gezicht de rimpels van te veel zon en liep ze een beetje gebogen vanwege een oude nekblessure. Toen hij haar zo helemaal opgedoft zag in haar rij-uitrusting, het roze overhemd en de witte bandana, moest hij denken aan de tijd dat hij nog een jongen was geweest en hij en zijn vader met haar het circuit hadden afgereisd. Hij had toen al opgemerkt dat mannen op een speciale manier naar haar keken. Zij van haar kant had nooit ook maar één blik overgehad voor een andere man dan zijn vader, voor zijn dood niet en na zijn dood evenmin.
Toen ze klaar was, stonden ze samen tegen het hek geleund te kijken hoe Queenie MacFall het wel twee seconden volhield voordat ze in het zand werd gesmeten. Het ongelofelijke was dat ze wuivend en glimlachend opstond, met geen enkele andere verwonding dan een rauw achterste en een gekneusd ego. Zijn moeder had vals gegrijnsd en haar hoofd geschud.
'Tja, zoals we vroeger zeiden, als vallen in je naam zit, zit het ook in je aard.'
Nu was het haar beurt. De geluidsinstallatie klikte en dreunde.
'Nou, mensen, onze volgende ruiter heeft geen introductie nodig, maar ik doe het toch maar even. We zijn vreselijk vereerd en het is een groot voorrecht deze middag een van Montana's grootste rodeosterren aller tijden bij ons te hebben. Uit Augusta, nummer vijf, de fabelachtige, de onvergelijkelijke, Maggie Ford!'
'Op zo'n moment zeg je in het theater "en nou even struikelen",' fluisterde Ed.
'Ed!' Julia gaf een klap op zijn knie.
Hij hield zijn handen omhoog. 'Ik zeg toch niets!'
'Laten we hopen dat het daarbij blijft,' zei Connor. 'Oké, daar gaan we.'
Het hek ging open en het paard stoof de arena in. Zijn moeder had hem perfect in bedwang, hield haar laarzen boven de schouders van het paard toen zijn voorbenen de grond raakten. Ze hield de teugel in haar linkerhand en streelde met de rechter- als een balletdanseres de lucht terwijl ze haar benen liet zakken naar de schoft van het paard, haar tenen sierlijk naar buiten gedraaid. Connors motoraandrijving zoemde op zes opnamen per seconde. Er zaten een paar goede foto's bij. Het stof hing in de lucht, de schaduwen waren diepzwart en het paard, een gedrongen kleine grijze, had een wilde blik in de ogen en gaf de voorstelling van zijn leven. Maar ze was niet van plan zich te laten afwerpen. Ze gaf hem nu deskundig de sporen, op het ritme van elke sprong die hij maakte, bleef het bokken van het paard meester alsof het niets voorstelde.
Ed en Julia waren overeind gekomen en stonden naast hem te brullen en verder scheen ook iedereen te juichen en Connor had dolgraag meegejuicht, maar hij bleef de volle zes seconden fotograferen en hield pas op toen de helpers de kraal in reden, naast haar gingen rijden en haar veilig hielpen afstijgen. Connor legde de camera neer en stond op om met iedereen mee te applaudisseren. Julia sprong als een kind op en neer. Ze sloeg haar armen om Ed heen en deed toen hetzelfde met Connor.
'Dat was waanzinnig!' schreeuwde ze.
'Connor, dat is niet gewoon,' zei Ed. 'Zo horen moeders niet te zijn.'
'Ja, ik weet het. Ik moet haar ergens laten opsluiten. Kom, laten we naar haar toe gaan.'

Drie uur later zaten ze in de achterkamer bij Elmer in Choteau, met de trofee op de ereplaats op tafel tussen de biefstukken en glazen bier. Connors moeder was eruit gekomen met een score van vijfentachtig en verklaarde dat het negentig zou zijn geweest als een van de juryleden niet zo stom was geweest. De man was een volmaakte imbeciel, zei ze, en had het paard een lagere score gegeven omdat het te gemakkelijk te berijden zou zijn geweest.
Ze vertelde Julia nu over vroeger, verhalen die Connor al vaak had gehoord en waarvan hij er sommige zelfs als ooggetuige had meegemaakt, dus hij wist precies waar de waarheid eindigde en de verfraaiingen begonnen. Het verhaal dat ze nu vertelde was het zoveelste over Queenie MacFall, het verhaal waarin de arme vrouw midden in een tv-interview door een zwerm bijen was aangevallen. Ook al moest Ed het eveneens eerder hebben gehoord, hij keek even betoverd als Julia. Die kerel scheen een eindeloze honger te hebben naar alles wat Connors moeder maar zei. Het waren enorme biefstukken, en niemand had de zijne kunnen op krijgen behalve Ed, die nu van die van Julia zat te eten. Connor schoof zijn stoel achteruit en strekte zijn benen.
De vrouwen zaten aan de andere kant van de tafel, Julia tegenover hem. Hij vond het moeilijk zijn ogen van haar af te houden. Hij vond dat al moeilijk sinds ze kennis met elkaar hadden gemaakt. Ze had iets waardoor je onweerstaanbaar naar haar toe werd getrokken. Haar lach, haar donkerbruine ogen en de manier waarop haar ooghoeken iets omhooggingen als ze glimlachte... Connor riep zichzelf tot de orde, beschaamd dat hij dergelijke dingen zelfs maar opmerkte. Het was de vriendin van zijn beste vriend, godnogaantoe.
Het was bijna een maand geleden dat zij en Ed waren aangekomen, en er waren niet veel van deze dagen geweest, dat ze allemaal tegelijk vrij hadden gehad. Niettemin had Connor het gevoel dat hij haar kende, dat hij haar op een of andere manier al lang kende. Ze was een van die vrouwen die je vaak aanraakten, niet alsof ze je wilde versieren, maar op een natuurlijke, onbewuste manier. Als ze je iets duidelijk wilde maken, legde ze een hand op je arm, en ook al wist hij dat het niets voorstelde, dat het gewoon een vriendelijk, zusterlijk gebaar was, het had wel altijd effect op hem. En toen ze hem na de rodeo had omhelsd, had hij niet geweten waar hij moest kijken.
'Connor?'
Hij hoorde de stem van zijn moeder. Alle blikken waren op hem gericht.
'Hallo?' zei Ed. 'Iemand thuis?'
'Sorry. Wat was er?'
'Je moeder wilde weten waar we morgen gaan klimmen.'
'O. We zouden naar de Bitterroots kunnen gaan.'
'Dus jij houdt ook van klimmen, Julia?' vroeg Connors moeder.
'Ik heb wel eens geklommen. Ik ben er niet erg goed in.'
'Ze is geweldig,' zei Ed. 'Net alsof je naar Spiderwoman zit te kijken.'
'Was het maar waar.'
'Nou, pas maar een beetje op met die twee krankzinnigen.'
'Neemt u me niet kwalijk, mevrouw Ford, maar nu ik u vandaag aan het werk heb gezien denk ik dat het een genenkwestie is.'
'Een Wranglerskwestie,' zei Ed. De moeder van Connor glimlachte.
'Luister,' zei ze. 'Je hebt vliegtuigen, je hebt bergen en je hebt paarden. Vertel jij me maar eens waar je het best af kunt vallen.'
Ze dronken koffie en betaalden de rekening. Connors moeder vroeg of ze die nacht op de boerderij wilden logeren, maar Connor zei dat ze beter naar Missoula konden teruggaan als ze morgenvroeg op de berg wilden zijn. Ze namen afscheid op de parkeerplaats. Connors moeder gaf Julia haar rodeotrofee.
'Mevrouw Ford, dat kan ik met geen mogelijkheid aannemen,' protesteerde Julia.
'Tuurlijk wel. Ik heb al te veel van die rommel thuis.'
Julia keek Connor aan.
'Neem het maar aan,' zei deze. 'Ze meent het.'
'Goed. Goed dan. Dank u.' Ze gaf Connors moeder een zoen. 'Ik zal haar koesteren.'
'Niets te danken,' zei ze, terwijl ze in haar pick-up stapte. 'Als het de moeite was geweest haar om te smelten had ik haar zelf gehouden.'
Ze reden naar het zuiden terwijl de avond zacht en blauw om hen heen neerdaalde. Een stuk rechts van hen stak de Front Range als de versterkingen van een gevreesd rijk af tegen het laatste rode lint van de eindigende dag. Door de open ramen kwam de geur van afkoelende aarde en lang in de zon gebakken sago naar binnen. Connors oude Chevrolet zocht zich ratelend en krakend een weg over het asfalt, volgde de tunnels van zijn eigen koplampen door populierenbossen en reed de beschaduwde plooien van het braakland in.
Ze zaten met zijn drieën naast elkaar, zoals ze nu altijd deden, met Julia tussen de twee mannen in. Ze hield de trofee op schoot terwijl Ed maar doorpraatte over Connors schitterende moeder en dat hij zeker een musical over haar zou schrijven. Hij zou hem Queen of the Red Dust noemen. Connor vroeg of hij voor of na de andere zou komen die Ed ook zeker ging schrijven, over rookspringen (Hearts of Fire) en dat andere idee van hem, over een psychotische pianoleraar die zijn leerlingen vermoordt. Julia zei dat ze van die laatste nooit had gehoord, en Ed begon hem uit te leggen. Hij heette Choppin, zei hij. 'Iets in de geest van Sweeny Todd Meets Amadeus.' Hij kwam niet veel verder omdat Julia begon te lachen en dit zo aanstekelijk was dat ze het al spoedig alle drie te pakken kregen en Connors longen evenveel pijn deden als soms wanneer hij een brand aan het blussen was.
Het lachen scheen hen uitgeput te hebben, want erna werden ze stil en zaten als gehypnotiseerd naar het gefladder van de motten in de bundels van de koplampen te kijken. Bij Rogers Pass staken ze de waterscheiding over, en toen ze uit een bocht kwamen zagen ze een kudde herten, zeven moeders en hun jongen, op de weg staan. Connor stopte en de dieren stonden lange tijd terug te staren. Hun ogen blonken als opalen en hun lange oren beefden. Traag, paar voor paar, stapten ze van de weg af en versmolten met de nacht.
Ze kwamen door Lincoln, en tegen die tijd zat Ed zachtjes, met zijn hoofd tegen de deurstijl, te snurken. De volgende paar kilometer zei noch Connor noch Julia iets, maar hun zwijgen had niets ongemakkelijks. Hij was nooit zo'n babbelaar geweest en had al gemerkt dat het met haar hetzelfde was. Toen ze uiteindelijk wel haar mond opendeed vroeg ze hem op die directe manier van haar naar zijn vader. Ze wilde weten wat voor iemand hij geweest was, en Connor vertelde haar dat het een goede man was geweest, rustig en zachtaardig en zorgzaam.
'Ik neem aan dat veel mensen dachten dat mijn moeder de sterke van de twee was, omdat zij altijd, nou ja, op de voorgrond trad.'
Julia lachte. 'Dat heb ik gezien.'
'Ja. Nou ja. Ze zegt wat ze op haar lever heeft, ook als het beter is dat niet te doen. Maar in wezen was ze afhankelijk van mijn vader. Na zijn dood was ze een hele tijd gewoon nergens meer. Ik weet nog, de ochtend van de begrafenis, toen de dokter haar pillen had gegeven, tranquillizers of zo, denk ik, zodat ze tijdens de dienst haar positieven bij elkaar zou houden. Maar goed, ze slikte te veel van die rommel, dus toen iedereen bij de kerk kwam om haar te condoleren en te zeggen hoe erg ze het vonden stond ze daar te lachen en grappen te maken en zei: "Mwah, niks aan de hand, als het je tijd is, is het je tijd.'"
Connor schudde zijn hoofd en glimlachte bij de herinnering. 'Het was verschrikkelijk. Wel grappig, maar ook verschrikkelijk. Maar vanaf dat moment is ze er lange tijd heel slecht aan toe geweest.'
'Het moet een moeilijke periode voor je zijn geweest.'
'Mmm. Een tijdlang wel, ja.'
'Je hebt geen broers en zussen, hè?'
'Nee. Ze hebben het volgens mij wel geprobeerd. Jarenlang. Maar het is er nooit van gekomen. En jij?'
'Nee. Ik ben de enige.'
'En je moeder en vader?'
'Mijn moeder woont in Brooklyn. Mijn vader is vertrokken toen ik twaalf was. Zomaar verdwenen.'
Ze liet het even in de lucht hangen en hij maakte uit haar toon op dat het verlies van haar vader veel belangrijker voor haar was dan het verlies van zijn eigen vader voor hem was. Hij wachtte tot ze verder vertelde. 
'Hij woont nu in Duitsland en is getrouwd met een veel jongere vrouw. Je kent dat wel, het clichéverhaal: jonger, langer, blonder en knapper. Waarschijnlijk is het een hartstikke leuk mens. Ik heb haar nooit ontmoet. Ik heb hem niet meer gezien sinds... goh, het moet nu al vijf of zes jaar zijn. Soms belt hij, met Thanksgiving of Kerstmis. Af en toe stuurt hij een kaart. Ik ken hem niet echt meer.'
'Wat doet hij voor werk?'
'De bouw of zoiets. Zelfs dat weet ik niet zeker.'
'Heeft hij nog meer kinderen gekregen?'
'Nee.'
'En je moeder?'
'Die is trapezewerkster in een circus.'
Connor keek haar aan. 'Echt?'
'Ja. Weet je wat ze doet? Ze springt door brandende hoepels, dat soort dingen.' Ze zag de verbazing op zijn gezicht. 'Hé, waarom zou jij de enige zijn met een superheldin als moeder?' Ze grinnikte. 'Goed, het is niet waar. Ze is kapster. Ze heeft een eigen salon in Brooklyn.'
'En daar ben je opgegroeid?'
'Ja. Het is een fantastische vrouw. Heel Italiaans. Houdt nooit eens haar mond. Heeft het rampzaligste liefdesleven dat je je voor kunt stellen. Ze werkt als een magneet op mannen die niet geschikt voor haar zijn. Ik ben gek op haar.'
Ze zaten de hele terugweg naar Missoula te praten, en al die tijd was hij zich bewust van haar geur en de druk van haar warme schouder en heup tegen de zijne. Ze praatten over zijn fotografie, over haar werk in Boston en haar reis naar Afrika de vorige zomer. Ze zei dat ze het er heerlijk vond en dat ze zo had genoten van de mensen. Dat ze op een dag terug wilde en er misschien een tijdje zou gaan werken. Connor zei dat hij altijd al naar Afrika had gewild, en naar heel veel andere plekken, en dat hij hoopte dat hij ooit de kans zou krijgen.
Hij vroeg hoe het ging met het wildernisprogramma en Julia vertelde hem over het indiaanse meisje en wat een leuk kind het was, maar dat ze zo in zichzelf zat opgesloten dat niemand contact met haar leek te kunnen krijgen. Connor zei dat er een rookspringer was, een volbloed Zwartvoet, wiens broer in het reservaat in Browning met probleemkinderen werkte.
'Ik weet nog dat hij heeft gezegd dat die kinderen vaak geen idee hebben wie hun voorouders waren en wat een verbazingwekkende cultuur ze hadden. Zijn broer probeert ze te betrekken bij zijn pogingen een paar tradities nieuw leven in te blazen. Kennelijk werkt het heel goed. Misschien zou hij je op een of andere manier kunnen helpen.'
Julia klonk geïnteresseerd, dus beloofde hij het telefoonnummer van de man voor haar te zullen achterhalen. Ze reden nu Missoula binnen, en Connor merkte dat hij graag wilde dat de rit langer zou duren. Hij parkeerde voor het appartement en zette de motor af, waarna ze even naar de nog steeds slapende Ed keken. Julia glimlachte bijna inwendig en Connor zag in haar blik de liefde die ze voor zijn vriend voelde. Hij keek hoe ze zich overboog om Ed zacht op zijn wang te kussen om hem te wekken. En ook al wilde hij alleen maar blijdschap voelen dat deze twee prima mensen elkaar hadden gevonden, Connor kon niet helemaal een dof wringend gevoel in zichzelf onderdrukken dat geen jaloezie was maar wel een soort naamloos verlangen dat ermee verwant was.
Later, toen ze hun spullen voor de klimtocht hadden uitgezocht en elkaar goedenacht hadden gewenst, lag hij alleen in het donker en probeerde niet te luisteren naar het intieme gemompel van hun stemmen in de kamer ernaast en het gekraak van het bed en probeerde hij de beelden die dit opriep uit zijn geest te bannen. En nog lange tijd nadat het stil was geworden en hij alleen nog het geruis van de rivier door het open raam hoorde, lag hij een uur wakker naar het plafond en de vlekkerige schaduwen van de bomen te staren.
Ze gingen voor zonsopgang op weg en reden naar het zuiden terwijl de mist kronkelend van de Bitterroot River links van hen kwam en rechts van hen de zon de bergtoppen verlichtte. Ze parkeerden en liepen twee uur naar het westen terwijl de zon achter hen opkwam. Hij verwarmde hun rug en sprankelde op het maaswerk van in dauw gedrenkte spinnenwebben die als sluiers over de struiken om hen heen lagen. Ten slotte kwamen ze aan de voet van een muur van grijze rots die zich uit het bos verhief, steil en iets opbollend en doorsneden door vlekkerige spleten die eruitzagen alsof ze door reuzen met beitels waren aangebracht. Julia stond ernaar omhoog te turen.
'Jullie maken zeker een grapje,' zei ze.
Connor en Ed hadden de wand al ettelijke malen beklommen en zeiden haar dat hij niet zo afschrikwekkend was als hij van beneden leek, maar ze schudde haar hoofd en keek minder dan overtuigd. Zonder nog een woord te zeggen liet ze echter haar rugzak van haar rug glijden, ging op een rots zitten, trok haar bergschoenen uit en haar klimschoenen aan, en de mannen deden hetzelfde. Ed haalde de kleine vulpenachtige injectiespuit tevoorschijn die hij altijd bij zich had en gaf zichzelf een insuline-injectie, waarna ze gingen zitten en een paar sandwiches met ham en kaas aten die Julia voor hun vertrek had gemaakt. Ze stouwden alles wat ze niet voor de beklimming nodig zouden hebben weg achter een stel rotsblokken, trokken hun klimgordels aan en bevestigden hun lijnen.
Connor ging voorop en Julia klom achter hem en toen hij bij de allereerste spijker op haar neerkeek zag hij dat ze wist wat ze deed. Ze klom goed rechtop, bewoog zich met behendig zelfvertrouwen en hield haar handen en armen op schouderhoogte.
Tegen het einde van de ochtend was de zon al heet. Ze hielden halt op een richel boven een smalle schoorsteen die ze hadden beklommen. Ze trokken hun trui uit, dronken uit hun veldfles en rustten even.
'Luister,' zei Julia. 'Luister toch eens naar die stilte. Is het niet prachtig?'
Ze had haar haar in een paardenstaart boven op haar hoofd opgebonden, droeg een korte broek en een geel mouwloos hemd waarin je haar rug en schouders zag en dat de roomkleurige bandjes van haar bh niet helemaal verborg. Haar huid was gebronsd en smetteloos, afgezien van een moedervlekje, als een chocoladespatje, vlak onder haar nek. Ze smeerde zonnebrandmiddel op haar bovenarmen en schouders en praatte onderwijl met Ed over een lastig stuk van de schoorsteen, terwijl Connor zijn best deed niet naar haar en de kloof tussen haar borsten te kijken. Hij draaide zich om naar het vergezicht over het woud dat zich duizeligmakend onder hen uitstrekte.
Ze klommen nog een uur door een tweede, bredere schoorsteen en werkten zich toen traag om een geweldig overhangend stuk heen tot ze op een richel kwamen die zo smal was dat alleen de uiteinden van hun tenen houvast vonden. Daarna werd de berg een tijdje vriendelijker, maar hoewel het nu meer een wandeling dan een klimpartij was bleven ze wel met touwen aan elkaar verbonden. Ze kruisten een kam naar een ander deel van de berg, waar raven met minachtend gekras om hen heen en onder hen door zwierden. Toen gingen ze verder, omhoog door een veld met gevallen rotsblokken die vreemd waren gebeeldhouwd door wind en regen, zodat ze als een kolonie slapende dinosaurussen aandeden.
Het laatste deel van de beklimming was het zwaarst, en eenmaal raakte Julia haar houvast kwijt en gleed uit. Ze gaf een zachte kreet, er klonk gekletter van vallende stenen en Connor trok zijn touw klem, zette zich schrap en riep 'van onderen' om Ed te waarschuwen. Het touw stond met een ruk strak en hield het en hij keek omlaag en zag haar even vrij in de lucht hangen en Eds angstige gezicht onder haar.
Ze was maar twee meter omlaag gegleden en vond snel weer vaste grond en ze bleven alle drie roerloos en zwijgend hangen tot de laatste echo van de losgeschoten stenen ver onder hen was weggestorven.
'Sorry, jongens,' zei ze.
'Gaat het?' vroeg Ed.
'Ja, prima.'
Ze keek omhoog naar Connor, maar zei niets. Ze bleef even op haar plaats om bij te komen en klom toen de rest van de etappe alsof het niets was. Toen ze bijna boven was stak Connor zijn arm naar beneden uit en pakte haar pols en ze hield de zijne vast en hij trok haar op de richel. Ze maakte haar touw los en stond daar naast hem, Ed met het touw helpend terwijl hij naar hen toe klom. Ze hijgde en haar huid glinsterde van het zweet. Connor keek naar haar en ze voelde het en glimlachte tegen hem en hij glimlachte terug. Toen hij nog ongeveer zes meter moest klimmen nam Ed even rust, en terwijl ze op hem wachtten hurkte Connor neer en keek uit over het woud. Hij voelde haar hand op zijn schouder en keek naar haar op. De zon stond fel achter haar en hij moest zijn ogen half dichtknijpen om haar gezicht te kunnen zien.
'Dank je voor je hulp zonet,' zei ze.
'Je hielp jezelf. Je klimt erg goed.'
'Dank je.'
'Niets te danken.'
Een uur later bereikten ze de top. Er was een kleine piek en daaronder een platform van golvende rots van ongeveer zes meter breed dat met stukken grijsgroen en amberkleurig korstmos was getooid. Het platform viel aan drie kanten steil weg en een paar mensen die hier eerder hadden geklommen hadden hun initialen op de wand van de piek gekrast, samen met de datum dat ze er waren geweest. Om hen heen waren nog hogere pieken, maar het leek toch alsof de hele wereld uitgerold aan hun voeten lag.
Ed zei tegen Connor dat deze een paar foto's moest nemen, en dus haalde Connor zijn Leica tevoorschijn en zette hen naast elkaar op de beste plek, waar hij iets op hen neer kon kijken en het mooiste panorama kreeg. Hij keek door de zoeker hoe ze elkaar vasthielden en hun wangen tegen elkaar drukten en in de camera keken. Hij nam drie foto's, iedere keer onder een andere hoek.
'Nu een van jullie met zijn tweeën,' zei Ed.
Connor schudde zijn hoofd. 'Ik ben hier de fotograaf.'
Hij had het nooit prettig gevonden als er een foto van hem werd gemaakt. Ed drong echter aan, dus gaf hij hem met tegenzin de camera en nam zijn plaats naast Julia in. Hij voelde zich verlegen en onhandig en wist niet of hij zijn arm om haar heen moest leggen, maar ze nam rustig de beslissing voor hem en legde de hare om zijn middel, dus legde hij de zijne om haar schouder en voelde dat ze dichter bij hem kwam staan, zodat hun heupen tegen elkaar drukten. Hij voelde de warmte en gladheid van haar huid tegen zijn hele onderarm en zijn handpalm, die om haar schouder lag, en de lucht die hij inademde werd gekruid door de hete zoete geur die ze droeg.
'Kom op, man, een beetje vrolijker,' riep Ed. 'Je kijkt als een vers lijk.'
Julia keek naar hem op en glimlachte en hij glimlachte naar haar omlaag en op dat moment drukte Ed af.
'Oké, nog een,' zei hij. Ditmaal keken ze in de lens. 'Dat lijkt er meer op.'
Connor voelde dat iets in hem zich ontspande. Hij hield zichzelf voor dat er niets mis was met het gevoel dat hij had. Ze was een prachtige vrouw en iedere man zou hetzelfde voelen. Het was geen verraad jegens Ed. Hij was zich haar gewoon bewust, dat was alles. Ed nam nog een foto en Julia liet Connor los, waarna ze naar Ed liep met de woorden dat het nu haar beurt was. Ze had zelf een kleine camera en nam een foto van de beide mannen, die zich als dwazen aanstelden en een komische machopose aannamen.
Er zat een zelfontspanner op de camera, en terwijl ze hem instelde gaf ze hun opdracht te blijven staan waar ze stonden. De mannen plaagden haar dat ze er zoveel tijd voor nodig had, maar uiteindelijk stond de camera klaar op een stapel stenen en ze zette het op een rennen om op tijd bij hen te komen, waarbij ze zo moest lachen dat ze bijna struikelde. Connor en Ed gingen iets uit elkaar om ruimte voor haar te maken. Ze legde een arm om hen heen en de camera flitste.
Ze maakten het zich gemakkelijk op het plateau en aten de rest van de sandwiches en een paar appels en noten en een reep dure Zwitserse chocolade die in de zon zacht en kleverig was geworden. Met een samenzweerderig gezicht haalde Ed een fles merlot en drie plastic glazen tevoorschijn die hij stiekem in zijn bepakking had gestopt, trok de fles open, schonk in en bracht een plechtige heildronk op de vriendschap uit, die de beide anderen herhaalden.
Nadat ze hadden gegeten gingen ze op hun rug op de zondoorstoofde rotsbodem liggen en keken naar de hemel. Kleine gebeeldhouwde witte wolken kwamen uit het westen aandrijven en Ed sleepte ze mee in een spelletje waarbij ze om beurten moesten zeggen waar de wolken hen aan deden denken. Op een zeker moment werd het stil en even later kwam Connor overeind en zag dat de twee anderen lagen te slapen. Ed had zijn T-shirt uitgetrokken; afgezien van zijn zonverbrande nek en onderarmen had hij een bleke huid. Hij had zich op zijn zij gedraaid en lag als een kind opgerold in de beschutting van Julia's arm.
Connor bekeek hen lange tijd. Het rijzen en dalen van hun ademhaling verliep gelijk, en hun gezichten, verslapt door de slaap, hadden een uitdrukking van onschuld die hem ontroerde en om een of andere reden treurig stemde, hoewel hij niet begreep waarom. Er kwam een vlinder over de rand van het plateau die even bij hen rondfladderde voor hij op Eds schouder landde. De onderkanten van de vleugels waren poederachtig bruingeel, maar toen hij ze weer opensloeg bleken de bovenkanten zo felrood te zijn dat het wel een open wond leek. Plotseling werd de vlinder door de bries opgetild en weggevoerd en Connor keek hoe hij wegvloog, en terwijl hij steeds kleiner werd, werd Connor getroffen door de gedachte dat wat je toeliet in je hart een kwestie van keuze was.
En nog lang nadat de vlinder was verdwenen bleef hij over de vele kilometers woud en bergen uitkijken die nevelig waren van de hitte en zich met de ronding van de aarde mee uitstrekten tot zijn horizon en andere daarachter. En hij bande de triestheid die hij had gevoeld uit zijn gedachten en zei tegen zichzelf dat de wereld voor zijn ogen overstroomde van hoop en beloften en dat het leven werkelijk was en altijd zou zijn zoals alles er nu uitzag, op deze onvoorstelbaar gouden zomerdag.